SGP prikt zich aan minaret
Wat zou God bedoeld hebben toen Hij, zo’n 3500 jaar geleden, sprak: „Gij zult geen andere goden voor Mijn aangezicht hebben”? Stond Hij bij dit eerste van de Tien Geboden de Israëlieten oogluikend toe om later naast de tempel in Jeruzalem ook hier en daar wat altaren voor Baäl, Dagon of Moloch neer te zetten?
Het antwoord spreekt eigenlijk voor zich. Doordat God Zijn wet zo nadrukkelijk inzet met een verbod op de dienst aan andere goden, onderstreept Hij dat er slechts één echte God is. Alles daarbuiten wat claimt god te zijn, is slechts afgod.Bovendien zegt dit eerste gebod dat deze exclusieve God er recht op heeft door ieder gediend te worden op de wijze zoals de Bijbel beschrijft. Niet alleen door christenen in de biblebelt, maar ook door atheïsten in Amsterdam en animisten in Chili. Moslims in Indonesië behoren God te aanbidden in Jezus Christus, Zijn Zoon.
Wie zo de Bijbel leest, is niet blij met minaretten, of die nu in Tholen staan, in Tilburg of in Teheran. Maar hoe laten zulke rechtlijnige uitgangspunten zich omsmeden tot een politiek program? Dan is het verwijt van intolerantie bijna onontkoombaar. SGP-Kamerlid Van der Staaij kan erover meepraten, nadat hij zich deze week bezeerde aan een minarettenmotie.
Wat deed hij nu precies verkeerd? Niet zo veel. De SGP vroeg slechts om „wijze terughoudendheid” bij onder andere de bouw van grote moskeeën en minaretten. Voorzichtiger kon de motie niet gesteld zijn. Maar als door een wesp gestoken, en geprikkeld door het Zwitsers referendum, buitelden links en rechts over de SGP heen. De laatste die zich in dit koor mengde, was PvdA-partijvoorzitter Ploumen, die gisteren opriep om de opvattingen van de SGP net zo te vuur en te zwaard te bestrijden als die van de salafistische imam Fawaz. Alsof dat niet discriminerend is.
Kernbezwaar van de meeste critici is dat de SGP in het steeds seculierder Nederland gedoogd wordt dankzij de vrijheid van godsdienst, daarbij van tijd tot tijd opkomt voor de rechten van christenen in bijvoorbeeld Turkije, maar die godsdienstvrijheid niet gunt aan moslims in Nederland.
Dat de motie van de SGP daar helemaal niet op doelde, doet er dan kennelijk niet meer toe. Van der Staaij beoogde slechts het kanaliseren van onbehagen. Minister Van der Laan ondersteunde vorige week die gedachte, maar de pijlen van de critici richtten zich uitsluitend op de SGP.
Het geluid van Van der Staaij was zeker niet nieuw. Al vaker legde hij de vinger bij ”godsdienstallergie”: de krampachtige gedachte dat alle godsdiensten gelijk zijn en dus ook gelijk behandeld moeten worden. In plaats van te wennen aan de dwangbuis van de multiculturele samenleving, mogen Nederlanders opkomen voor de christelijk-historische wortels van hun land.
En, belangrijker, christenpolitici mogen daarbij oproepen tot de dienst aan die enige ware God. Zij hoeven zich, net als Paulus, niet te schamen voor het Evangelie van Christus. Hen zal dan voor de voeten geworpen worden dat dat strijdt met de politieke spelregels. Maar critici weten best dat de SGP zich voegt in het democratische krachtenveld. Dus zal die partij nooit oproepen tot gewetensdwang of tot deportatie van moslims.
Wat dat laatste betreft, doet de SGP er goed aan ondubbelzinnig afstand te nemen van de motieven van de PVV. Inspelen op onderbuikgevoelens of vreemdelingenhaat is uit den boze. Het tegenovergestelde is juist gepast: het weren en uitroeien van valse godsdiensten is een zaak van geestelijke wapens en dus van Woord en gebed.
Daarmee houdt de minarettenmotie ook christenen de spiegel voor. Welke afgoden houden ze er zelf nog op na? Wat doen ze daadwerkelijk aan evangelisatie en hoe vaak bidden zij om de bekering van moslims in dit land?