Van Rulers vreugde om de schepping
Het gaat in het christendom om de verzoening, maar het drááít om de schepping. Dat is de kern van de boodschap van het derde deel van het Verzameld Werk van de hervormde theoloog prof. dr. A. A. van Ruler (1908-1970), over het thema ”God, schepping, mens en zonde”.
De schepping neemt in het werk van Van Ruler een centrale plaats in. De verlossing is gericht op de schepping, die niet gezien wordt als een tweede schepping, maar als een hérschepping. Er is alleen verzoening nodig omdat er schuld is. „Ik word wel als zondaar geboren, maar m’n geboorte als zodanig heeft niets met de zonde te maken”, schrijft Van Ruler. In het eschaton, het einde, wordt déze schepping vernieuwd.Plezier
Van Rulers opmerkingen over de schepping betekenen een grote waardering van het aardse leven. De stoffelijke, zichtbare werkelijkheid is immers „de volle, eigenlijke en goede werkelijkheid.” „We moeten schepsel zijn en niet daarbovenuit!”
De schepping is tot aanzijn geroepen door God, omdat Hij dat wilde, er „plezier” in had. God gunde de mens het plezier van er te zijn. Zo schrijft de hervormde theoloog dat de mens „een grap van God” is. „We zijn een grap van God – maar een goede.”
De waardering van het aardse leven betekent voor Van Ruler een accent op de vreugde in het leven. De vreugde is voor hem „het hoogste en het meest wezenlijke in het christelijke levensgevoel.” Het is zelfs de essentie van alles. De bestemming van de mens is om te genieten van al wat is.
Genade staat niet aan het begin of aan het eind, maar alleen in het midden, aldus Van Ruler. „God heeft me ook niet geschapen óm me op de knieën te krijgen en me genadig te zijn. Hij heeft me geschapen, opdat ik er zou zijn en me met Hem mee zou verheugen over m’n bestaan.”
Van Ruler zegt dat de stof „heilig” is, „het meest radicale materialisme dat denkbaar is.” „De stoffelijke wereld is dé tegenpool van God, de eigenlijke werkelijkheid, door de Schepper gewild en in het aanzijn geroepen en van een blijvende goedheid.”
Zonde
Vanwege de nadruk op de schepping ziet Van Ruler de zonde als iets secundairs. Het is bíj de schepping gekomen, die immers als zodanig goed is. „Dat ik er ben, is fundamenteler, dan dat ik zondaar ben.” Van Ruler kan zelfs spreken van „zonnigheden” in de zonde: De zonde is namelijk geen lot of tragiek, maar schuld, waarvan we ook verlost kunnen worden (opnieuw dus reden tot ‘zonnigheid’). Het eschaton is per definitie niets anders dan de stoffelijke werkelijkheid, in haar verloste en verheerlijkte staat.
God en mens zijn in de optiek van Van Ruler geen concurrenten. De vrijheid stempelt de relatie: aan Gods zijde de vrijmacht, aan ’s mensen zijde vrijwilligheid, een „zich storten in de ongemeten afgrond van Gods vrijmacht.”
Puberachtig
Van Ruler benadrukt de vrijheid in het zondigen. De mens kan namelijk heel wat: hij kan zondigen, dat wil zeggen evenals God iets uit het niets scheppen.
Omdat de zonde voortkomt uit de menselijke wil, moeten we er niet als een slachtoffer over jammeren of „puberachtig” klagen over de zinloosheid van het bestaan.
„Niet de onzin, maar de schuld is de kern van het mysterie van het menselijk bestaan.”
Dr. Dirk van Keulen verzorgde de uitvoerige annotaties van het derde deel van het Verzameld Werk van Van Ruler (Boekencentrum, Zoetermeer). Naar aanleiding van de uitgave wordt morgen een studiedag gehouden op Hydepark in Doorn. Sprekers zijn dr. Richtsje Abma, predikant en theoloog, dr. Henk van den Belt, universitair docent gereformeerd protestantisme en prof. dr. Marcel Sarot, hoogleraar wijsgerige theologie. Dr. Van den Belt zal Van Ruler tegen het licht houden van de discussies in het gereformeerd protestantisme. Prof. Sarot zal de vraag beantwoorden hoe een hedendaags rooms-katholiek theoloog het werk van de protestant Van Ruler leest.
Rekstok
Bij Boekencentrum verscheen ook een bundel van bijdragen van het internationale Van Rulercongres dat in 2008 werd gehouden ter gelegenheid van de honderdste geboortedag van de hervormde theoloog. Het boek ”Men moet telkens opnieuw de reuzenzwaai aan de rekstok maken. Verder met Van Ruler”, onder redactie van dr. G. van den Brink, dr. G. Harinck en dr. D. van Keulen, analyseert de verhouding van Van Ruler tot onder meer de theocratie, de gereformeerde scholastiek, de Nadere Reformatie en de ”ultragereformeerden”.