Cultuur & boeken

Ondragelijk wit

Duister, zoekend, maar ook bloesemend. Barber van de Pol typeert de roman ”Moby Dick” van Herman Melville met een paar trefwoorden. Ze vertaalde de Amerikaanse klassieker in anderhalf jaar, precies de tijd die Melville nodig had om het boek te schrijven. „Soms is extreme concentratie de enige manier om iets te bedwingen.”

16 April 2008 09:59Gewijzigd op 14 November 2020 05:44
Moby Dick is een legendarische witte walvis, in het leven geroepen door Herman Melville (1819-1891). Het machtige dier, eigenlijk een potvis, veroorzaakt ramp na ramp. Foto The Glittering Eye
Moby Dick is een legendarische witte walvis, in het leven geroepen door Herman Melville (1819-1891). Het machtige dier, eigenlijk een potvis, veroorzaakt ramp na ramp. Foto The Glittering Eye

Moby Dick is een legendarische witte walvis, in het leven geroepen door Herman Melville (1819-1891). Het machtige dier, eigenlijk een potvis, veroorzaakt ramp na ramp. Een van zijn slachtoffers is kapitein Achab, die een been kwijtraakt aan het redeloze beest. Hij ontsteekt in blinde woede en ontketent met de bemanning van de Pequod een furieuze klopjacht op Moby Dick. Het epos eindigt met de ondergang van alle betrokkenen, behalve de verteller.Aanvankelijk was Melville van plan een realistische roman te schrijven over zijn eigen ervaringen op verschillende walvisvaarders. Het zou een verslag worden van een heroïsche jacht op zee. Een gesprek met de schrijver Nathaniel Hawthorne, aan wie hij ”Moby Dick” zou opdragen, bracht Melville ertoe de thematiek grondig te wijzigen. Het verhaal kreeg diepere lagen, metafysische betekenis. Achter de dramatische verhaallijn gingen indringende vragen schuil over de zin van het bestaan, over goddelijke voorbeschikking en menselijke vrijheid, over hartstocht en rede, over vooroordelen en zelfspot. „Het is nog altijd het meest ambitieuze literaire werk dat ooit in de Verenigde Staten is gemaakt”, stelt Barber van de Pol vast.

In beweging
”Moby Dick” is een uiterst complex boek, zegt de vertaalster, die eerder ”Don Quichot” uit het Spaans vertaalde. „Melville stelt heel veel aan de orde. Het boek kraakt in zijn voegen. Op een dunne, maar spannende verhaallijn schommelen allerlei gedachten en filosofieën van de schrijver. Melville stelt bijvoorbeeld het expansionisme van Amerika aan de kaak. Voortdurend benoemt hij het kwaad van zijn tijd, zoals de slavernij, sociale misstanden en discriminatie. Tegelijk is Melville heel geestig in zijn taalgebruik. Het verhaal is almaar in beweging, het gaat alle kanten tegelijk op. De opgeworpen vragen en theorieën worden zelden afgerond. De schrijver laat de lezer midden in het proces achter. Het is een boek in wording.”

U vergelijkt ”Moby Dick” met ”Max Havelaar” van Multatuli.

„Het zijn verwante boeken, die allebei een mix van verhaal, feiten en pamflettisme bevatten. De romans hebben een genredoorbrekend karakter, met zowel epische als lyrische en dramatische passages. ”Moby Dick” en ”Max Havelaar” zijn geen besloten romans, je weet als lezer niet goed waar je ze moet vastpakken. In hun drang naar vrijheid en rechtvaardigheid zijn Multatuli en Melville trouwens ook aan elkaar gewaagd.”

Waarbij ”Moby Dick” volgens u nog sterker dan ”Max Havelaar” een persoonlijke wanhoopskreet van de auteur is.

„Ik denk niet dat Melville erg gelukkig was. Hij groeide op in een orthodox-christelijk milieu dat hem benauwde. Hij was een vrijdenker die worstelde met levensvragen. Misschien was hij ook in zijn persoonlijke leven teleurgesteld. Er wordt over gespeculeerd dat hij alleen maar trouwde om zijn latente homoseksualiteit te verbloemen. Ik lees ”Moby Dick” als een existentiële noodkreet. Achab kan het niet uitstaan dat hij door een redeloos dier is verwond. Het ontbreken van de diepere zin maakt hem woedend, hij raakt er zijn geloof door kwijt. Eigenlijk gaat de roman over de ondraaglijkheid van het wit, van de leegte. Het geloof dat de hemel niet bestaat, gaat bij Melville gepaard met een kafkaëske huivering. Het is een heel modern thema. Melville schrijft ergens dat Achab door het kartonnen masker van de werkelijkheid heen zoekt naar meer, al wanhoopt hij aan de uitkomst. De leegte op zee is daar een weerspiegeling van. Ook Moby Dick zelf -in het boek vaak aangeduid als leviatan of zeemonster- is de belichaming van het onbevattelijke. Iets van de mythische reikwijdte vliegt de ontvankelijke lezer, hoe hij ook grijnst, makkelijk naar de keel.”

Val
Melville heeft zich laten inspireren door onder meer de Bijbel en door ”Paradise Lost” van John Milton. Toch lijkt ”Moby Dick” een nogal uitzichtloos boek. Aan het eind is, behalve de verteller, niemand meer in leven.

„Je zou kunnen zeggen dat Melville op zijn Amerikaans de val van de mens verbeeldt. Achab is een dromer, die hardhandig van zijn geloof is gevallen en tierend een uitweg zoekt naar nieuwe orde en nieuw houvast. Hij probeert de wereld te benoemen om er greep op te krijgen. ”Moby Dick” is bijna encyclopedisch als het gaat over walvissoorten, de anatomie van de walvis en termen uit de walvisvaart - ik heb bij het vertalen veel deskundigen op dit terrein moeten raadplegen. Tegelijk beseft de schrijver het onmogelijke van die ordenende taak. Ten diepste gelooft hij niet in de maakbaarheid van de samenleving. Net als Cervantes in ”Don Quichot” spot Melville met het idee dat het leven beheersbaar wordt als we het in nette rijtjes en rituelen vatten.

Het is geen toeval dat Achab ook in de Bijbel een uitgestotene is. In ”Moby Dick” is hij een verblinde radicaal, een gevaarlijke gek, speelbal van het lot. Maar daarmee is hij nog niet ontoerekeningsvatbaar. Over de verhouding tussen menselijke verantwoordelijkheid en goddelijke voorbeschikking filosofeert Melville op een bijna niet te volgen en lastig te vertalen manier in hoofdstuk 47, ”De mattenmaker” (zie kader). Ten diepste is hij een humanist die hamert op de verantwoordelijkheid van de mens, al doet hij daar geen stellige uitspraken over. De ondraaglijke lichtheid van het bestaan, het niets, het wit leidt bij Melville tot iets dat lijkt op een zoektocht naar verlossing. ”Moby Dick” is geen pikzwart boek, er zit ook veel geestigheid, veel luchtigheid in. Melville schrijft duister, zoekend, maar ook bloesemend à la Shakespeare. Het boek is bijvoorbeeld een ode aan de walvis, er zitten nogal wat verliefde passages over de schoonheid van het dier in.”

Bush of Osama
Blijft overeind dat de hoofdpersoon van ”Moby Dick”, kapitein Achab, een gevaarlijke misdadiger is die anderen in zijn redeloze wraakexercitie meesleept.

„Er zit toch ook een positief element in. Het is mooi als iemand weet wat hij wil in zijn leven. Achab heeft zichzelf een duidelijk doel gesteld dat hij najaagt, hoe negatief dat doel ook is. Het kwaad is bij Melville ook niet eenduidig. Melvilles biograaf Andrew Delbanco vergelijkt Achab zowel met Bush, die jacht maakt op schurken en schurkenstaten, als met Osama bin Laden. Eerder is de parallel met Hitler getrokken, die ook met een rabiaat idee-fixe hele samenlevingen naar de ondergang sleurde. Achab is inderdaad een demagoog, een misdadiger die wordt verteerd door wrok. Maar hij wordt ook verteerd door weemoed. En dat brengt hem weer heel dichtbij als mens.”

Mede n.a.v. ”Moby Dick”, door Herman Melville; vert. Barber van de Pol; uitg. Athenaeum - Polak & Van Gennep, Amsterdam, 2008; ISBN 978 90 253 6351 2; 604 blz.; € 39,95.

Het weefgetouw van de tijd
„Het was een bewolkte, zwoele namiddag; de matrozen hingen lui op het dek rond of staarden wezenloos over het loodkleurige water. Queequeg en ik waren rustig een zogenaamde zwaardmat aan het weven als extra sjorring voor onze sloep. Om ons heen was alles zo stil en gedempt en toch ook vervuld van wat ging komen en in de lucht hing zo’n mijmerachtige betovering dat die zwijgende mannen stuk voor stuk in hun eigen onzichtbare ik leken op te gaan.

Ik was Queequegs attendant of hulpje bij het werken aan de mat. Terwijl ik de marlijnen vulling of inslag heen en weer liet gaan tussen de lange scheringdraden waarbij ik mijn eigen hand als schietspoel gebruikte, en Queequeg, die naast mij stond, zijn zware eiken zwaard steeds tussen de draden liet glijden en niets ziend uitkijkend over het water zorgeloos en gedachteloos iedere draad vastdrukte - toen, zeg ik, lag over het hele schip en de hele zee zo’n vreemde dromerigheid, alleen onderbroken door het regelmatige, doffe geluid van het zwaard, dat het leek of dit het weefgetouw van de tijd was en ikzelf een schietspoel die werktuiglijk weefde en weefde in het atelier van de schikgodinnen. Daar lagen de vaste draden van de schering, onderhevig aan een enkele, steeds terugkerende, onveranderlijke trilling, een trilling die net genoeg was om de kruiselingse opname van andere draden toe te laten. Deze schering leek noodwendigheid en hier, dacht ik, hanteer ik eigenhandig mijn eigen schietspoel en weef mijn eigen lot in deze onveranderlijke draden. Intussen raakte Queequegs driftmatige, achteloze zwaard de inslag schots en scheef en krachtig en zwak, al naar gelang, en door dit verschil in de beslissende slag dat een overeenkomstig contrast in het uiteindelijke aanzien van het voltooide maaksel veroorzaakt, moet het zwaard van deze wilde, dacht ik, dat dus uiteindelijk schering én inslag vormgeeft en fatsoeneert, moet dit slordige, onverschillige zwaard toeval zijn - ja, toeval, vrije wil, en noodzaak die, geenszins onverenigbaar, zich onderling verweven en samenwerken. De rechte draad van de noodzaak, die niet van zijn uiteindelijke koers af te brengen is en deze met iedere gestage trilling bestendigt; de vrije wil, vrij genoeg om zijn schietspoel tussen de vaste draden door te jagen; en het toeval, weliswaar in zijn speelruimte ingesnoerd door de rechte lijnen van de noodzaak en in zijn zijdelingse bewegingen beperkt door de vrije wil; het toeval dat, al is het aldus door beide bepaald, beide beurtelings bestiert en het laatste bepalende stempel op de gebeurtenissen drukt.”

Uit ”Moby Dick”, blz. 239, 240. Vert. Barber van de Pol.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer