Cultuur & boeken

Droom bleek fata morgana

Het blijft tragisch hoe PvdA-leider Den Uyl jarenlang met de moed der wanhoop vasthield aan het idee dat zijn tweede kabinet er toch zou komen. Het heeft iets weg van een dorstige woestijnreiziger die zich met zijn laatste krachten door het mulle zand voortsleept naar een oase, die uiteindelijk een fata morgana blijkt te zijn.

Kees de Groot
14 May 2008 09:59Gewijzigd op 14 November 2020 05:50
Een verbitterde ex-premier Den Uyl (links) zei in 1977 in het debat over de regeringsverklaring dat zijn opvolger Van Agt (rechts) het Catshuis had betreden „met verbreking van het slot op de achterdeur.” Hij voorspelde dat diens kabinet binnen enkele maa
Een verbitterde ex-premier Den Uyl (links) zei in 1977 in het debat over de regeringsverklaring dat zijn opvolger Van Agt (rechts) het Catshuis had betreden „met verbreking van het slot op de achterdeur.” Hij voorspelde dat diens kabinet binnen enkele maa

„En dat tweede kabinet-Den Uyl, dat komt er toch”, declameerde de demissionaire premier eind 1977 op een PvdA-congres. Een uitspraak die nog lang zou naklinken, schrijft zijn biografe Anet Bleich in haar boek ”Joop den Uyl. Dromer en doordouwer”. Sterker nog, het citaat werd een klassieker. VVD-fractievoorzitter Rutte haalde hem vorig jaar nog aan toen hij Balkenende IV typeerde: „Het tweede kabinet-Den Uyl is er tóch gekomen, en het wordt geleid door een CDA-premier.”Den Uyl heeft het niet mogen meemaken. Zijn eerste en enige kabinet kwam eigenlijk al te laat -in 1973- aan de macht. „De hervormingswil was toen al over zijn hoogtepunt heen”, analyseerde de PvdA-leider begin jaren tachtig.

Toch hoopte hij na de riante verkiezingsoverwinning in 1977, de PvdA won 10 zetels en kwam uit op een totaal van 53, opnieuw premier te kunnen worden. PvdA en CDA konden het ondanks een langdurige formatiepoging niet eens worden over de vorming van een nieuw kabinet-Den Uyl. Bleich noemt de mislukking van de formatie een „zeer pijnlijk stervensproces” voor Den Uyl. „Hij ervoer de uitkomst als een harde, onverdiende slag.”

PvdA-kenner Arie van der Zwan gaat in zijn boek ”Van Drees tot Bos” ook in op Den Uyls verlangen naar een tweede kabinet. Hij vraagt zich af of „diens stijl van regeren uit de eerste periode ook zou hebben gewerkt als Den Uyl II er gekomen was.” Zijn voorganger Drees stond als premier boven de partijen. „Die positie ambieerde Den Uyl allerminst, hij was partij.” Dat botste met het hernieuwde zelfbewustzijn van de drie christelijke partijen KVP, ARP en CHU, die, verenigd in het CDA, de weg naar boven weer hadden gevonden.

Slinks
CDA-leider Van Agt ging met de VVD van Wiegel in zee. Een verbitterde Den Uyl zei in het debat over de regeringsverklaring dat premier Van Agt het Catshuis had betreden „met verbreking van het slot op de achterdeur.”

„Slinks dus en onverdiend”, schrijft Bleich. Den Uyl bleef volgens haar „hardnekkig hopen dat het kabinet-Van Agt, dat er in zijn ogen nooit had mogen komen, alsnog te gronde zou gaan.”

Het kabinet zat de hele rit uit. Als oppositieleider tegen Van Agt kon Den Uyl volgens Van der Zwan „de neiging niet onderdrukken zich frontaal tegen het kabinet te keren.” Maar hij werd soms in zijn manoeuvreerruimte beperkt doordat hij zich niet kon afkeren van beleid zoals hij dat zelf als premier op poten had gezet, „wilde hij althans zijn geloofwaardigheid niet verliezen.”

Door zijn felle verzet tegen het kabinet kreeg D66 de kans zich te profileren als „redelijk alternatief.” Dat sloeg aan bij de kiezers. D66 won bij de verkiezingen in 1981 11 zetels; de PvdA verloor er 9.

Den Uyl werd nog wel minister van Sociale Zaken in het tweede kabinet-Van Agt, maar dat „beruchte, doodgeboren kindje” was geen lang leven beschoren.

Bij de verkiezingen in 1982 werd de PvdA weer de grootste partij. Dat redde volgens Van der Zwan de positie van Den Uyl als partijleider. „Zonder verkiezingsoverwinning had Den Uyl zich nooit kunnen handhaven.” Premier werd hij echter niet: CDA en VVD vormden samen een kabinet onder leiding van Lubbers.

Den Uyls verdediging van de verzorgingsstaat tussen ’82 en ’86 leverde hem veel krediet op. Hij leek daardoor af te stomen op een overweldigende overwinning bij de verkiezingen in 1986. Omdat D66-leider Van Mierlo besloot zich opnieuw als lijsttrekker beschikbaar te stellen, zakte de PvdA terug. Bij de verkiezingen haalde de partij wel veel zetels (52), maar het CDA net iets meer (54). Een nieuw kabinet-Den Uyl zou er definitief niet komen. „De machtsillusie van de PvdA was vervlogen.”

Op veel erkentelijkheid van zijn partij voor de „overwinningsnederlaag” hoefde Den Uyl volgens Bleich niet te rekenen. Partijgenoten concludeerden toen dat hij zelf „het voornaamste obstakel” was geworden dat de PvdA verhinderde om weer te regeren. „Den Uyl was het boegbeeld geworden van een politieke stijl en cultuur die in de eerste helft van de jaren tachtig aan werfkracht en geloofwaardigheid begon in te boeten.” Partijbestuurslid Rottenberg zei het zo: „Zijn greep op de richting waarin de politiek zich ontwikkelde, verminderde. Hij was in wezen in ballingschap, speelde nog een symbolische rol, die ook aansprak, maar je voelde: Dit is de toekomst niet meer.”

Bewonderaars
Professioneel als ze is, probeert Volkskrantcolumniste Bleich in haar biografie de nodige afstand te bewaren tot Den Uyl. Duidelijk is echter dat ze in het kamp van bewonderaars van de oud-premier kan worden geschaard, al uit ze in haar proefschrift ook wel milde kritiek (het kabinet-Den Uyl bereikte niet veel, maar dat kwam deels door zaken waar de premier geen grip op had, zoals een inzakkende economische groei en kerend maatschappelijk tij).

Ze interviewde meer dan 60 mensen, vooral (politieke) vrienden van Den Uyl. Om een nog evenwichtiger beeld van Den Uyl te schetsen, had ze niet om een gesprek met bijvoorbeeld zijn politieke tijdgenoot en tegenpool Wiegel heen gekund.

Haar biografie behandelt in chronologische lijn het leven van Den Uyl, gevolgd door een beschouwing over zijn betekenis. Tal van zaken passeren de revue. Zijn gezinsleven met vrouw en zeven kinderen, de bezettingsjaren en zijn politieke carrière na de oorlog. Den Uyl was wethouder in Amsterdam, Kamerlid, fractieleider van de PvdA, minister van Economische en van Sociale Zaken, en vier jaar premier. Als minister-president kreeg hij te maken met een constitutionele crisis (de Lockheedaffaire), met terrorisme (de Molukse acties) en met de dekolonisatie van Suriname.

Bleich bespreekt dat gevarieerde leven in een lezenswaardig tempo. Ze behandelt niet alles tot in detail. Dat hoeft niet -er is tenslotte al meer over Den Uyl geschreven- tenzij het wezenlijke zaken betreft. De invloed van zijn religieuze opvoeding (zie kader) op de rest van zijn leven komt slechts zijdelings aan bod. Bleich had ook meer moeite kunnen doen om de karikatuur te ontkrachten dat „sinterklaas” Den Uyl Nederland met een financiële kater opzadelde waar latere kabinetten nog jarenlang mee worstelden. Van der Zwan doet dat in zijn boek ”Van Drees tot Bos” wel.

De biografie van Den Uyl is met zijn ruim 500 pagina’s tekst geen boek geworden voor de „gewone man” waar Den Uyl zich altijd om bekommerde. Dat is met een dissertatie meestal niet het geval, maar dit proefschrift is wel heel saai opgezet. De lange stukken tekst worden te weinig onderbroken door witregels. Een paragrafensysteem had wat meer lucht en helderheid kunnen bieden. Misschien kan Bleich in de nabije toekomst de energie opbrengen om een populaire versie van haar boek te maken voor de doorsneekiezer van Den Uyl.

Speelruimte
In ”Van Drees tot Bos” schetst Van der Zwan de geschiedenis van de PvdA sinds 1945. De auteur heeft bij het schrijven afstand genomen „van mijn persoonlijke ervaringen” met de PvdA. Anders dan bij Bleich weerhoudt dat hem er niet van regelmatig zijn oordeel over de gang van zaken te laten doorklinken. Zo vindt hij bijvoorbeeld dat het kabinet-Den Uyl „het er goed van afgebracht heeft.”

”Van Drees tot Bos” heeft verder meerwaarde door de ruime aandacht voor de economie. De PvdA komt immers op voor de sociaal zwakkeren en het is goed dat Van der Zwan -oud-hoogleraar economie- schetst hoe de economie er voor stond toen de partij regeerde en hoe haar financiële beleid heeft uitgepakt. De economische kant van de zaak komt in andere geschiedschrijvingen vaak niet aan de orde terwijl juist de toestand van ’s lands schatkist en de economische groei bepalend zijn voor de speelruimte die de politiek heeft.

Overwaardering
De passages die Van der Zwan wijdt aan Den Uyl vormen door zijn specifieke invalshoek een uitstekende aanvulling op de biografie van Bleich. Samen geven de boeken een redelijk compleet beeld van de man die volgens Bleichs promotor prof. dr. P. de Rooij vanwege de aanhoudende onder- en overwaardering van zijn persoon „weigert geschiedenis te worden.”


Twijfel bleef ex-gereformeerde Den Uyl achtervolgen

„God is ook voor de navolgers van Christus uit de twintigste eeuw een rechtvaardige God en een zeer volkomen liefde.” Weinigen zullen bij dit citaat direct denken aan PvdA leider Den Uyl, die het als kind noteerde in een opstel voor Bijbelse geschiedenis. Jaren later nam hij, in een ander opstel, in de punten a tot en met y afstand van het christelijk geloof. Toch liet dat hem nooit helemaal los.

Bijbelse geschiedenis sprak de jonge Joop Den Uyl meer aan dan rekenen. „Als de juffrouw dan zo mooi vertelde, dan leefde ik mee in Kanaän met Jozef”, citeert zijn biografe Anet Bleich uit aantekeningen van Den Uyl. Die kreeg een klassiek gereformeerde opvoeding: iedere zondag tweemaal naar de kerk, doordeweeks naar christelijke scholen en naar de christelijke jongelings en knapenvereniging.

Hij debatteerde graag over geloofswaarheden. Niet om ze in twijfel te trekken, „maar Joop voelde al heel jong de behoefte om de dingen die hij te horen kreeg voor zichzelf op een rijtje te zetten en zich er een eigen mening over te vormen.”

De eerste tekenen van een geloofscrisis doemden op tijdens Den Uyls middelbareschooltijd. De opstand werd onderdrukt –„Jezus Christus is het einde van alle levensvragen”, schreef hij– maar de vragen bleven. Volgens zijn moeder dwaalde Joop echt af toen hij op de Gemeentelijke Universiteit van Amsterdam in aanraking kwam met andersdenkende, ‘rode’ professoren en medestudenten. Hij raakte er nog een tijdje in de ban van de Zwitserse theoloog Karl Barth, maar toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak was het snel gedaan met de religieuze zoektocht van Den Uyl.

De apathische houding van de kerken jegens het nationaalsocialisme verdiepte zijn religieuze twijfels. De finale breuk met het geloof werd ingeleid met de deportatie van een Joodse vriendin. Den Uyl kon niet geloven dat zij „verloren” zou gaan. Na een jarenlange worsteling biechtte hij zijn moeder in het voorjaar van 1944 op dat hij „zijn geloof verloren had.”

Toch werd hij geen atheïst, schrijft Bleich. „Dat zou slecht hebben gepast bij zijn twijfelende aard.” Den Uyl is tot zijn dood agnost gebleven.

Zijn christelijke opvoeding heeft hem nooit helemaal losgelaten. „Die bleef bepalend voor zijn arbeidsethos”, aldus zijn biografe. „Hij was voortdurend bezig het beste uit zichzelf te halen en anderen daartoe ook aan te sporen.” CDA leider Aantjes zei later over hem: „Er zat iets kuyperiaans in de gedrevenheid van die man.”

Van nog meer belang voor zijn persoonlijkheid acht Bleich Den Uyls constante zoeken naar de waarheid. „Twijfel kwam op en zou er altijd blijven. (…) Geloven, twijfelen, argumenteren, stelling nemen. Die stappen vormden voor Den Uyl een vast stramien, waarbij dan later in de politiek voor ”geloven” het hanteren van sociaaldemocratische uitgangspunten moet worden gelezen.”

Bleich stipt in haar biografie ook de gewoonte van Den Uyl aan om op ironische toon psalmen te reciteren in het bijzijn van (ex )christenen – waarbij ze overigens fout citeert uit psalm 141:3. In haar boek komt echter niet duidelijk uit de verf dat Den Uyl niet louter in nostalgische termen terugdacht aan zijn christelijke herkomst, maar dat hij, zeker op latere leeftijd, soms zelfs een vijandige houding aannam. In 1986 verklaarde Den Uyl bijvoorbeeld dat hij het onvoorstelbaar vond dat christenen na Auschwitz nog over de almacht van God durfden spreken. Er waren, aldus de oud premier, „grenzen aan de lariekoek.”

Den Uyl bleef zijn leven lang een sobere ex calvinist met een serieuze levensopvatting. Zijn gedrevenheid en moreel getoonzette boodschap sloeg aan bij zijn kiezers. Door zijn religieuze achtergrond had hij een gedeelde basis met antirevolutionaire politici waarmee hij samenwerkte. Tegelijkertijd, en dat is typerend voor Den Uyl, joeg hij de andere helft van de bevolking met zijn quasireligieuze bevlogenheid en suggestie van morele superioriteit juist tegen zich in het harnas.

Titel: ”Joop den Uyl 1919-1987. Dromer en doordouwer”
Auteur: Anet Bleich
Uitgeverij: Balans, Amsterdam, 2008
ISBN 978 90 5018 8180
Pagina’s: 544
Prijs: € 35,-;

Titel: ”Van Drees tot Bos. Zestig jaar succes en mislukking. Geschiedenis van de PvdA”
Auteur: Arie van der Zwan
Uitgeverij: Balans, Amsterdam, 2008
ISBN 978 90 5018 914 9
Pagina’s: 362
Prijs: € 22,50.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer