Dichter van een socialistisch visioen
Huub Oosterhuis is Neerlands meest gelezen dichter, dé leverancier van kerkliederen. Tegelijk wordt hij door critici een rare, idealistische tomatenpriester genoemd, en roept zijn visie op God en de Bijbel tegenspraak op. Portret van een geliefd én omstreden dichter bij zijn 75e verjaardag, afgelopen zaterdag.
Huub Oosterhuis. Wie door middel van interviews en pennenvruchten met deze priester-dichter kennismaakt, ontmoet een innemende man. De geboren Amsterdammer is beschaafd, vriendelijk, gepassioneerd, energiek. Hij is geliefd bij het grote publiek, zowel bij rooms-katholieken en protestanten als bij mensen die geen voet meer in de kerk willen zetten.Met de Amsterdamse Studentenekklesia, waaraan hij al sinds 1965 verbonden is als voorganger en pastor, bereikte hij tal van mensen. Daarbovenuit echter stijgt de invloed die hij uitoefende en uitoefent door middel van zijn liederen. Nadat hij vijftig jaar geleden zijn eerste „liedje” schreef (”Zolang er mensen zijn op aarde”), vloeiden er meer dan 600 liederen uit zijn pen. Ze werden vertaald in het Duits, Frans en Engels en worden gezongen tot in de Verenigde Staten.
Niet alleen rooms-katholieken herkennen zich in de teksten van de ex-jezuïet, die zichzelf overigens nog steeds als priester ziet, maar ook in protestantse kring worden zijn liederen veelvuldig gezongen. Waren in 1973 in het Liedboek voor de kerken nog maar 15 van de 491 liederen van Oosterhuis’ hand, in de protestantse bundel ”Tussentijds” uit 2005 is bijna een vijfde van de teksten door de ex-priester gemaakt.
Toen in mei in de Nieuwe Kerk in Amsterdam een Gouden Lieddag werd georganiseerd ter gelegenheid van het feit dat Oosterhuis vijftig jaar kerklieddichter was, zaten er 1100 belangstellenden in de kerk. Een dubbel aantal had zich echter aangemeld.
Waaraan het succes van Oosterhuis’ liederen te danken is? „Hij maakte het loslaten van het Latijn vrijwel pijnloos. Er kwam geen krom of pastelvroom Nederlands voor in de plaats. Het was van alles: trefzeker, oorspronkelijk, gracieus, stormachtig, sereen, zinnelijk, orthodox, obstinaat; nooit lauw, nooit gemakzuchtig”, aldus Marjet de Jong van de Katholieke Bijbelstichting.
Overigens is een groot deel van het succes van deze liederen te danken aan de componisten rond Oosterhuis, met name Bernard Huijbers, Tom Löwenthal en Antoine Oomen. Zij hebben met hun melodieën en composities een ware zangtraditie rond Oosterhuis’ liederen geschapen.
Prins Claus
Niet alleen in het religieuze domein, ook in het maatschappelijk veld doet de dichter van zich spreken. Hij won het grote publiek voor zich in toen hij als vriend in 2002 tijdens de plechtigheid van de bijzetting van prins Claus in Delft een persoonlijke overdenking uitsprak.
De gewezen priester sprak ook namens velen toen hij twee jaar geleden bij de herdenking van de Schipholbrand het opnam voor de duizenden asielzoekers die zonder verdacht te zijn, vastzaten. De vergelijking die hij maakte tussen het optreden van de IND en dat van de collaborerende politie tijdens de deportatie van de Joden in de Tweede Wereldoorlog werd hem weliswaar door de IND niet in dank afgenomen, bij het grote publiek kon hij op instemming rekenen.
Wegens zijn sociale betrokkenheid werd Oosterhuis bij de Tweede Kamerverkiezingen in 2006 zelfs lijstduwer voor de SP. Zeker, het leverde hem de denigrerende bijnaam ”rare, idealistische tomatenpriester” op. Maar velen vonden het mooi dat de geestelijke religie en politiek wist te verbinden.
Pijn
Oosterhuis’ populariteit is dus onmiskenbaar. Waar zit ’m dan de pijn bij deze man?
Allereerst: de rooms-katholieke kerkleiding bekijkt de ex-jezuïet met argusogen. Want hoewel hij al in 1968 uit de jezuïetenorde werd gezet, en hem in 1970 wegens zijn huwelijk met Jozefien Melief het priesterschap werd ontnomen, oefent Oosterhuis nog altijd grote invloed uit in rooms-katholieke kring. Vooral door zijn liederen.
Hier en daar worden dan ook pogingen ondernomen om de ex-priester te boycotten. Zo verscheen acht jaar geleden in het bisdom Roermond de bundel ”Laus Deo”, die helemaal Oosterhuisvrij was. Aanleiding was een uitspraak van de dichter over de eucharistie. „Die hele eucharistie is in de Amsterdamse Studentenekklesia niets anders dan de woorden: „Moge het delen van dit brood en deze beker ons sterken in de hoop dat een nieuwe wereld komen zal, waar brood, recht en vrede is, genoeg voor allen.”” Voor bisschop Wiertz van Roermond was het duidelijk dat Oosterhuis hiermee de kern van de katholieke leer bestreed.
HP/De Tijd typeerde Oosterhuis vier jaar geleden als ”de ergste katholiek”. Hij zou nog nooit iets fatsoenlijks hebben geschreven. „Toch geniet hij al sinds de jaren zestig een onverwoestbare reputatie bij progressieve kerkgangers die Jezus naar hun eigen beeld hebben herschapen als een Vrij Nederland-abonnee met een voorkeur voor Max Havelaar-koffie, linnen schoudertasjes en een onverzorgde tuin.”
Anderen leggen de vinger bij de kwaliteit van de poëzie van de dichter. Iemand noemde zijn gedichten „verwerpelijke producten, de liturgische kitsch van onze tijd.” Ze zouden mensen afstoten door de „warrige, in wezen nietszeggende beeldspraak.”
De gewezen Dichter des Vaderlands Gerrit Komrij liet eveneens weten wat hij van Oosterhuis’ werk vind. „Bij hem kan men waarlijk spreken van een ”vertrossing” van de poëzie. (…) De techniek van zijn gedichten bestaat heel handig uit het herhalen van de voorgekauwde loopjes en vondsten uit andermans werk. (…) Het is het geraaskal, het gestamel, dat ware poëzie moet suggereren.”
Armen
Dieper nog gaat de kritiek die de vinger legt bij het theologisch fundament onder Oosterhuis’ liederen. Hoe leest deze theoloog, die veel opheeft met Latijns-Amerikaanse bevrijdingstheologen, de Bijbel? „Als verhaal over onszelf, over deze wereld en over onze toekomst. Daarbij is het profetisch visioen het hart van de Schrift.”
Hoe ziet Oosterhuis God? „Het woord God verwijst niet naar iets concreets, maar naar een concrete levenshouding. Godsbeelden zijn allemaal bespiegelingen. In de Bijbel wordt God voorgesteld als pleitbezorger of woordvoerder van de armen.”
Oosterhuis ageert dan ook tegen christenen die de boodschap van de Bijbel spiritualiseren tot een hiernamaalsvisioen. „De God van de Bijbel heeft een politiek visioen. Hij is niet neutraal. God is links. En daarom kan een christen niet rechts zijn.” Oosterhuis veegt de vloer aan met de God van Bush en van het CDA. Die zou de moord op onschuldige mensen sanctioneren en bestaande maatschappijstructuren in stand houden.
Deze linkse, politieke invulling van religie leidt bij Oosterhuis tot een godsdienst waarin het begrip solidariteit centraal staat en waarin voortdurend sprake is van het visioen van vrede en gerechtigheid. De liturgie is voor Oosterhuis de plek bij uitstek om die andere werkelijkheid levend te houden en te bezingen.
Het komt hem op kritiek te staan van mensen die hem vaagheid verwijten. „Zijn liederen drijven soms onder je handen weg; op een gegeven moment worden het woordenmassa’s die gaan zweven en die zich nergens meer aan hechten. Hij houdt van het romantisch gevoel van de onbegrepenheid.”
Indringender nog is de klacht dat Oosterhuis’ manier van theologiseren weinig meer te maken heeft met religiositeit. „Steeds meer is hij de kant opgegaan van het Joodse, het leerhuis. Maar Jezus komt in zijn verhaal gewoon niet voor.”
Want Wie is Jezus voor Oosterhuis? „Hij is een van de vertolkers van het grote perspectief, een joodse leraar die gerechtigheid predikte. Zijn beweging was duidelijk politiek bedreigend, anders zou Hij nooit gekruisigd zijn. De beweging die Hij ontketende, had politieke relevantie. Ze streefden een utopische wereld na.”
Calvijn
Het is de vraag of Oosterhuis’ omvangrijke oeuvre de tand des tijds zal doorstaan. Volgens sommigen zal een kern overblijven, liederen die inmiddels tamelijk klassiek zijn geworden, zoals ”Een steppe zal bloeien” en ”Licht dat ons aanstoot in de morgen”.
Een andere vraag is hoe christenen die vast willen houden aan de Schrift moeten omgaan met de liederen van Oosterhuis. Mijden? De neus ophalen op het moment dat er Oosterhuis onder staat?
Iemand schreef in de kwestie-Oosterhuis dat we niet naar de persoon van de dichter moeten kijken, maar moeten beoordelen of zijn liedteksten in overeenstemming zijn met de Schrift. Volgens hem zijn er Oosterhuisliederen die orthodox-gereformeerden durven zingen.
Hij verwijst daarbij naar Calvijn. Die zou in 1544 de vraag hebben gekregen van gelovigen in Genève of ze de psalmen van Clément Marot nog wel konden zingen. Marot was namelijk teruggekeerd naar de Rooms-Katholieke Kerk. „Het zijn goede teksten, dus we blijven ze zingen”, zou Calvijn hebben gezegd.
Zolang er mensen zijn op aarde
Zolang er mensen zijn op aarde,
zolang de aarde vruchten geeft,
zolang zijt Gij ons aller Vader.
Wij danken U voor al wat leeft.
Gij zijt ons licht, ons eeuwig leven,
Gij redt de wereld van de dood.
Gij hebt uw zoon aan ons gegeven,
zijn lichaam is het levend brood.
Daarom moet alles U aanbidden,
uw liefde heeft het voortgebracht.
Vader, Gij zelf zijt in ons midden.
O Heer, wij zijn van uw geslacht.
Strofe 1, 4 en 5 van ”Zolang er mensen zijn op aarde”, het eerste kerklied dat Oosterhuis vijftig jaar geleden schreef.
De steppe zal bloeien
De steppe zal bloeien
de steppe zal lachen en juichen.
De rotsen die staan
vanaf de dagen der schepping
staan vol water, maar dicht -
de rotsen gaan open.
Het water zal stromen
het water zal tintelen, stralen,
dorstigen komen en drinken.
De steppe zal drinken,
de steppe zal bloeien,
de steppe zal lachen en juichen.
Eerste strofe van het lied ”De steppe zal bloeien”, dat twee jaar geleden tot het mooiste religieuze lied werd gekozen.
Uit vuur en ijzer
Uit vuur en ijzer zuur en zout
zo wijd als licht zo eeuwenoud
uit alles wordt een mens gebouwd
en steeds opnieuw geboren.
Om ijzer in vuur te zijn
om zout en zoet en zuur te zijn
om mens voor een mens te zijn
wordt alleman geboren.
Om oud en wijd als licht te zijn
om lippen water dorst te zijn
om alles en om niets te zijn
gaat niemand tot een ander.
Naar verte die niemand weet
door vuur dat mensen samensmeedt
om leven in lief en leed
gaan mensen tot elkander.
Strofe 1 en 3 van het bruiloftslied ”Uit vuur en ijzer”, door critici ook wel het ”chemicaliënlied” genoemd.