Waarnemen cruciaal voor diaconaat
Het zien staan van mensen die niet meetellen behoort tot de kern van het diaconaat, stelt prof. dr. H. Noordegraaf . Vrijdag hield hij zijn oratie als bijzonder hoogleraar diaconaat aan de Protestantse Theologische Universiteit, met als titel ”Voor wie nemen wij de hoed af?” Hieronder een samenvatting van enkele delen van zijn betoog.
Een grote witte man gehuld in een priestergewaad loopt in gezwinde pas naar zijn bestemming. Op de veranda van een klein huis ziet hij een zwarte vrouw staan met haar kind. Hij neemt zijn hoed af en groet deze vrouw.Deze gebeurtenis uit zijn kinderjaren heeft op Desmond Tutu een onuitwisbare indruk gemaakt. Hij stond perplex: een blanke man die zijn hoed afneemt voor een zwarte vrouw! Zulke dingen gebeurden niet in het echte leven. Tutu zegt: „Het hielp mij tot in het diepst van mijn wezen om te beseffen dat we kostbaar waren voor God en voor deze blanke man.”
Deze witte man was Father Trevor Huddleston (1913-1998), die als anglicaans priester in Zuid-Afrika actief werd in het verzet tegen de apartheid en na zijn terugkeer in Engeland een van de grondleggers was van de Britse antiapartheidsbeweging.
Het afnemen van de hoed bepaalt ons erbij dat waarnemen van mensen en in het bijzonder van diegenen die volgens de heersende opvattingen niet meetellen, niet vanzelfsprekend is. Hen waarnemen, hen zien staan, behoort tot de kern van het diaconaat.
De woorden ”zien” en ”horen” duiden in de Bijbel natuurlijk op het zintuiglijk waarnemen. In een aantal gevallen hebben ze echter een specifieke betekenis in de zin van het waarnemen van nood. Zo gaat de fundamentele ervaring van de uittocht uit Egypte terug op het horen door God van de jammerklachten van het volk Israël in Egypte en het zien van hun lijden: „Hij zag hoe de Israëlieten leden en trok zich hun lot aan.” (Exodus 2:25, NBV)
Van Koetsveld
Er zijn vele historische en actuele voorbeelden te geven waaruit blijkt dat de erkenning van mensen als mens niet vanzelfsprekend is en dat die erkenning uitkomst is van een langdurige strijd. De Spaanse priester Bartolomé de las Casa (1474-1566) was een van de eersten die ageerden tegen de opvatting dat de indianen geen ziel hadden en daarom geen mensen waren. Hij was een roepende in de woestijn die streed tegen het als minderwaardig voorstellen van de niet-blanke.
Nog een voorbeeld. In 1855 vond in Den Haag de opening plaats van de eerste idiotenschool in Nederland. Drijvende kracht achter dit initiatief was de predikant C. van Koetsveld (1807-1893). Hij was gemotiveerd door de schrijnende gevallen die hij tegenkwam van idioten die gebonden, opgesloten, verkromd of zelfs met wonden bedekt waren - het had hem diep geraakt. Hij handelde vanuit de gedachte dat alle mensen voor God gelijk zijn.
Het leren waarnemen van nood is een onmisbaar onderdeel van het diaconale werk. Christen-zijn betekent dat men ook moeilijke vragen in het bewustzijn toelaat en dat men de bereidheid heeft om zich te laten storen in de gang van zaken door het appel dat noodlijdenden op ons doen.
Theologisch gesproken gaat het om zonde als nalatigheid, traagheid en verzuim: het niet kritisch nadenken over de eigen positie, het nalaten van het doen van het goede en het afschuiven van verantwoordelijkheden. Dit kan een kwestie van onwil zijn, maar ook van gebrek aan inzicht en kennis. Onze individuele bijdrage aan de instandhouding van armoede en milieuvernietiging loopt immers via vele schijven en is gering, hoewel de collectieve effecten groot zijn.
Complex
Daarnaast is er het punt van ”de kleine mens in een grote wereld”: wat kunnen individuen doen tegenover zulke complexe vraagstukken? Om hiermee om te kunnen gaan, is allereerst de bereidheid nodig om na te denken over wat men wel of niet kan. Daarbij moet men onderscheid maken tussen legitieme en niet-legitieme onmachtgevoelens. Van de laatste is sprake als men geen enkele mogelijkheid tot beïnvloeding heeft.
Bij de verkenning van de (on)mogelijkheden op individueel en collectief niveau is het nodig om de verschillende rollen die men vervult in ogenschouw te nemen. Mensen zijn consument, producent, deelnemers aan maatschappelijke en politieke organisaties, kunnen deelnemen aan verkiezingen enzovoort. Vanuit elke rol kunnen de mogelijkheden en onmogelijkheden verkend worden. Daartoe behoort overigens ook dat men opkomt voor wet- en regelgeving die verantwoordelijkheid stimuleert en onverantwoordelijk gedrag tegengaat, zodat verantwoordelijk gedrag niet alleen van individuele keuzen afhangt.
Gezien de complexiteit van vraagstukken moeten er ook georganiseerde plekken van moreel beraad zijn in kerken, waarin mensen in onderling overleg hun mogelijkheden tot verantwoordelijk handelen, individueel en collectief, op grond van goede informatie en analyses verkennen in het licht van het christelijk geloof.
Natuurlijk is het verstandig om met dit alles op een wijze manier om te gaan. Men moet waken voor een verkrampte betrokkenheid, waarbij met bezwijkt onder de opoffering, en zich niet verbeeldt dat men al het leed van de wereld op zich moet nemen. Dit mag echter als zodanig niet uitgespeeld worden tegen actieve verantwoordelijkheid.
De auteur is bijzonder hoogleraar diaconaat aan de Protestantse Theologische Universiteit in Leiden.