Overheid moet appel doen op het hart
In de Waalse Kerk in Den Haag wordt iedere derde dinsdag van de maand een residentiepauzedienst gehouden. Een Haagse predikant spreekt een meditatie uit, waarna een politicus van een van de christelijke partijen een toespraak houdt. Dinsdag 17 november sprak mr. C. G. van der Staaij (SGP).
Kent u het boek: ”De prooi”? Het leest als een spannend jongensboek, juichen de recensies. Als zoete broodjes gaan de exemplaren over de toonbank. Menigeen leest hoofdschuddend het verhaal. Het is toch wat! Blinde trots die een bank breekt. De verblinding van bankiers door de focus op het eigen belang, de blikvernauwing op de korte termijn door het ruiken van snelle koerswinst. Dus zó werd de jager prooi.Ieder heeft zo zijn eigen gedachten bij dit ontluisterend kijkje achter de schermen van de illustere bankwereld. „De besluitvorming in het bedrijfsleven is ook niet alles”, schamperde een politicus. „Onbegrijpelijk dat de overheid niet eerder heeft ingegrepen”, verzucht een voormalig medewerker van de bank.
Maar wie ziet zichzelf als een prooi? De balk van het materialisme bij de ander springt al snel in het oog. Die is bij de buurman altijd weer makkelijker te ontdekken dan bij jezelf: „Ik geef wel erg veel geld uit aan mooie kleren, maar dat komt simpelweg omdat ik er goed uit wil zien. Maar wat sommige mensen toch aan auto’s uitgeven, dat is werkelijk ten hemel schreiend!”
En wat zegt de mooieautobezitter? „Nee, dat is geen materialisme. Ik heb simpelweg een passie voor techniek. Maar die mensen die jagen naar het grote geld, die moeten aangepakt worden!”
Vragen we het aan die grootgeldjagers of zij aanbidders van materie zijn, dan hebben zij ook weer hun woordje klaar: „Wij zijn gewoon de hardwerkende mensen, die door de politiek zo veel geprezen worden – en zeg nou zelf: wat is er mis met een flink arbeidsethos? Die luiaards, die zien overal leeuwen en beren op de weg.”
We doen er goed aan om eerst en vooral onszelf als prooi te zien. We staan allemaal bloot aan de verleiding van het materialisme, aan de verleiding van de onmatige begeerte, de verleiding van de betoverende geldzucht. De prooi – dat is waarnaar een roofdier op zoek is. Zo gaat ook de duivel om als een briesende leeuw, zoekende wie hij zou mogen verslinden. (1 Petr. 5:8). De duivel begeert ons, en kwade begeertes krijgen gemakkelijk vat op ons. Een levensgevaarlijke combinatie.
Overheid
Maar nu de politieke toepassing. Wat kan de overheid hiermee?
Is het tiende gebod, ”Gij zult niet begeren”, niet meer het terrein van de moraal dan van het recht? Inderdaad kunnen we het hier, net zo min als bij de andere geboden, zeker niet alleen van de overheid verwachten. De overheid moet zijn best doen om het kwaad te beteugelen en het goede te bevorderen. Maar wetten veranderen geen harten. Voor de aardse justitie ben je onschuldig als je een andere vrouw aanziet om te begeren, maar Christus geeft aan dat de goddelijke justitie het hart aanziet. Alleen al de kwade begeerte stelt schuldig aan het gebod (Matth. 5:28).
De overheid gaat niet overal over. Er is en blijft een eigen verantwoordelijkheid voor burgers en bedrijven. Zo is het een gevaarlijk symptoom van materialisme en hebzucht als er van het verdiende privé-inkomen weinig geld voor goede doelen wordt gedoneerd. Maar een albedillende overheid die gedetailleerd gaat voorschrijven wat milddadigheid of matigheid inhoudt, verwordt zelf tot een gevaarlijk monster.
Ik zeg dat niet om het de overheid op het terrein van het tiende gebod gemakkelijk te maken. Integendeel: er is genoeg te doen in het beteugelen van hebzucht, in het grenzen stellen aan de vijfde colonne van de boze begeertes die in ons huist.
Rekening houden met de ernst van kwade begeertes en de kwetsbaarheid van de mensen hiervoor betekent heel concreet ook het indammen van reclames. Strenge regels stellen voor kredietreclames bijvoorbeeld, waaraan veel mensen in kwetsbare situaties ten prooi vallen. Grenzen stellen aan reclames voor alcohol, wetend dat er al zo veel immense problemen rond drankgebruik zijn. En reclames verbieden die de begeerte aanwakkeren voor zaken die evident Gods gebod tarten – zoals bordeelbezoek.
Het goede belonen
Een overheid die het tiende gebod serieus neemt, zal ook corruptie actief bestrijden. Zal ook gokzucht pogen te bedwingen. Dat verdraagt zich dus niet met een staatsloterij of overheidscasino’s waarvan de overheid zelf actief profiteert.
Verkeerde praktijken aanpakken, maar het goede belonen en stimuleren. Daarom is het wel mooi dat giften voor goede doelen fiscaal aftrekbaar zijn. Daarom is het belangrijk dat er een wervend integriteitsbeleid wordt gevoerd. Daarom is het ook goed dat er een stevig gedeelte van de belastinginkomsten voor de naaste in nood wordt gereserveerd, dichtbij en ver weg.
Discussie over een goede inzet van de gelden voor ontwikkelingssamenwerking is uitstekend. Jammer alleen dat die zo vaak wordt gevoed door de begerige wens om dat geld wat meer voor het eigen belang in te zetten. Hebzucht gaat gemakkelijk ten koste van de naaste in nood. Of ten koste van de schepping. We weten al lang dat we met onze leefstijl op te grote voet leven, roofbouw plegen op de schepping. Maar we verzinnen toch maar weer een energieverslindende terrasverwarmer om toch buiten te zitten, terwijl het gewoon te koud is om buiten te zitten. Een flinke milieuheffing kan dan geen kwaad.
Juist het tiende gebod onderstreept dat niet alleen de in het oog springende daad telt. Daarachter zit de gezindheid van het hart. Accentueert dat niet juist ook de verantwoordelijkheid van de overheid om alle mogelijkheden te benutten om een appel op het hart te doen? In een Troonrede dus niet zeggen dat het goed met Nederland gaat, als het alleen met de economie goed gaat, maar in alles uitstralen dat het om meer dan geld en goed gaat. Materialisme is onmatigheid, de zaken niet meer in de juist verhouding zien. Als alleen het hier en nu telt, verdwijnt het eeuwigheidsperspectief en verzwakt de weerbaarheid tegenover kwade begeertes.
Het gebod brengt bij het gebed, het bekendmaken van gerechtvaardigde begeertes bij God. Tot in de bede van de Troonrede.
De auteur is lid van de Tweede Kamer voor de SGP.