„We waren bij GM één grote familie”

Flint ligt bijna 100 kilometer ten noordwesten van Detroit. Het is een Amerikaanse stad zoals er dertien in een dozijn gaan. Troosteloze buitenwijken, een weinig inspirerend centrum en overal fastfoodtenten. Iedereen in de stad werkt voor General Motors, heeft er gewerkt of heeft zeker een familielid dat er dienst doet. Flint is de geboortegrond van General Motors. Het bedrijf werd op 16 september 1908 opgericht onder leiding van William Durant. Eerst bouwde GM het merk Buick, twee maanden later gevolgd door Oldsmobile. Iconen van de Amerikaanse auto-industrie.

In de gouden tijd had GM in Flint en omgeving 80.000 mensen in dienst, nagenoeg de gehele beroepsbevolking. Daniel R. Cumper weet het nog goed. „We waren één grote familie. Wij maakten de auto’s waar wij en alle andere Amerikanen in reden.”

Cumper (59) ging twee jaar geleden met pensioen. Hij werkte 35 jaar in het enorme complex dat Buick-City heette. GM was zijn leven. „Veel van mijn oud-collega’s leven al niet meer.” Hij slikt even. „We werkten hard, keihard. In een fabriek waar het ’s zomers loeiheet was en ’s winters ijskoud.”

De pensioenen voor Cumper en tienduizenden anderen zijn een molensteen om de nek van GM. Steeds minder mensen moeten het geld opbrengen voor steeds meer gepensioneerden. De teloorgang van „de beste autobouwer ter wereld” gaat hem aan het hart. „Wij hebben de crisis niet veroorzaakt. Zij.”

Cumper doelt op de bazen in Detroit. „Auto’s verkopen op krediet zonder dat de mensen er het geld voor hebben kan niet goed gaan. Auto’s blijven maken die op benzine rijden terwijl de olieprijzen torenhoog zijn moet mis gaan. Jaren geleden experimenteerden we al met alternatieven. Maar oliemaatschappijen draaiden de elektrische auto de nek om.”

Van de 33 ”plants” (fabrieksterrein waar auto’s worden geproduceerd, RP) zijn er in Flint nog acht over. Ongeveer 2000 mensen hebben nog werk. Een van hen is Donald Kemp (47). Hij verdient 52.000 dollar per jaar. „Ik gun mijn kinderen en hopelijk straks mijn kleinkinderen een beter leven.”

Van de regeringssteun die GM krijgt, verwacht hij niet veel. „De auto-industrie moest op zijn knieën in Washington om hulp vragen. Een plan van aanpak en saneringen waren de voorwaarden. Hardwerkende mensen kwamen op straat te staan. En die lui op Wall Street kregen direct geld. Onze bazen willen voor 1 dollar per jaar werken. Ze zeggen er niet bij dat de miljoenen aan bonussen gewoon doorgaan.” De door de nieuwe president Obama aangekondigde belastingmaatregelen vindt Kemp een lachertje. „Alleen mijn verwarmingsrekening is al 300 dollar per maand. Zeker in deze winter.”

Kemp en Cumper protesteerden samen met ongeveer honderd collega’s uit Flint deze week in Detroit voor het congrescentrum waar de North American International Auto Show wordt gehouden. Een van de demonstranten droeg een bord mee met de tekst: ”They saved Wall Street, we saved Main Street” (zij redden Wall Street, wij redden de gewone straat). De mensen van GM willen graag door met het maken van auto’s. Of GM eigenhandig zijn 101e verjaardag haalt durven Kemp en Cumper niet te zeggen. Chrysler is al kapot, vindt het duo. „Wie koopt er nog een auto van een bedrijf dat door de media al bankroet is verklaard?”

„We waren bij GM één grote familie”

Economie

RD.nl in uw mailbox?