Cultuur & boeken

Besmet tijdens de oorlog

NIOD-onderzoekster Ismee Tames schreef een intrigerend boek over de kinderen van NSB’ers na de Tweede Wereldoorlog. Daarmee zet ze aan tot nadenken over de eigen beeldvorming rond de NSB en het verzet. Klopt dat beeld wel met de werkelijkheid van 1945?

Herman van Beek
28 October 2009 07:41Gewijzigd op 14 November 2020 09:00
De eerste Duitse troepen komen in 1940 over de Berlagebrug de hoofdstad binnen. Sommige Amsterdammers, onder wie vele NSB’ers, begroeten de bezetters met de Hitlergroet. Foto ANP, Co Zeylemaker
De eerste Duitse troepen komen in 1940 over de Berlagebrug de hoofdstad binnen. Sommige Amsterdammers, onder wie vele NSB’ers, begroeten de bezetters met de Hitlergroet. Foto ANP, Co Zeylemaker

Ismee Tames is als historicus en politicoloog verbonden aan het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD). Ze geeft met ”Besmette jeugd. Kinderen van NSB’ers na de Tweede Wereldoorlog” veel nieuwe informatie over NSB-kinderen, gebaseerd op zorgvuldig onderzoek.„Deze kinderen: wat hebben ze het moeilijk gehad.” Zo begint Ismee Tames na vele interviews en gesprekken haar boek. Ze beschrijft de mythevorming over de ‘goede’ Nederlanders die zich van nature zouden verzet hebben tegen het Duitse bewind. En de ‘foute’ Nederlanders, de NSB’ers die gekenschetst werden als landverraders en verantwoordelijk waren voor de deportatie van de Joden.

Verzetsmensen

Wie trokken zich het lot aan van de kinderen van NSB’ers? Wat waren dat voor mensen? Ik sluit niet uit dat het antwoord dat Ismee Tames op deze vragen geeft de beeldvorming van deze kinderen kan veranderen. De meeste hulpverleners waren vrouwen uit het verzet, en mannen die tijdens de oorlog in de illegaliteit zaten. De waarden, de idealen waarvoor ze hadden gestreden waren geen belemmering, maar juist de reden om deze kinderen een eerlijke kans te geven.

Zo was er Marie Kamphuis, die geen wraak wilde en geen concentratiekampen zoals tijdens het naziregime, maar die medio 1945 opriep tot meer naastenliefde voor de NSB-kinderen. Of Jo Boer, die in Vrij Nederland de gemakzuchtige houding van veel Nederlanders hekelde: NSB-kinderen moesten beoordeeld worden naar hun eigen zijn. Of A. M. J. ten Holt-Taselaar, die vanaf 1943 gevangen had gezeten in Kamp Vught, maar zich na de oorlog met het lot van de NSB-kinderen vereenzelvigde.

De zogenaamde ‘goede’ burgers namen het deze (verzets)mensen kwalijk dat ze zich inzetten voor dit soort kinderen. Was de reactie van deze burgers ingegeven door onvrede over de slappe houding van de Nederlandse bevolking die zich voor het grootste deel (60 procent) matig tot slecht had gedragen in bezettingstijd?

Heropvoeding

De kinderen van de NSB’ers voelden zich juist door de hulp van deze vrouwen en mannen niet uitgestoten en verworpen. Het doel van de zorg was dat zij weer ‘normale’ Nederlanders zouden worden. De kinderen moesten de NSB-identiteit afleggen en zich aanpassen aan het normale leven.

Heropvoeding en reïntegratie waren in deze hulpverlening de sleutelwoorden. Deze jongeren moesten zelfbestuur en eigen initiatief leren en geen strikte gehoorzaamheid aan de leider meer tonen. De bevelstructuur moest worden opgeheven.

Hameren op de misdaden van de NSB-ouders maakte deze kinderen onzeker en woedend. Ze waren bang voor ontmaskering, ontdekking en uitsluiting op school of in de buurt. Er waren jongeren die het gevoel hadden dat ze gehaat werden en dat er geen vergeving was – met als gevolg isolement en pestgedrag.

Kerken

De belangrijkste kerkgenootschappen zagen hun bijzondere plicht tegenover (de gezinnen van) de collaborateurs. Aartsbisschop De Jong liet een circulaire uitgaan waarin hij waarschuwde tegen Bijltjesdag, waarbij de verraders zouden hangen aan de hoogste boom. Tegenover verraders moest juist naastenliefde worden betracht, zoals Christus heeft bevolen. Hij wilde geen politieke heropvoeding en geen oordeel.

Ook de Nederlandse Hervormde Kerk verzond een circulaire, waarin gesproken werd over de gemeente van Christus waar opnieuw een plaats en mogelijkheid was voor ex-collaborateurs en hun gezinnen – naar de evangelische wet van de naastenliefde. Na wezenlijk berouw moest er weer een plek zijn. Maar sommige kerken deden niets of met tegenzin iets voor een NSB-gezin.

De meeste gezinnen en hun kinderen wilden niet meer aan hun verleden herinnerd worden, zwegen of zochten (met succes) heil in persoonlijke contacten. Een zeer kleine minderheid van deze gezinnen zocht steun bij hun oude kameraden en ging zich weer organiseren in bijvoorbeeld de NESB (de Nationaal Europese Socialistische Beweging).

Taboe doorbreken

De gemeenschappelijke vijand na de Tweede Wereldoorlog was de ex-NSB’er. Het vijandbeeld bleef in stand door het te blijven benoemen: de appel valt niet ver van de boom, zo vader zo zoon, enzovoort.

Kinderen die het taboe van stilzwijgen hebben doorbroken, waren persoonlijk het beste af. Een goed voorbeeld uit het boek van Ismee Tames is het contact tussen het NSB-kind Helmert Woudenberg en de Nederlandse Jood Jaap Meijer. Helmert kwam door zoon Ischa in het gezin van Meijer terecht. Ze werden vrienden.

Ismee Tames noemt verder Pieter Zandman. Zijn ouders compenseerden hun NSB-houding door zich volledig in te zetten voor het Leger des Heils. De auteur gebruikt ter bescherming van de mensen pseudoniemen, maar Pieter Zandman zou een SGP’er kunnen zijn!

Dat leidt tot de vraag: Zou het mogelijk zijn om ook het taboe, het stilzwijgen van de bevindelijk gereformeerden te doorbreken? Het zou winst zijn als het onderwerp bespreekbaar gemaakt kon worden.

We kunnen ons afwenden en de andere kant op blijven kijken, maar de besmette jongeren van toen zijn de zestigers, de zeventigers, of de tachtigers van nu. Hun vader of hun moeder was NSB’er. Is er ruimte om dit thema te bespreken binnen de groep van gelijkgezinden?

Moed

Laten we het beeld naar jongeren toe scherp en eerlijk houden: in het geboortedorp van mijn ouders zaten de NSB’ers en SS’ers in hun uniform in het kerkgebouw van de gereformeerde gemeenten. In andere kerkgenootschappen was het niet beter.

Een deel van onze bevolking was Duitsgezind en een deel van de bevolking is daadwerkelijk lid geweest van de NSB. Het gaat er niet om mensen te stigmatiseren of te veroordelen, maar om hen te zien zoals zij werkelijk zijn geweest in hun context.

Het lezen van Ismee Tames’ wetenschappelijke boek zet aan tot de moed om dit deel van onze geschiedenis te erkennen. Het woord is daarbij niet aan de leiders van de gereformeerde gezindte, maar aan de jongeren, de ouderen, de ‘leken’.

N.a.v. ”Besmette jeugd. Kinderen van NSB’ers na de oorlog”, door Ismee Tames; uitg. Balans, Amsterdam, 2009; ISBN 978 94 600 3017 8; 272 blz.; € 17,95.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer