Arminius: pionier of ketter
„Zijn historische beteekenis kan geestverwant noch tegenstander miskennen”, zei de remonstrantse hoogleraar prof. dr. H. Y. Groenewegen in 1909 over Jacobus Arminius. Het was toen drie eeuwen geleden dat de controversiële Leidse theoloog overleed. Inmiddels is opnieuw een eeuw verstreken. Arminius’ 400e sterf- én 450e geboortejaar vormen aanleiding tot twee congressen, morgen en zaterdag. In Leiden, vanzelf.
Arminius, aldus de Amerikaanse onderzoeker Richard A. Muller, is een van de theologen in de historie van de christelijke kerk die de theologische traditie blijvend hebben beïnvloed. Muller houdt de Leidse theoloog verantwoordelijk voor een van de drie „systematische modellen” die zijn opgekomen uit het protestantisme: het gereformeerde, het lutherse en het arminiaanse model, waarbij alleen het laatste zou hebben bewezen „werkelijk open te staan voor het nieuwe rationalisme” in de eeuwen die volgden.Je kunt hier verschillend tegenaan kijken, schrijft prof. dr. Th. Marius van Leeuwen in zijn inleiding op de bundel ”Arminius, Arminianism, and Europe” (uitg. Brill, Leiden, 99 euro), waarin de lezingen van beide congressen zijn opgenomen. Was Jacobus Arminius een pionier, die de reformatorische traditie verrijkte door nieuwe horizonten te openen, of een ketter, die de basis legde voor een nieuwe traditie? Of bleef Arminius zelf in het spoor van de Reformatie maar gaf hij aanzetten die er ten slotte toe leidden dat zijn volgelingen zich hiervan vervreemdden en „ketters” werden?
Vragen als deze zijn bepaald niet nieuw, zegt de remonstrants kerkelijk hoogleraar aan de Universiteit Leiden, en ze zullen ook morgen en zaterdag weer aan de orde komen. „Zeker is dat Arminius’ geestelijke erfgenamen zich overal heen hebben verspreid: over het Europese continent, en via Engeland over Noord-Amerika. Maar steeds ontmoetten zij ook verzet: ”arminianisme” werd de aanduiding voor een verleidelijke dwaling.”
Institutie
Tussen de vele boeken in zijn werkvertrek in Leiden bevinden zich ook twee delen van Calvijns ”Institutie”, in de editie van Sizoo. „Thuis heb ik ze alle drie”, stelt prof. Van Leeuwen gerust. Met een glimlach: „Zaterdag hoop ik zelfs een goed woordje te doen voor een predestinatieleer à la Calvijn. Want remonstranten hebben daar soms wel een héél negatief beeld van.”
Was Jacobus Arminius een calvinist?
„Ik beschouw hem als een kritisch calvinist. Kijk, de gereformeerde leer heeft zich voor een deel aangescherpt in het debat rond Arminius. Die was in zijn dagen nog niet zo uitgekristalliseerd. De Dordtse Leerregels werden pas na zijn dood opgesteld: in 1618-1619.
Was Arminius een calvinist? In zekere zin wel: hij is hier in Leiden opgeleid, en als er iets een protestants bolwerk was, dan was het de Leidse universiteit wel, gesticht door Willem van Oranje. Vervolgens ging hij naar Genève, het centrum van het calvinisme, waar hij bij Beza studeerde – die in hem een veelbelovend theoloog zag.
Maar toen hij predikant in Amsterdam werd, in 1588, begon het mis te gaan. Bij bepaalde punten in Calvijns leer kreeg hij toch twijfels, met name waar het ging om de dubbele predestinatie. En al snel beschuldigden zijn collega’s hem toen van pelagiaanse neigingen, van verraad in de strijd met Spanje, de Rooms-Katholieke Kerk ook.”
Gelovigen
Echt bekendheid kregen zijn opvattingen echter pas na zijn ”disputatie” in 1604. Arminius was inmiddels hoogleraar in Leiden geworden, en collega van Franciscus Gomarus – die zijn grote tegenstrever werd. In februari 1604 formuleerde Arminius een aantal stellingen over de predestinatie. In een daarvan omschreef hij die als het besluit van het welbehagen van God in Christus om „gelovigen” te rechtvaardigen die Hij heeft besloten het geloof te schenken.
Prof. Van Leeuwen: „Arminius kon de leer van de dubbele predestinatie moeilijk rijmen met de notie van God als genadige God. Vooral met het supralapsarisme, de gedachte dat God al vóór de schepping en de zondeval heeft besloten wie Hij zal verkiezen en verwerpen, kon hij niet uit de voeten. Hij verweet mensen als Gomarus dat zij God hiermee tot auteur van de zonde maakten. Hij zocht daarom naar een soort tussenweg, waarbij recht werd gedaan aan de menselijke keuzevrijheid. Dat bracht hem ertoe te stellen dat God diegenen heeft uitverkoren van wie Hij wist dat zij zouden geloven en dat Hij alleen diegenen zal verwerpen die zélf Zijn aanbod verwerpen.”
Een vraag die tijdens de recente discussies rond de dissertatie van dr. W. A. den Boer over Arminius steeds weer opkwam, was of Arminius een gereformeerd theoloog genoemd kan worden.
„Zoals gezegd: de gereformeerde leer was in zijn tijd nog niet helemaal uitgekristalliseerd. Zelf denk ik dat je hier op twee manieren tegenaan kunt kijken. Je kunt, met Den Boer, zeggen: Arminius was voor 90 procent calvinist, gereformeerd theoloog; maar een aantal punten stelde hij ter discussie.
Aan de andere kant kun je, met Richard Muller, stellen dat Arminius zúlke kritische kanttekeningen heeft geplaatst bij de orthodoxe leer, de leer van de Reformatie, dat er bij hem sprake is van een nieuw spoor.
Dat zegt trouwens ook iemand als de Canadese promovendus dr. Mark Jones, die hier gisteren op de Engelse puritein Thomas Goodwin promoveerde. Een van Jones’ stellingen luidt: „Jacobus Arminius’ eigen claim gereformeerd te zijn kan niet worden volgehouden. De manier waarop hij de Heidelbergse Catechismus en de Nederlandse Geloofsbelijdenis las, was defensief; het ging in tegen de duidelijke bedoeling van de woorden en was, in het geval van de Nederlandse Geloofsbelijdenis, tendentieus.””
Waar staat u?
„In elk geval beschouw ik ons als remonstranten als behorend tot de gereformeerde familie. De Remonstrantse Broederschap is bijvoorbeeld ook lid van de WARC, de Wereldbond van Hervormde en Gereformeerde Kerken. En in de jaren zestig hebben er fundamentele gesprekken plaatsgevonden met de Hervormde Kerk, waaruit bleek dat de soep echt niet meer zo heet wordt opgediend als ooit.
Zelf neem ik een beetje een tussenpositie in. Zaterdag hoop ik een goed woordje te doen voor een predestinatieleer à la Calvijn – voor hem toch in de eerste plaats een troostleer. Remonstranten hebben daar wel eens een al te negatief beeld van. Maar ook wij beginnen onze kerkdiensten vaak nog met: „Die niet laat varen het werk dat Zijn hand begon” – een calvinistische toevoeging uit 1574 aan het votum: God komt niet terug op Zijn besluiten.
Aan de andere kant –laat ik eerlijk zijn– wil het er bij ons niet in dat ons heil helemaal buiten ons omgaat. En zo’n heel zwart mensbeeld hebben wij ook niet. Bekend is het beeld van de bedelaar: het is allemaal Gods genade. Máár, de bedelaar moet het geschenk wel aannemen.”
Als u het zó stelt, klinkt op heel wat reformatorische kansels een arminiaanse boodschap.
„Ik denk ook dat dat zo is. Er zijn inmiddels veel meer arminianen binnen de traditionele kerken dan ons kleine kuddeke remonstranten nog telt. Wat dat betreft, is het arminianisme de kerken binnengesijpeld.
Tegelijk moet je constateren dat Arminius het overgrote deel van de remonstranten niet zo veel meer zegt. Het is een naam uit een ver verleden geworden. Wel is zijn denken op het punt van, bijvoorbeeld, verdraagzaamheid, tolerantie, ons zeer lief. Ook Arminius’ onderscheid tussen „noodzakelijke” en „minder noodzakelijke” onderdelen van de christelijke leer spreekt ons aan. Een onderscheid dat volgens de Hoge Raad in mei 1608 ook van toepassing was op de controverse tussen Arminius en Gomarus: het geschil over de predestinatie ging niet over de fundamenten van de christelijke leer, maar betrof niet-wezenlijke punten. Waarop Gomarus opmerkte dat hij met het gevoelen van zijn collega-hoogleraar niet zou durven sterven en voor Gods rechterstoel verschijnen.”
In hoeverre is het volgens u juist dat Arminius te veel be- en veroordeeld is op basis van de Remonstrantie én de Dordtse Leerregels, die beide pas na zijn dood zijn opgesteld?
Prof. Van Leeuwen loopt naar een van de boekenkasten in zijn kamer, pakt er de ”Verclaringhe” uit die Arminius op 30 oktober 1608 aflegde in de vergadering van de Staten van Holland. „Wat Arminius hierin schrijft, komt bijna letterlijk terug in de Remonstrantie zoals die in 1610, dus na zijn dood, is opgesteld door zijn vriend Wtenbogaert. Die was dus niet uit de lucht gegrepen. In die zin loopt er zeker een directe lijn, al zijn Arminius’ volgelingen wel weer verder gegaan dan hijzelf.”
Wat verwacht u van de beide congressen de komende dagen?
„Er staat in elk geval een aantal bijzonder interessante lezingen op het programma. Van Keith D. Stanglin bijvoorbeeld, die flink in Arminius gedoken is. Of van David Steers, die onder andere laat zien hoe vader François Turrettini (1623-1687) zich in Genève profileerde als een calvinist bij uitstek, terwijl zijn zoon Jean-Alphonse duidelijk arminiaanse ideeën ontwikkelde.
Of van Aza Goudriaan, die nagaat hoe Arminius zich beriep op Augustinus.”
Waarbij hij Augustinus soms uitspraken in de mond legt die, aldus Goudriaan, nergens in diens werken terug te vinden zijn.
Lachend: „Dat was inderdaad niet zo netjes van hem, nee.
Zelf zal ik Arminius in mijn slotwoord prijzen als een moedig figuur, een scherpzinnig theoloog, die verdraagzaamheid voorstond en opkwam voor de menselijke vrijheid.”
U beschouwt de remonstranten als deel uitmakend van de „gereformeerde familie.” Nemen de remonstranten ook deel aan de Nationale Synode van protestantse kerken die volgende week wordt gepresenteerd?
„Zeker. Ook wij zijn daarvoor uitgenodigd, en iemand van ons maakt deel uit van de voorbereidingscommissie die een verklaring voor deze synode ontwerpt.”
Niet bang dat u straks, evenals in Dordrecht 1618-1619, de deur wordt gewezen?
„De vraag is inderdaad of het een nationale synode wordt die de puntjes nog eens een keer goed op de i gaat zetten, grenzen gaat trekken, of een synode zoals Arminius die graag zag: een broederlijk samenzijn. Ik hoop op het laatste.”
Twee congressen in Leiden
Wat was de essentie van de theologie van Jacobus Arminius (1559/60-1609)? Waar ging het om in het conflict rond zijn opvattingen? Hoe werd het ”arminianisme” in Europa ontvangen: in Duitsland, Zwitserland, Engeland, Ierland? In hoeverre baande het de weg voor de idealen van de verlichting, later in de zeventiende eeuw?
Vragen als deze staan centraal op het internationale (Engelstalige) congres ”Arminius, Arminianism, and Europe” dat morgen plaatsheeft in het Academiegebouw, Rapenburg 73, Leiden. Sprekers zijn onder anderen dr. Keith Stanglin (VS), prof. dr. Maria-Cristina Pitassi (Genève), dr. William den Boer (Apeldoorn), prof. dr. Andreas Mühling (Trier), dr. Kestutis Daugirdas (Mainz) en dr. David Steers (Belfast).
Zaterdag wordt in de Leidse Lokhorstkerk, Pieterskerkstraat 1, een publiekscongres gehouden, waarbij Nederlands de voertaal is. Sprekers zijn dan prof. dr. Eric Cossee (”Arminius en Rome”), dr. Aza Goudriaan (”Arminius’ receptie van Augustinus”), drs. Marijke Tolsma (”Het Arminiusportret”) en prof. dr. Th. Marius van Leeuwen (”De actualiteit van Arminius”). Meer informatie: 030-2316970, 06-25010394 (Michel Peters) of remonstranten.org.
Tentoonstelling
In de Universiteitsbibliotheek Leiden (Witte Singel 27) gaat morgen een –kleine– tentoonstelling rond Arminius van start. Te zien zijn boeken, documenten en portretten met betrekking tot Arminius en de invloed van zijn gedachten over de predestinatie in Nederland en Europa. De toegang is gratis.