Solidariteit tussen de generaties
Het familiegevoel lijkt in Nederland niet kapot te krijgen. Ondanks het veelvuldig gebruikte beeld dat autochtone families als los zand aan elkaar hangen, blijkt uit een grootschalig onderzoek dat het tegendeel waar is. Belangrijkste uitkomst is dat Nederlandse familieleden heel zorgzaam voor elkaar zijn.
Jongvolwassen kinderen blijken zich wel degelijk te bekommeren om hun ouders. Veelal ongevraagd geven ze emotionele steun en praktische zorg, aan moeder iets meer dan aan vader. Ook lopen de opvattingen van jongvolwassenen in het algemeen niet ver uiteen met die van hun ouders.Een kwarteeuw geleden lag dat duidelijk anders. Toen in de jaren zestig, zeventig een revolutionaire geest door de maatschappij waarde, ontstond een scherpe generatiekloof. Ouders keken verbaasd naar het gedrag van hun kinderen en waren ontzet over hun opvattingen. Bestaande structuren en vertrouwde standpunten werden ter discussie gesteld. Jong dacht beslist anders dan oud.
Die vernieuwingsgeest van de jaren zestig, zeventig veroorzaakte ook een gezagscrisis. Jongeren aanvaardden niet langer het gezag van ouderen.
Uit onderzoek blijkt dat nu die scherpe tegenstelling tussen de generaties is verdwenen. Vaders en zonen kunnen elkaar op veel punten vinden; dochters hebben goed contact met hun moeders. Er lijkt een grotere solidariteit tussen de generaties te zijn dan 25 jaar geleden.
Toch betekent dat niet dat de samenleving is teruggekeerd naar de vertrouwde verhoudingen van voor de culturele omwenteling die zich rond 1970 voltrok. De ouders van nu zijn in die periode zelf volwassen geworden. Dat heeft een belangrijk stempel gezet op hun gedrag en opvattingen.
Het vrijheidsdenken dat erop uit was het gezag tot een minimum te reduceren, hebben de vijftigplussers van nu zelf de samenleving ingedragen. Het individualisme dat nu kenmerkend is voor onze maatschappij is door de vaders en moeders van de huidige jongvolwassenen met kracht verdedigd.
Dat stempelde ook de opvoeding die zij hun kinderen in de achterliggende jaren hebben gegeven. Zoon of dochter mocht veel zelf uitmaken, moest vooral zelfstandig kiezen. Daar ligt een belangrijke oorzaak voor het feit dat de generatiekloof sterk is afgenomen. Het streven naar maximale keuzevrijheid delen de ouders van nu met hun jongvolwassen kinderen.
Natuurlijk is het positief dat volwassen kinderen het goed met hun ouders kunnen vinden. Dat geeft ook hoop voor de toekomst, als senioren meer dan voorheen zullen zijn aangewezen op de hulp van hun familie en omgeving. Die solidariteit tussen de generaties zal gekoesterd moeten worden.
Tegelijk is er wel een risico. Want met het schenken van maximale vrijheid door ouders aan hun kinderen dreigt het gevaar dat juist de overdracht van vaste waarden in het gedrang komt.
Het is niet moeilijk om met elkaar te leven als men elkaar volledig vrijlaat. Het wordt lastiger als ouders hun kinderen willen voorgaan omdat ze hun de goede weg willen wijzen. Dat kan op weerstand stuiten. Maar juist christelijke ouders weten hoe belangrijk die leiding is.