Tikkende klok in een stil, donker huis
Titel:
”De eeuw van Schnitzler. De opkomst van de burgerij in Europa”
Auteur: Peter Gay
Uitgeverij: De Bezig Bij, Amsterdam, 2002
ISBN 90 234 0054 2
Pagina’s: 416
Prijs: € 29,50;
”De gemaskerde eeuw”
Auteur: Marita Mathijsen
Uitgeverij: Querido, Amsterdam, 2002
Pagina’s: ISBN 90 214 7466 2; 268
Prijs: € 27,50. De Talentbijlage van maandag 10 maart is geheel gewijd aan de negentiende eeuw.
De negentiende eeuw is de eeuw van heimelijkheid en bangelijkheid. De eeuw van koningin Victoria, waarin de seksualiteit beperkt wordt tot voetjevrijen onder de tafel, het gezin nog als een onaantastbaar instituut functioneert. Een eeuw ook met een uitwaseming van iets knellends, iets benauwends, met een walm van spruitjeslucht, verstikkende burgerlijkheid en biedermeiermeubeltjes. Het gangbare beeld van de negentiende eeuw is uiterst negatief.
Natuurlijk, we weten ook dat het een eeuw van verandering en vooruitgang is, maar dat heeft de geestelijke spagaat en dus de heimelijkheid en benepenheid alleen maar vergroot. Geldt dit voor heel Europa, in Nederland is dat misschien nog een tikkeltje erger. De negentiende eeuw is een door en door burgerlijk tijdvak, waarin weinig geschreven wordt wat de moeite waard is, waarin ook maar weinig gebeurt. Voor creatieve gebeurtenissen als romantiek en revolutie moet je niet in Nederland zijn. In Nederland worden grote geesten gekleineerd. Dominees en schoolmeesters maken de dienst uit.
Het zal duidelijk zijn dat een dergelijke beschrijving schreeuwt om historici die de laakbaarheid van een dergelijke typering aantonen. Zo’n negatief beeld kan immers niet alleen maar waar zijn. Alsof het afgesproken is, verschenen er onlangs twee boeken over deze eeuw.
Peter Gay
Als eerste noem ik het boek van de Amerikaanse historicus Peter Gay. Gay is een groot kenner van de Verlichting en heeft een indrukwekkend aantal titels op zijn naam staan. Hij is inmiddels ook al zo’n twintig jaar bezig om zich intensief te bemoeien met de geschiedschrijving van de negentiende eeuw. Hierbij doet hij zijn best om het negatieve beeld van de negentiende eeuw te vergruizelen. Zijn studie van de negentiende eeuw resulteerde in vijf volumineuze werken die tussen 1984 en 1998 verschenen onder de titel ”The Bourgeois Experience - Victoria to Freud”.
Om zijn studie onder bredere lagen van de samenleving bekend te maken, gaf hij aan het begin van 2002 een samenvattende studie uit. Recent verscheen in Nederland hiervan een vertaling: ”De eeuw van Schnitzler”. De methode die Gay in dit werk hanteert, is eigenlijk al gedateerd. Het is de methode van de jaren ’70 en begin jaren ’80, waarbij inzichten van de psychologie en antropologie als een soort sjabloon over de geschiedenis worden gelegd. In Gay’s geval komt de negentiende eeuw dan onomkeerbaar in de soms kleffe omarming van Freud terecht. Gay is namelijk een groot bewonderaar van deze Weense dokter.
De keuze voor Arthur Schnitzler is dan ook niet zonder reden. Schnitzler is een Weense burgermanszoon, schrijver en dokter. Gay ziet in hem en zijn werk de kenmerken van de negentiende eeuw het duidelijkst tot uiting komen. Het oeuvre van de op dat moment meest vooraanstaande en controversiële schrijver weerspiegelt de bewustwording, emancipatie en de zeden van de burgerij. Zeden waarbij uiteraard een grote kloof gaapt tussen leer en leven.
Spagaat
Schnitzler wordt door Gay getypeerd als een rokkenjager, die prat gaat op de vele veroveringen die hij maakt. Kamermeisjes, patiëntes, voorbijgangsters, geen van hen is veilig voor zijn promiscue gedrag. En de geestelijke spagaat, zo typerend voor de negentiende eeuw, blijkt keer op keer. Van de dames verwacht hij namelijk een kuis leven. Streng ondervraagt hij ze naar hun vroegere seksuele leven. Aldus combineert hij zijn promiscue gedrag met burgerlijke ideeën over kuisheid. Voor Gay is het duidelijk: zijn bizarre seksuele gedrag wordt beïnvloed door het verstrikt gebleven zijn in onafgeronde kwesties in zijn kinderjaren… Maar de maskerade gaat nog verder. Geheel in de lijn van Freud gaat Gay verder psychologiseren: Schnitzler is waarschijnlijk homoseksueel!
Masker
Freud als gereedschap ter verklaring van de negentiende eeuw. Werd deze eeuw immers niet gekenmerkt door een bizarre angst voor het ongeremde, het dierlijke in de mens? Freud analyseerde, diagnosticeerde en kwam tot het vaststellen van de kwaal: verdringing! Op conventionele wijze onconventioneel zijn is het gevolg. Het is soms aandoenlijk hoe ver Gay met Freud meegaat om deze eeuw te verklaren. De freudiaanse divan is bezaaid met termen als angsten, drijfveren, symptomen en afweermechanismen.
Grappig is overigens dat Freud zelf weer een masker vormt voor de moderne Gay. Haal je dat masker van Freud weg, dan ontstaat er bij vlagen een heel serieus boek waarin op overtuigende wijze meer gedaan wordt dan alleen nagaan wat zich in de krochten van ons onderbewustzijn afspeelt. Zo geeft hij op boeiende wijze aandacht aan de literatuur en de bourgeoiscultuur van de negentiende eeuw.
Het mag duidelijk zijn dat met Freud als werkmateriaal de omgang met het seksuele voor Gay van groot belang is. Een niet onaanzienlijk deel van zijn boek wordt dan ook daaraan besteed. Het verborgen leven heeft immers grote invloed op ons uiterlijk vertoon. Soms wrijf je de ogen uit bij het lezen over de bijna spastische omgang met het seksuele bij onze negentiende-eeuwse voorouders. Zo zouden vrouwen geen seksuele gevoelens kennen. Vrouwen die dat wel hadden, waren onverbiddelijk voorbestemd tot de prostitutie. Als alle vrouwen immers seksuele gevoelens zouden kennen, zou de hele wereld een bordeel zijn.
Zeer gevaarlijk
De masturbatie, ook wel aangeduid met onaneren of zelfbevlekking, werd als zeer gevaarlijk beschouwd. Volgens Gay verspreidde een drievoudig verbond van predikers, opvoeders en dokters de alarmerende boodschap dat er een medische en culturele ramp zou uitbreken als zelfbevlekking niet werd uitgeroeid.
De omgang met deze wetenschap is van een verbluffende ’originaliteit’. Broeken zonder zakken, wc’s zonder deuren, een houten schot dwars over het bed plaatsen, om een afscheiding te vormen rond het middel. De meest ’originele’ bestrijders bedachten allerlei hulpstukken om het reinheidsideaal te ondersteunen. Deze bizarre omgang met de seksualiteit tegenover de vrije houding van een Schnitzler: daarmee is de eeuw getypeerd.
Tikkende klok
Het tweede boek over de negentiende eeuw is van de hand van Marita Mathijsen, ”De gemaskerde eeuw”. Mathijsen is hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam. Haar boek is prettig leesbaar en hier en daar meer literair van aanpak dan dat van Gay. Wie de vroege jaren ’60 nog heeft meegemaakt, heeft de negentiende eeuw nog ervaren, aldus Mathijsen. „Ik ken het geluid van de negentiende eeuw: de tikkende klok in een stil, donker huis, waarin het daglicht geweerd werd, waar dikke zelfgeknoopte tapijten voetstapgeluiden tegengingen, de huizen van mijn oudtantes- en ooms. (…) Ik ken de kleur van de negentiende eeuw: die was zwart. (…) Alles boven de vijftig leek zwart te dragen.”
In veel opzichten lijken de boeken van Gay en Mathijsen op elkaar. Evenals Gay bespreekt Mathijsen in haar boek de seksualiteit, de literatuur en de levensomstandigheden. Mathijsen is echter op Nederland gericht. Ze bestudeert vergelijkbare erotische avonturen als die van Schnitzler bij Jacob van Lennep, Willem Bilderdijk en anderen. De titel van haar boek gaat ook in dezelfde richting: zij gebruikt de metafoor van het masker om de negentiende eeuw te karakteriseren.
Het is echter een verademing dat bij haar een dwingende freudiaanse preoccupatie ontbreekt. Sterker nog, tussen de regels door en soms expliciet neemt ze daar afstand van. Zo beschrijft Gay de negentiende-eeuwse liefdadigheid in zuiver freudiaanse terminologie toe aan een ”collectief schuldgevoel”. De zelfbeheersing die betracht diende te worden, mislukte immers van tijd tot tijd. De hierdoor ontstane schuldgevoelens, gemengd met een toefje maatschappelijke bezorgdheid en plichtsbesef, werden geprojecteerd op de misdeelden in de samenleving.
Mathijsen heeft het echter over de sociale intelligentie, netwerkuitbuiting en tomeloze energie van mensen als Heldring en Sarphati als oorzaken voor het tot stand brengen van bedelaarsopvang, huizen voor krankzinnigen en gevallen meisjes.
Dubbele moraal
Mathijsen valt Gay echter ook voor een belangrijk deel bij: de negentiende eeuw is niet de eeuw van de ingezonkenheid en bangelijkheid. Met genoegen las zij de boeken van negentiende-eeuwse Nederlandse literatoren, die haar op school afgeschilderd waren als inferieur in vergelijking met de frisse Tachtigers. Het is ook niet de eeuw van de preutsheid, maar eerder die van de dubbele moraal. Meisjes uit de hogere klassen waren inderdaad seksueel analfabeet. Het was niet ondenkbaar dat een dergelijk meisje dacht dat ze zwanger werd door gewoon naast haar man te slapen.
Anderzijds werd in verlichte kringen de onderdrukking van de mannelijke seksualiteit niet gezond geacht. Elke man in vooraanstaande positie -artsen, advocaten, schrijvers enz.- leek zich overspel te kunnen veroorloven. Mathijsen: „… in elk beroep komen mannen met het deugdzame masker voor. In het gezin en in het openbaar werd dat als tweede huid gedragen.” Daarbij moet gesteld worden dat de grootste scheidslijn die tussen klassen was. Dienstmeisjes waren vogelvrij voor studenten en heren in huis.
Verder, en dat zien we ook in het boek van Gay, beschouwt Mathijsen de negentiende eeuw als de eeuw van de grote voorbereiding. De meeste twintigste-eeuwse vernieuwingen op technisch en sociaal gebied hebben immers hun voorbereiding in de negentiende eeuw. De enorme industriële ontwikkeling van de twintigste eeuw was niet mogelijk geweest zonder de negentiende eeuw. En wat te denken van de algemene democratisering, de humanisering van de rechtspraak (de recente discussie over de herinvoering van de doodstraf moet door Mathijsen als een gruwel ervaren zijn), de sociale wetgeving, de modernisering van de ziekenhuizen, het riool en de waterleiding. Te veel om op te noemen.
Godsdienst
Pas in de jaren ’60 van de afgelopen eeuw ziet Mathijsen de idealen van de burgerelites van de negentiende eeuw in volle glorie tot uitdrukking komen: een zorgende overheid, een goede gezondheidszorg, studiebeurzen, vrijheid voor kunst en gedachten en plaats voor iedereen. „Alleen voor God was er geen plaats meer”, zo is de laatste verzuchting in haar boek. Een zucht van opluchting? In de negentiende eeuw was God immers nog zeer nadrukkelijk aanwezig. Terecht stelt ze in een hoofdstuk ervoor dat de invloed van de godsdienst op het dagelijks leven moeilijk overschat kan worden. Het is wel tekenend dat ze vervolgens de godsdienst afdoet in een hoofdstukje van nauwelijks tien pagina’s. Hier lijkt Mathijsen de houding van de door haar bewonderde eeuw naadloos over te nemen.
Het gaat mij ook te ver om de negentiende eeuw de Godsmoord in de schoenen te schuiven. Gay wijst, nadrukkelijker dan Mathijsen, op het (voorbereidende) werk van zeventiende- en achttiende-eeuwers als Bayle en Voltaire. Dáár gaat een belangrijke wissel om! Natuurlijk kan niet ontkend worden dat de negentiende eeuw er een stevige schep bovenop doet. Er werden diverse pogingen ondernomen om het onhoudbare van het christendom aan te tonen. De Duitse theoloog en filosoof David Friedrich Strauss trachtte met zijn radicale ”Das Leben Jesu” allerlei incoherenties en tegenstrijdigheden in het Nieuwe Testament aan te wijzen. Christus wordt niet meer dan een product van collectieve nostalgie gezien.
Gay hanteert natuurlijk zijn Freud om ook deze problematiek te lijf te gaan: „De antireligieuze geschriften van dergelijke polemisten of de wetgeving in het kader van de secularisatie brachten telkens opnieuw instinctieve reacties bij gelovigen teweeg.” Bij deze gelegenheden sloten trouwe christenen zich aaneen en „begroeven -tijdelijk- hun confessionele strijdbijlen.” Dat was bijzonder, want veelal besteedden groepen christenen hun tijd vooral aan het bestrijden van elkaar.
Gay poneert in dit verband de freudiaanse slogan van „het narcisme van het kleine verschil”: de ergernis en achterdocht wordt in het bijzonder gewekt door degenen die theologisch het dichtst bij elkaar in de buurt staan. Ondanks alle kritiek die Freud oproept, de waarheid van deze stelling zien we bijna dagelijks in onze omgeving, zowel op politiek als op kerkelijk niveau.
Typisch menselijk
Ten slotte. Misschien wordt met onder andere het sterk aanzetten van het ultieme belang van de negentiende eeuw in deze positiekeuze ten opzichte van God ook wel een zwakte van beide boeken zichtbaar: er wordt te gretig op dit aambeeld gehamerd. Natuurlijk is dat best begrijpelijk als je deze eeuw zo belangrijk vindt dat je er een boek of een serie boeken aan wijdt. Maar geldt hiervoor niet hetzelfde als voor de metafoor van het masker: is dat het exclusieve recht van de negentiende eeuw? Is het ophebben van een masker niet een typisch menselijk fenomeen, van alle tijden, zelfs in onze zogenaamde geliberaliseerde eenentwintigste eeuw? Hebben het afwerpen van maskers en taboes niet een belangrijk deel van de geschiedenis van het jaar 2002 bepaald?
Het soms onevenwichtig benadrukken van het belang van de negentiende eeuw verleent de auteurs bij vlagen iets van een evangelist, die de eigen waarheid zo belangrijk vindt, dat hij die met schrille klanken overschreeuwt. En dat gaat meestal ten koste van die waarheid.
Titel: