Opinie

Van krant lezen word je niet gelukkig

Veertig jaar geleden, het was in de aanloopfase naar de oprichting van het RD, verkeerde de Nederlandse dagbladwereld in een crisis. Door de invoering van de tv-reclame verloren de kranten veel advertentievolume en advertenties waren destijds hun voornaamste inkomstenbron. Ook nu hebben de dagbladen het moeilijk. Dat heeft te maken met de gevolgen van de kredietcrisis. Het advertentieaanbod loopt fors terug. Structureel is er echter het probleem dat de abonnees het steeds meer laten afweten. Recente oplagecijfers maken dat opnieuw duidelijk.

Dr. C. S. L. Janse
9 January 2009 19:01Gewijzigd op 14 November 2020 07:03
Voor veler gevoel is nieuws tegenwoordig gratis. Waarom zou je dan geld betalen voor iets wat je ook gratis kunt krijgen? Foto RD, Anton Dommerholt
Voor veler gevoel is nieuws tegenwoordig gratis. Waarom zou je dan geld betalen voor iets wat je ook gratis kunt krijgen? Foto RD, Anton Dommerholt

Het proces van persconcentratie en schaalvergroting in de dagbladwereld kreeg in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw een forse impuls. In 1946 vielen er nog 81 zelfstandige dagbladondernemingen te noteren. Een onvoorstelbaar groot aantal. Dat was in 1977 gereduceerd tot 27. Sindsdien heeft die concentratietendens verder doorgezet. Een paar concerns (De Telegraaf, Perscombinatie en Wegener) hebben het overgrote deel van de markt in handen.Jarenlang werd de discussie over de Nederlandse dagbladpers beheerst door een breed gedeelde zorg over verschraling van het aanbod en verlies aan pluriformiteit. Het werd als een reëel probleem gezien dat er steeds meer ”one paper cities” ontstonden, betrekkelijk grote steden waarin maar één dagblad verscheen. En iedereen was het erover eens dat per se moest worden voorkomen dat onze dagbladen opgekocht zouden worden door buitenlandse concerns. Een krant werd gerekend tot de dagelijkse levensbehoeften. Het prijsbeleid van de overheid was daar ook op gericht. Dagbladen waren vrijgesteld van omzetbelasting. Inmiddels zijn dat vrijwel allemaal achterhaalde discussies.

Verzuiling
Gedurende vele decennia droeg de dagbladwereld een verzuild karakter. Zeker de rooms-katholieke pers was een factor van betekenis. Maar ook de socialisten waren present. Het Vrije Volk met zijn talloze regionale edities was jarenlang de grootste krant van Nederland. En dan was er ook nog de Paroolgroep. De protestants-christelijke dagbladen (vaak meer gelieerd aan de ARP dan aan de CHU) kon men ook niet over het hoofd zien. Landelijk was er Trouw, daarnaast verschenen er in het noorden, in Zuid-Holland en in Zeeland regionale kranten van protestants-christelijke signatuur.

Dat alles is nu duidelijk voorbij. Alleen in de protestantse hoek is er nog een drietal kleine kranten over: Reformatorisch Dagblad, Nederlands Dagblad en Friesch Dagblad. Kranten als de Volkskrant en Trouw hebben zich in het ontzuilingsproces weten te handhaven. De overlijdensadvertenties herinnerden vaak het langst aan de vroegere signatuur. Veel richtingskranten gingen echter te gronde of moesten noodgedwongen samengaan met de neutrale concurrent in de desbetreffende regio.

In de jaren zeventig, tachtig en negentig van de vorige eeuw wist de ontzuilde en geherstructureerde Nederlandse dagbladpers het hoofd aardig goed boven water te houden. Het aantal dagbladabonnementen steeg van jaar op jaar, al wist men de groei van het aantal huishoudens niet bij te houden. De grote steden begonnen wel steeds meer een probleemgebied te worden. Goed opgeleide en welstandige gezinnen trokken de stad uit. De allochtonen die daarvoor in de plaats kwamen, konden veelal geen Nederlands lezen, waren nauwelijks geïnteresseerd in het Nederlandse nieuws en gaven hun schaarse geld liever aan wat anders uit dan aan een dagbladabonnement. Kranten die het vooral van de stad moesten hebben, gingen dat duidelijk merken.

Structurele neergang
De opkomst van internet in de jaren negentig bleek echter voor de dagbladen een veel grotere bedreiging te zijn. De stijgende lijn van de betaalde krantenoplage werd naar beneden omgebogen. Jaar in jaar uit loopt het totale aantal dagbladabonnees terug. Een enkele krant weet zich daar voor een paar jaar aan te ontworstelen, maar over het geheel genomen is er sprake van neergang. Geen dramatische terugloop, maar wel structureel. Onder invloed van de digitale revolutie doet zich dat verschijnsel ook elders in de westerse wereld voor.

Die ontwikkeling hoeft niet het einde van het medium dagblad te betekenen, maar de tijd is voorbij dat een krantenabonnement (eventueel samen met de buren) vanzelfsprekend was. Dat vanouds wijdverspreide abonnementensysteem maakte de positie van de Nederlandse dagbladen extra sterk. In landen waar kranten vooral los verkocht worden, moeten dagbladen een veel hardere concurrentiestrijd voeren. Iedere keer weer moet de koper over de streep getrokken worden om hun krant te kopen. Met het oog op die losse verkoop dragen voorpagina’s dan ook een veel sensationeler karakter. Bij abonnementen weet men zich als dagbladuitgever en dagbladredactie voor minstens een kwartaal (maar vaak voor veel langer) van de loyaliteit van de lezer verzekerd.

Geringere betrokkenheid
Behalve internet zijn er uiteraard nog andere factoren die bijdragen aan de structurele teruggang van de krantensector. Er is thans in het algemeen gesproken minder belangstelling voor nieuws, althans voor politieke en maatschappelijke ontwikkelingen die mensen niet heel direct raken; minder althans dan er bij vorige generaties was. Die toonde meer maatschappelijke betrokkenheid. Daar liepen toch meer wereldverbeteraars rond. Uiteraard had dat ook z’n schaduwzijden. Thans echter is de allesbeheersende vraag voor veel mensen: Hoe word ik gelukkig? En dat word je meestal niet van krant lezen.

Die individualisering heeft vooral de belangstelling voor institutioneel nieuws doen afnemen. Mensen voelen zich veel minder betrokken bij het land, bij hun partij, kerk of zuil. Ze hebben dan ook weinig behoefte om het nieuws daarover bij te houden. Er is hooguit een negatieve betrokkenheid. De politiek is een zooitje en de politici maken er niks van. Verhalen waarin dat beeld bevestigd wordt, verhalen over schandalen, ruzies en crisistoestanden zijn daarom nog wel interessant, maar dan houdt het ook op.

Daar komt bij dat voor het gevoel van velen nieuws gratis is. Via radio en tv zijn journaals en andere informatieve programma’s gratis beschikbaar. Vroeger moest je daar nog kijk- en luistergeld voor betalen. Via internet kun je ook veel aan de weet komen en als je eenmaal een aansluiting hebt kost dat niets. En dan heb je nog allerlei gratis kranten van het type Sp!ts en Metro. Waarom zou je geld betalen voor iets wat je ook gratis kunt krijgen!

Kranten zijn verhoudingsgewijs ook duur geworden. Lag voor de invoering van de STER-reclame de nadruk vooral op advertentie-inkomsten, nadien moest een groter deel van de kosten door de lezers worden opgebracht. Jarenlang meenden krantendirecties dat hun concurrentiepositie niet geschaad werd wanneer ze hun abonnementsprijzen allemaal met ongeveer hetzelfde bedrag lieten stijgen. Dat is nu anders komen te liggen.

Internetgeneratie
Dat de terugloop van de dagbladoplages een structureel probleem is, blijkt vooral uit het gegeven dat het wel of niet geabonneerd zijn en ook het wel of niet krant lezen, in hoge mate een leeftijdskwestie is. De oudere generaties die met de krant zijn opgegroeid, blijven hem meestal wel lezen. Maar voor jongere generaties hoeft het niet meer zo nodig. Die komen wel op een andere manier aan hun nieuws.

Kranten proberen de internetgeneratie te bereiken door ook op het net present te zijn en op allerlei manier verbindingen te leggen tussen de gedrukte krant en de digitale wereld. Een van de problemen daarbij is wel dat het moeilijk is om de kosten daarvan gedekt te krijgen of, wat eigenlijk nodig zou zijn, de digitale producten te laten bijdragen aan de kosten van het hele journalistieke apparaat. Een apparaat dat zeker voor een kwaliteitskrant een grote kostenpost is. Er zijn nieuwe verdienmodellen nodig. Alleen voor specifieke informatie zijn mensen bereid geld te betalen.

Betekent deze ontwikkeling een sterfhuisconstructie voor de papieren krant? En is het een groot verlies voor de maatschappij wanneer dit medium zou verdwijnen? Dat zijn zeker belangrijke vragen, maar wat is het antwoord? Het getuigt meestal niet van wijsheid om met grote stelligheid allerlei beweringen te doen over de verre toekomst. Een halve generatie vooruitkijken is al moeilijk genoeg.

Het is aannemelijk dat vooral aan de onderkant van de markt de ontlezing zal doorzetten. Veel mensen met een beperkt inkomen, een beperkte opleiding, met niet al te veel maatschappelijke belangstelling, behoeven geen betaalde krant meer. Al blijft er zeker ruimte voor een krant als De Telegraaf die de onvrede van de gewone man weet te verwoorden. Het gevaar van deze ontwikkeling is wel dat bij grote groepen burgers de belangstelling beperkt blijft tot zaken die hen heel direct raken. Hetgeen hen er vaak niet van weerhoudt om overal een mening over te hebben. Vooral over wat er allemaal niet deugt. Op internetfora als GeenStijl kunnen ze die mening kwijt en door hetgeen ze daar aan frustraties tegen komen, laten ze zich verder opjutten.

Meningsvorming
Voor de groep mensen met een brede maatschappelijke belangstelling, voor wie het abonnementsgeld geen probleem is, blijft een kwaliteitskrant relevant. Of die op papier gedrukt blijft of op een andere manier gepresenteerd wordt, is nog weer een andere vraag. Maar het is voor hen van belang kennis te nemen van een deskundig samengestelde selectie van het nieuws, prettig en inzichtgevend gepresenteerd met allerlei visuele elementen. Zij zijn geïnteresseerd in verhelderende achtergrondverhalen die de samenhang van de gebeurtenissen laten zien, inzichtgevende reportages en interviews en voor hen relevante opinies.

Dergelijke kranten hebben duidelijk ook een maatschappelijke functie. Ze vormen en weerspiegelen de publieke opinie, althans van de bovenlaag van de samenleving. Ze informeren de lezers niet alleen over wat hun belangstelling heeft, maar proberen ook belangstelling te wekken voor dingen die belangrijk zijn of worden. Lezers moeten uitgedaagd worden na te denken over dingen waar ze anders wellicht aan voorbij zouden gaan.

In ieder geval moeten kranten er rekening mee houden dat de individualisering doorzet. Gezinsleden hebben elk hun eigen belangstellingsgebieden. Bovenal is er behoefte aan interactiviteit. In de digitale sector is daar makkelijker aan tegemoet te komen dan via de traditionele ingezondenstukkenrubriek.

De vraag rijst of al deze ontwikkelingen zich ook onverkort in de gereformeerde gezindte zullen voordoen. In ieder geval gebeuren veel zaken daar meestal 25 jaar later en dat heeft voor het RD z’n voordelen. In hoeverre blijft het besef bestaan dat de uitgever van deze krant meer is dan een commerciële onderneming? Blijven de abonnees het RD zien als ”onze krant”?

Van krant lezen word je inderdaad niet gelukkig, zeker niet in de diepere zin van het woord. Maar we hebben wel onze verantwoordelijkheid in de bredere maatschappij en hebben daarom betrouwbare informatie nodig. Daarbij maakt het wel degelijk uit vanuit welke levensbeschouwelijke achtergrond een krant geredigeerd wordt. Zoals dat uiteraard ook doorwerkt in allerlei digitale producten en diensten die men de eigen lezers (en anderen) aanbiedt.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer