Trouw tot de dood in dienst van de gerechtigheid
In de Waalse Kerk in Den Haag wordt iedere derde dinsdag van de maand een residentiepauzedienst gehouden. Een Haagse predikant spreekt daarin een meditatie uit, waarna een politicus van en van de christelijke partijen een korte toespraak houdt. Dinsdag 18 maart sprak minister E. van Middelkoop (ChristenUnie).
Geef ons vertrouwen in elkaar”, zo hoorde ik onlangs in de kerkdienst de predikant bidden. Dat was voor hem geen achteloos uitgesproken bede. Hij werkt in een van onze grote steden met en voor Turkse, Marokkaanse en Antilliaanse Nederlanders. Hij kent van dichtbij de spanningen, de wereld van vooroordelen, de achterstanden en het gebrek aan vertrouwen in elkaar.Vertrouwen verwijst naar het belang van maatschappelijk cement, samenbinding, afstemming van gedrag, wederzijds respect. Vertrouwen vergt dat we oog hebben voor de ander en zijn belangen. Daarin slagen we niet wanneer we eerst en vooral ”trouw zijn aan onszelf”, zoals het tegenwoordig wel heet. Dat is echt te weinig. Een mens mag zichzelf liefhebben, maar die liefde is, zoals blijkt uit het grote gebod, niet los te zien van de liefde die wij God verschuldigd zijn. En God liefhebben betekent ook trouw zijn aan Zijn goede leefregels, Zijn wet voor het leven.
Trouw is maar ten dele een zelfstandige waarde. Trouw verwijst naar iets wat kennelijk de moeite van binding waard is: je partner, het recht, het vaderland. Het thema van deze dienst, ”Trouw tot in de dood” (naar aanleiding van Openb. 2:8-11) houdt ons voor dat er kennelijk waarden zijn die zo fundamenteel zijn dat ze een mensenleven overstijgen. Daar schuilt iets tegenstrijdigs in, iets waartegen een mens zich van nature verzet. Zijn immers niet bijna al onze inspanningen, individueel, maatschappelijk, ecologisch, politiek, erop gericht om het leven te beschermen, te leven, te veraangenamen? In de Amerikaanse Onafhankelijkheidsverklaring van 1776 staat dat ”Life, liberty, and the pursuit of happiness” onvervreemdbare rechten zijn.
Als het leven, de vrijheid en het najagen van geluk topwaarden zijn, hoe kan het dan dat trouw ons kan verplichten het leven op te geven? Eigenlijk kan die spanning slechts worden opgelost als er een vertrouwen is in een leven na de dood, op de lauwerkrans van het leven, zoals de tekst zegt. En zo legt het geloof in een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, waarop dit Bijbelboek uitloopt, een fundament onder ons leven en ons samenleven in het hier en nu.
Wie in deze Bijbeltekst een oproep tot heroïek leest, heeft het niet begrepen. Tot heldendom zijn weinig mensen in staat. We zijn veel te veel aan het leven gehecht, en dat mag ook. Toch kent de kerk haar martelaren en de politiek haar helden. We houden hen in ere, niet allereerst om de voortreffelijkheid van de persoon, maar omdat hun offer verwijst naar fundamentele waarden, die hun trouw tot in de dood kennelijk waard zijn.
Geweld
Mag dat ook in de politieke samenleving gevraagd worden? Mag een overheid van burgers een loyaliteit, een trouw vragen die zo ver gaat als het offer van hun leven? Wat moet er dan wel niet op het spel staan? Ik wijs er allereerst op dat trouw een waarde is die niet vreemd is aan het politieke leven. Wie het ambt aanvaardt van minister of lid van de Eerste of Tweede Kamer moet zweren of beloven trouw te zijn aan de Grondwet en een getrouwe vervulling van het ambt. Datzelfde wordt ook gevraagd van een nieuwe koning.
Hier verwijst trouw naar de noodzaak gezagsdragers te binden aan de grondregels van de rechtsstaat. Ze zijn immers niet de eigenaar van hun ambt, maar de dienaar ervan. Het ambt wordt hun als het ware ter beschikking gesteld, van hen wordt derhalve gevraagd dat ambt trouw te zijn. Politici, die vooral trouw aan zichzelf willen zijn botsen hier op de hogere regels van de rechtsstaat. Voor de burger gaat het erom dat hij erop kan vertrouwen dat die gezagsdragers trouw hun ambt vervullen.
In deze politieke rituelen gaat het er eigenlijk om gewone mensen, die tot hoge ambten zijn geroepen, op hun plaats te houden, te disciplineren, te binden aan de fundamentele waarden van het recht en de parlementaire democratie. Het is de echo van het wijsheidswoord van Spreuken 20:28: „Liefde en trouw beschermen de koning.”
Trouw is ook een kernwaarde in de krijgsmacht, het dwanginstrument waarmee de overheid het recht wil dienen. Een militair leert niet alleen ambachtelijke vaardigheden, zoals het hanteren van een geweer, maar ook morele deugden. Militairen leren te vertrouwen op het oordeel van hun commandant. Een dienstbevel moet worden opgevolgd. Militaire discipline is een operationele noodzaak, maar ook een daad van trouw. De grens is waar een militair wordt gevraagd een misdrijf te plegen. Dan geldt dat trouw aan hogere rechtswaarden aan dat bevel vooraf dient te gaan.
Het vreselijke woord ”kadaverdiscipline” staat dan ook haaks op de morele vereisten van de militaire professie. De Nederlandse militair wordt geoefend in moreel gedrag en integriteit. Dat vereiste is juist nodig omdat er omstandigheden kunnen zijn dat die militair legitiem geweld gebruikt. Professionaliteit betekent hier het tegengaan van verruwing, van machtsmisbruik, van respect voor de regels van het oorlogsrecht.
Recht en geweld staan tot elkaar in een ongemakkelijke verhouding, lijken zelfs tegenover elkaar te staan, elkaar uit te sluiten. In wezen is dat een pacifistische positie, waarin van de overheid wordt gevraagd in alle gevallen af te zien van het gebruik van geweld. De christelijke ethiek heeft dat radicale standpunt niet willen aanvaarden, omdat ten slotte het recht daarvan het slachtoffer zal zijn. Het is juist de trouw aan het recht dat in sommige situaties het gebruik van geweld legitimeert.
Dit kent zijn schaduwzijde in de risico’s die een militair (of een politieagent) loopt. Die risico’s worden tenslotte van hem gevraagd door de politiek. Dat is een zaak van grote ernst. Als regering en parlement trouw zijn aan hun ambt mogen zij, nee, moeten zij soms die risico’s van de militair vragen. Dat luistert echter wel nauw.
Toen ik als minister voor het eerst mededeling moest doen van het sneuvelen van een korporaal in Uruzgan, heb ik in een overleg met de Kamer stilgestaan bij de betekenis van dit sneuvelen. Trouw aan mijn ambt verplichtte mij daartoe. Ik heb toen gezegd dat politici in een verantwoordelijkheidsrelatie staan tot deze militair. Ze kunnen en mogen derhalve de vraag naar de betekenis van zijn dood niet ontlopen.
Ik heb daarover toen in de Kamer gezegd: „Wanneer wij daarover zouden zwijgen… doen wij hem onrecht en evenzeer zijn ouders, familie en vrienden die hem als het ware aan ons hadden afgestaan. De inzet van korporaal Cor Strik, de verantwoordelijkheid die hij op zich nam, wetend van de risico’s, en ten slotte zijn dood, ontlenen hun betekenis aan het doel van de missie. Dat doel beschrijven wij in termen van de waarden die wij fundamenteel en universeel achten: de rechtsstaat, de noodzaak van wederopbouw, stabiliteit, vrijheid, gelijkheid, veiligheid. Die waarden heeft korporaal Cor Strik willen dienen als militair. Hij gaf daarvoor zijn leven. Het doet veel pijn dat zo te moeten zeggen. Hij verdient ons diepste respect.” Trouw zijn tot in de dood, het is een zaak van diepe ernst en veel minder van heroïek. En toch mogen wij deze korporaal een held noemen. Omdat hij trouw was in dienst van de gerechtigheid.