Godsdiensten niet gelijkstellen
De Zwitserse volksstemming over minaretten heeft in Europa een groot debat losgemaakt. In Nederland kreeg dit nog een extra tintje door de motie van de SGP’er Van der Staaij. Die lag op het moment van het referendum in Zwitserland juist in de Tweede Kamer op stemming te wachten. Met zijn oproep tot „wijze terughoudendheid” rond minaretten had Van der Staaij over belangstelling niet te klagen.
De kwestie waar de hele zaak om draait, is natuurlijk deze: Wij willen die moslims eigenlijk niet, maar kunnen we er met onze vrijheid van godsdienst nog wel onderuit? Het is overduidelijk dat de bouw van grote moskeeën in veel landen spanningen oproept.Opvallend is dat een Duitse rechter onlangs een betoog hield waarin hij stelde dat de godsdienstvrijheid ons er niet toe verplicht moslims vrij baan te geven. Volgens dr. Michael Bertrams is het onjuist om als overheid te doen alsof christendom en islam evenveel waard zijn. Dat zou zelfs verraad zijn aan de Duitse grondrechten zelf.
Rechter Bertrams is president van het grondwettelijk hof van de deelstaat Noord-Rijnland-Westfalen. Maar zijn uitlatingen deed hij niet als dienaar van Vrouwe Justitia, maar als vrij intellectueel.
Hij sprak in het kader van het 75-jarig bestaan van de Barmer Thesen, een theologische verklaring uit 1934 die werd geboren uit verzet tegen het Hitlerregime. Bertrams richt zich vooral op de stelling die de aanpassing van de kerk aan de staat verwerpt.
Op de achtergrond speelde in 1934 mee dat de verhouding tussen kerk en staat veel inniger was –en in Duitsland nog altijd is– dan bijvoorbeeld in Nederland. Hier en daar bestond bijvoorbeeld de gedachte dat de staat ook het kerkelijk recht moest regelen. Zo’n situatie is voor dictators natuurlijk aantrekkelijk, want daarmee krijgen ze gemakkelijk invloed in de kerk.
De nieuwe Duitse grondwet van 1949 kent de scheiding van kerk en staat. Toch hebben kerken een erkenning als publiekrechtelijk orgaan en bestaat er „nauwe samenwerking” tussen kerk en overheid. Predikanten en andere medewerkers van de grote kerken ontvangen hun salaris uit de schatkist.
Tussen staat en moskee bestaat deze samenwerking echter niet. De islam heeft in Duitsland ook geen status van publiekrechtelijk orgaan. Moslims blijven aanhangers van een privégodsdienst.
In zijn toespraak bestrijdt Bertrams dat de staat zijn schouders moet ophalen over welke godsdienstige uiting dan ook. Een hoofddoekje voor een lerares op een openbare school kan er bij hem niet bij door.
„Het religieuze symbool van een leraar of een politieagent is iets anders dan hetzelfde symbool bij een voorbijganger”, aldus de rechter in zijn betoog van zeventien pagina’s. „Een islamitische lerares die vasthoudt aan het dragen van een hoofddoekje, laat zien dat ze niet zonder voorbehoud tegenover onze grondwet en zijn waarden staat.”
Bertrams weet dat ook moslims zich beroepen op de Duitse grondwet. Maar waarom handelen ze dan intern niet naar de grondrechten daaruit? Als voorbeelden noemt hij de discriminatie van de vrouw, de sharia en de islamitische theocratie. Met een godsdienst die zo duidelijk „grondwetsvijandige doelen” heeft, mag de staat geen samenwerking aangaan.
Tegelijk is er ook iets dat de staat wél moet doen, namelijk het beschermen van de Europese cultuur en zijn „christelijke bronnen.” De Duitse staat zou zijn eigen wortels doorsnijden als hij alle godsdiensten als volkomen gelijk zou behandelen. Neutraliteit best, zegt Bertrams, maar alstublieft geen onverschilligheid.
Bertrams brandt zich niet aan de vraag over moskeeën en minaretten. Maar zijn oproep is helder: Verraad de christelijke traditie niet.
Evert van Vlastuin. Reageren aan scribent? buza@refdag.nl.