Opinie

Woord der waarheid biedt vastheid

Niet het gereformeerde belijden moet passend gemaakt worden op de denkwereld van de postmoderne mens, maar het denken van de mens moet onderworpen worden aan de waarheid, reageert A. A. Gorter op dr. Herman Paul (RD van 31 oktober).

9 November 2009 10:55Gewijzigd op 14 November 2020 09:06

In zijn sympathieke reactie op onder meer mijn eerdere opiniebijdrage wil Herman Paul de verwarring wegnemen die ik vrees bij de term ”postmodern gereformeerd”. Hij pleit voor een „christelijk historisch besef”, waardoor we het verleden niet verabsoluteren, maar beseffen dat we door Gods voorzienigheid in déze tijd zijn geplaatst, en dus geroepen zijn om antwoorden te vinden op de vragen van deze tijd.Dat is me uit het hart gegrepen, en ik doe daar niet graag iets van af. Toch is mijn vrees hiermee niet weggenomen. In het kader van het spreken over ”contextualisatie” versmalt Paul de betekenis van het postmodernisme tot „een knagend gevoel van verandering.” Een gemiddeld mens denkt bij het begrip postmodern echter aan heel andere dingen, zoals relativiteit en pluriformiteit van de waarheid, afscheid van de grote verhalen, voorkeur voor twijfel boven zekerheid et cetera.

In het jargon van het postmodernisme heeft het begrip ”context” een speciale betekenis, namelijk dat het de bron is van de waarheid. Paul geeft weliswaar duidelijk aan dat híj dat in dit verband zo niet ziet, maar mijn vrees is dat de term postmodern gereformeerd langer meegaat dan Pauls definitie ervan, en dat zo de indruk ontstaat dat postmodernisme in zijn gangbare betekenis wel samengaat met gereformeerd-zijn. In die zin is de terminologie van Paul verwarrend.

Modernisme

Intussen blijf ik zitten met een knagend gevoel van ongerustheid over de vraag of het hier echt alleen maar over terminologie gaat. Dat gevoel wordt met name gevoed door twee elementen uit het betoog van Paul.

Het eerste is de herhaalde stelling dat veel van wat wij belijden in feite is ingegeven door de invloed van het modernisme. Hoewel ik te weinig cultuurhistoricus ben om hier stellige uitspraken over te doen, vraag ik me af of hier niet de denkfout wordt gemaakt dat een koe weliswaar vier poten heeft, maar dat daarom niet alles wat vier poten heeft een koe is.

Inderdaad zoekt het modernisme naar universele waarheid, maar niet iedere opvatting die uitkomt op algemeen geldende waarheid is per definitie beïnvloed door het modernisme. Wordt het gereformeerd belijden niet te veel gerelativeerd door het min of meer als een modern product af te schilderen? Is het niet typisch postmodern om alles wat riekt naar stelligheid het etiket ”modern” op te plakken? Focus op individuele geloofservaring is bijvoorbeeld geen modern gegeven. Het modernisme ontkent immers de openbaring. Die focus is een Bijbels gegeven.

Mijn tweede punt van zorg is dat Paul herhaaldelijk de eigen context van bijvoorbeeld de Reformatie benadrukt, en daarmee steeds aandacht vraagt voor het verschil met onze tijd. En inderdaad geldt voor Calvijn, De Brès, Ursinus, Olevianus en de Dordtse Synode: het gras verdort, de bloem valt af. Maar hun denken was onvoorwaardelijk onderworpen aan, en hun geschriften consequent verankerd in het Woord van onze God, dat blijft in der eeuwigheid.

Daarom doen we er beter aan alle nadruk te leggen op de waarheid en dus continuïteit van het gereformeerde belijden, in plaats van op de schatplichtigheid ervan aan zijn vroegmoderne context. Daarmee verabsoluteer ik het gereformeerd belijden niet, maar ik honoreer wel dat het gefundeerd is op absolute waarheid. Bij het bestuderen van de reformatoren is zeker nodig ze in hun eigen context te plaatsen. Niet om hun boodschap in een andere context te relativeren, maar om ze des te beter te verstaan.

Als Paul mij vraagt hoe ik denk te helpen een postmodern gereformeerd-zijn te realiseren, en welke aanpassingen daarvoor nodig zijn, stelt hij naar mijn idee dus de verkeerde vraag. Niet het gereformeerde belijden moet passend gemaakt worden op de denkwereld van de postmoderne mens, maar het denken van de mens moet onderworpen worden aan de waarheid, aan het Woord der waarheid.

Houdbaar antwoord

De vraag moet zijn: Hoe rusten we onze jongeren (en ouderen!) toe om als christen in déze tijd te staan, die inderdaad vergeven is van een postmodern relativiteitsdenken? Daartoe behoort het beproeven van de geesten of ze uit God zijn (1 Joh. 4:1), het wederleggen, vermanen, bestraffen in alle lankmoedigheid en leer (2 Tim. 4:2), de bereidheid tot verantwoording aan een iegelijk die rekenschap afeist van de hoop die in ons is, met zachtmoedigheid en vreze (1 Petr. 3:15).

Zit hier niet juist het enige houdbare antwoord op het postmoderne relativisme? Want tegenover het onzekere, het ongrijpbare, het gebrek aan houvast bij de postmoderne mens, tegenover het steunen op de gebroken rietstaf van de rede van de moderne mens, stelt Gods Woord de voorgestelde hoop, welke wij hebben als een anker der ziel, hetwelk zeker en vast is, en ingaat in het binnenste van het voorhangsel (Hebr. 6:18 en 19). Zonder deze hoop kunnen we de schijn van gereformeerdheid hoogstens nog even ophouden, maar ook niet meer dan dat.

Met Paul deel ik de zorg over de overdracht van het gereformeerd belijden in een tijd waarin daarvoor steeds minder plaats is. Ik vrees echter dat we met zijn oplossingsrichting uiteindelijk zullen gaan samenvoegen wat God gescheiden heeft. Postmodernisme is de filosofie van de twijfel, en twijfel is de tactiek van de vorst der duisternis (Gen 3:1).

Laten we in prediking, catechese, onderwijs, opvoeding, gezamenlijke bezinning en in welke verbanden God ons ook plaatst, elkaar opscherpen om ons denken te onderwerpen aan de Bijbel, wakend en biddend om de onmisbaar nodige leiding van en vernieuwing door Gods Geest.

De auteur is docent ict aan het Hoornbeeck College.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer