Opinie

Pinksteren

Het pinksterfeest is aanstaande. Bij het feit van de uitstorting van de Heilige Geest zijn rechtzinnige christenen geneigd te denken aan het werk van een Goddelijke persoon, de derde persoon van de Drie-eenheid. Daar zijn heel goede redenen voor. Toch is er een tijd geweest waarin er over de godheid van de Heilige Geest onder christenen minder vrijmoedig werd gesproken.

7 May 2008 09:04Gewijzigd op 14 November 2020 05:49

In de vierde eeuw van onze jaartelling was Gregorius van Nazianze (330-390) er een groot voorstander van de godheid van de Heilige Geest in duidelijke bewoordingen te belijden. Maar dat werd toen door sommigen als een vorm van nieuwlichterij beschouwd. Deze discussie komt ter sprake in een artikel van Francis Gautier over Gregorius’ visie op leerstellige vernieuwing. Gautier, verbonden aan de École Pratique des Hautes Études in Parijs, publiceerde dit artikel in de jongste aflevering van de Revue d’études augustiniennes et patristiques (jaargang 53, nr. 2, 2007).Als voorzitter van het Concilie van Constantinopel (381) wilde Gregorius van Nazianze in de geloofsbelijdenis laten opnemen dat de Heilige Geest God is. Theologen die zich op de letter van de Schrift beriepen, waren daar niet gelukkig mee: het was immers belangrijk, zoals Paulus had gezegd, om niet verder te gaan dan wat geschreven is (1 Korinthe 4:6). Gregorius dacht daar anders over. Oppervlakkig bezien was de belijdenis van de godheid van de Heilige Geest misschien nieuw in de zin dat deze zo letterlijk niet in de Bijbel te vinden is. Gregorius zelf meende trouwens dat zij weliswaar „niet vaak” in de Bijbel voorkomt, maar bijvoorbeeld wel in de woorden „God is een Geest” uit Johannes 4.

Maar wie dieper kijkt naar wat er in de Bijbel van de Heilige Geest gezegd wordt, moet wel tot de erkenning komen dat de Heilige Geest God is. De doopformule (in de Naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest) was daar een sterk argument voor. Wat dus oppervlakkig bezien een „vernieuwing” in de theologie lijkt, kan een zeer Bijbelse gedachte zijn. En omgekeerd kon Gregorius het verzet dat zijn tegenstanders op basis van de letter van de Schrift voerden, kritiseren als een „maskering van goddeloosheid.”

De geschiedenis van de christelijke geloofsleer bevat talloze termen en uitdrukkingen die letterlijk niet zo in de Bijbel te vinden zijn. Dat is geen enkel probleem als deze uitspraken uitdrukking geven aan Bijbelse gegevens. Dat de Heilige Geest God is, is op het pinksterfeest een blijde boodschap voor ieder die een inwendig Goddelijk ingrijpen nodig heeft om in Jezus Christus gebracht te worden en dagelijks van Zijn genade te leven.

De uitstorting van de Heilige Geest in de eerste eeuw in Jeruzalem markeert ook het begin van de christelijke zending. Sommige volken die toen het Evangelie nog niet gehoord hadden, hebben eeuwen later zelf vele zendelingen opgeleverd. Een goed voorbeeld uit de laatste jaren is de Koreaanse zending. Bijna dertig jaar geleden, in 1979, waren er 93 Koreaanse protestanten als zendeling actief in 26 landen. Recente cijfers over het jaar 2006 geven een heel ander beeld te zien: niet minder dan 14.905 Koreaanse zendelingen werkten toen in 168 landen. Deze cijfers geeft Steve Sang-Cheol Moon in het International Bulletin of Missionary Research (jaargang 32, april 2008). Moon is directeur van het Korea Research Institute for Missions en docent aan Hapdong Theological Seminary in Zuid-Korea.

Het aantal protestantse Koreaanse zendelingen is nog altijd behoorlijk lager dan het aantal zendingswerkers uit de Verenigde Staten (ruim 44.000) en India (ruim 41.000), maar die landen zijn veel groter dan Zuid-Korea. Dertigers en veertigers maken samen meer dan 70 procent uit van het aandeel Koreaanse zendelingen; iets meer dan 50 procent is vrouw. Bijna een derde van het zendingswerk betreft grensverleggend pionierswerk. Deze tak van de Koreaanse zending kwam vorig jaar wereldwijd in het nieuws doordat de taliban in Afghanistan 23 zendelingen hadden gekidnapt.

Moon doet de aanbeveling een weloverwogen visie voor de lange termijn te ontwikkelen en bij het pionierwerk ook „geduldig te wachten op Gods tijd.” Voor de komende tijd ziet hij als belangrijk aandachtspunt voor de Koreaanse zending de noodzaak om te „glocaliseren”: een wereldwijde werkwijze hanteren en tegelijk concrete aanpassingen doen aan de lokale omstandigheden in een zendingsgebied.

In Journal of Early Christian Studies (jaargang 16, 2008, aflevering 1) schrijft Naomi Koltun-Fromm van Haverford College over Tatianus. Tatianus, de tweede-eeuwse schrijver van een ”Rede tot de Grieken” waarin hij het christendom verdedigt, is vanuit de kerkvader Irenaeus ook bekend als iemand die later het orthodox-christelijke spoor verliet ten gunste van een eigen leersysteem en een leven in rigoureuze onthouding. Koltun-Fromm wantrouwt de latere slechte reputatie van Tatianus. Haar wantrouwen overtuigt echter niet: anno 2008 zijn er eenvoudigweg onvoldoende latere geschriften van Tatianus beschikbaar om op goede gronden te kunnen beslissen of de weergave van Irenaeus en anderen accuraat was.

Aza Goudriaan, docent aan de faculteit der godgeleerdheid van de Vrije Universiteit Amsterdam en onderzoeker aan de faculteit der wijsbegeerte van de Erasmus Universiteit Rotterdam.
Reageren aan scribent?
focus@refdag.nl.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer