Kerk & religie

De orde van de tempeliers: mysterie of tragiek?

Op 13 oktober 1307 liet de Franse koning de tempeliers in zijn land oppakken. Voor deze geestelijke ridderorde betekende dat het begin van het einde. Op 25 oktober publiceerde het Vaticaans Archief stukken over het proces dat op de gevangenneming van de tempeliers volgde. Wie waren de tempeliers, en welke onthullingen over hun orde mogen we van de Vaticaanse documenten verwachten?

Prof. dr. K. Goudriaan
8 November 2007 08:15Gewijzigd op 14 November 2020 05:15

De orde van de tempeliers ontstond kort na de eerste kruistocht. Omstreeks 1120 legden enkele ridders de drie geloften van armoede, gehoorzaamheid en kuisheid af, waarmee ze tevens monnik werden. Ze moesten pelgrims beschermen op de weg van de havenstad Jaffa naar Jeruzalem.Boudewijn II, de kruisvaarderskoning van Jeruzalem, gaf hun als woonplaats een vleugel van zijn paleis, waarvan men meende dat het boven op de ruïne van de tempel van Salomo lag. Naar de tempel lieten de ridders zich graag noemen, hoewel hun eigenlijke naam ”Arme ridders van Christus” was.

Arm waren ze in het begin zeker, maar dat duurde niet lang. Niemand minder dan Bernard van Clairvaux, de welbespraakte cisterciënzer abt en de invloedrijkste man van de christenheid, bezorgde de tempeliers in 1129 een nieuwe regel, zodat ze een erkende plaats in de kerk innamen. Ook schreef hij ”Tot lof van de nieuwe ridderschap” om de leefwijze te propageren van deze vreemdsoortige nieuwe monniken, die leefden en stierven om het geloof te verdedigen.

Nieuwe leden stroomden toe, evenals geschenken, vaak in de vorm van landerijen. In 1139 verleende de paus de tempeliers exemptie: als geestelijken waren ze al aan het gezag van wereldlijke vorsten onttrokken, nu werden ze ook vrijgesteld van de rechtsmacht van de bisschoppen en direct onder de paus geplaatst.

Moslims
Huizen in Europa dienden als verzamelpunt voor de geld- en goederenstromen die naar het Midden-Oosten gingen om de tempeliers in hun strijd tegen de moslims te ondersteunen. Zo kregen ze ervaring in het overmaken van geld over lange afstanden en onder moeilijke omstandigheden. Dit maakte hen tot de meest geavanceerde bankiers van hun tijd, die zelfs al met voorlopers van onze cheques werkten. Omdat ze bekendstonden als onkreukbaar maakten ook anderen graag van hun bancaire diensten gebruik: pelgrims en ook vorsten.

Aanvankelijk waren de tempeliers militair succesrijk: de kruisvaarders profiteerden van het feit dat de moslims onderling verdeeld waren. Maar toen Saladin, de sultan van Egypte, het Midden-Oosten verenigde, begon het tij te keren. In 1187 leden de christelijke strijders een nederlaag bij Hattin en moesten Jeruzalem prijsgeven. Daarop verplaatsten de tempeliers hun hoofdkwartier naar Acre, dat ze nog tot 1291 wisten te houden.

In de dertiende eeuw verkeerde de zaak van de kruisvaarders in malaise. De populariteit van de tempeliers taande. Klachten over hun veronderstelde luiheid werden geuit en hun rijkdommen verwekten jaloezie. Enorme schatten werden vermoed in de ”Temple”, hun Parijse hoofdkwartier. Geruchten over misstanden gingen de ronde doen.

De dramatische ontknoping kwam in de jaren 1307 tot 1314. De hoofdrolspelers -afgezien natuurlijk van de tempeliers zelf en hun grootmeester Jacques de Molay- waren de Franse koning Filips IV de Schone en paus Clemens V. Filips zat vanwege zijn oorlogen tegen Engeland voortdurend in geldnood. Bovendien was het hem een doorn in het oog dat er een groepering in zijn land bestond die zich aan zijn macht onttrok.

Clemens V, alias Bertrand de Got, was eerder aartsbisschop van Bordeaux geweest, een stad die toen aan de Engelsen toebehoorde. In 1309 zou hij het pauselijk hof in Avignon vestigde,xx waar de pausen aan sterke Franse invloed bloot zouden staan. Maar als marionet van de Franse koning mag men hem toch niet beschouwen: Clemens had ook zelf zijn bedenkingen over de tempeliers, maar hij gunde hun een eerlijk proces en vond dat alleen hijzelf daartoe bevoegd was.

Arrestatie
Op 13 oktober 1307 -700 jaar geleden- liet Filips IV de tempeliers in zijn land arresteren op grond van een beschuldiging van Guillaume de Nogaret en andere raadgevers. De drie belangrijkste aanklachten waren dat de tempeliers Christus loochenden, zich aan homoseksuele praktijken bezondigden en een afgod aanbaden die de vorm had van een mensenhoofd met een lange baard.

Om zijn overval een schijn van recht te geven had de koning zich verzekerd van de medewerking van de inquisiteur van Frankrijk. Veel tempeliers bekenden onder de druk van foltering, en Nogaret liet de bekentenissen overal meteen rondbazuinen. Zo werd de druk op de paus opgevoerd, zodat deze op 22 november 1307 alle vorsten van Europa opdracht gaf de tempeliers te arresteren en hun goederen in beslag te nemen. Maar hun berechting reserveerde hij voor zichzelf.

Na veel touwtrekken kreeg Clemens uiteindelijk gedaan dat de koning 72 tempeliers aan hem uitleverde. Ze werden op transport gesteld naar Poitiers, waar de paus toen verbleef. Maar enkele mijlen voor dat reisdoel werden de leiders uit het konvooi gehaald en op het koninklijk kasteel Chinon in bewaring gesteld. De overigen werden in juni 1308 door een pauselijke commissie in Poitiers gehoord.

Anders dan de inquisiteur in Parijs informeerde die commissie niet alleen naar belastende zaken, maar ook naar gegevens die voor de tempeliers pleitten. Zij bleken trouwe zonen van de kerk te zijn. Wel bekenden ze te hebben deelgenomen aan een schandalig ritueel bij hun intrede in de orde: ze hadden onder dwang Christus verloochend, het kruis bespuwd en de leiders van de orde indiscreet gekust.

Voor wie de tempeliers historisch recht wil doen is dit het lastigste punt. Omdat de bekentenissen in Poitiers niet door foltering waren afgedwongen, moeten we bijna aannemen dat er een kern van waarheid in zit. Drukte het ritueel de gehoorzaamheid uit die aan de ordeleiding verschuldigd was? Bereidde het de nieuwe tempeliers voor op wat hun te wachten stond als ze in handen van de moslims zouden vallen? Hoe dan ook, na een verzoek om vergeving verkregen zij de absolutie.

Kasteel Chinon
Drie kardinalen slaagden erin om in augustus de leiders op kasteel Chinon te ondervragen. Tot voor kort waren over dat verhoor alleen indirecte berichten bekend. In 2001 vond de jonge Italiaanse historica Barbara Frale een perkamenten oorkonde die ze herkende als het officiële verslag van het verhoor te Chinon. Die was in het Vaticaans Archief op de verkeerde plek weggelegd en daarom lang onvindbaar geweest.

Uit de oorkonde blijkt dat Jacques de Molay de beschuldigingen van homoseksuele praktijken en afgodenverering ontkende. Het verloocheningsritueel bekende hij wel, in die zin dat hij dit alleen uitwendig had voltrokken maar niet met zijn hart. De pauselijke gezanten namen hier genoegen mee en verleenden aan De Molay en de andere leiders vergiffenis. Dit document is nu gepubliceerd, samen met verslagen van de verhoren in Poitiers.

In de periode die volgde, werden overal in Europa processen tegen de tempeliers gehouden. Het resultaat daarvan werd aan het concilie voorgelegd, dat van oktober 1311 tot mei 1312 te Vienne gehouden werd. Daar verscheen ook koning Filips met een intimiderende schare volgelingen. Onder zo veel druk bezweek de paus: zonder de tempeliers te vonnissen, hief hij bij pauselijk besluit hun orde op vanwege het schandaal. De bezittingen gaf hij aan de johannieters. Alleen de leiders, onder wie grootmeester De Molay, moesten nog worden berecht.

In maart 1314 namen enkele kardinalen die taak op zich; plaats van handeling was Parijs. Onverwacht herriepen De Molay en één medebroeder al hun bekentenissen. Terwijl de kardinalen zich nog beraadden op de nieuw ontstane situatie, kreeg de koning De Molay en zijn medebroeder in handen. Nog diezelfde dag liet hij hen als ketters verbranden. Een maand later stierf de paus. Voordat het jaar voorbij was, stierf ook de koning.

Mysterie
De tempeliers zijn met veel mysterie omgeven. Dat begon al in de middeleeuwen, toen ze als bewakers van de graal (de schaal van het laatste avondmaal) werden voorgesteld. Van de achttiende eeuw dateert hun reputatie als geheim genootschap in het bezit van verborgen kennis. Vrijmetselaars die de tempeliers als hun voorlopers claimden, brachten dit idee in omloop.

In de twintigste-eeuwse verbeelding kreeg het geheime genootschap complotterende trekken. In zijn ”De slinger van Foucault” (1988) voert Umberto Eco drie vrienden ten tonele die uit tijdverdrijf een wereldomspannende samenzwering van tempeliers verzinnen, maar er uiteindelijk zelf in gaan geloven. Veel populairder werd nog de roman ”De Da Vinci Code” (2003) van Dan Brown, waarin de tempeliers en de graal voorkomen, samen met onder meer Maria Magdalena, om het plot spannend te maken. Hier is het overigens het Vaticaan dat complotteert om de waarheid verborgen te houden waarover de tempeliers beschikken.

Natuurlijk mag een thrillerauteur fictie bedrijven, maar het wordt wel vervelend als in de publieke opinie feiten en verzinsel door elkaar gaan lopen. Het is bijna ondoenlijk geworden om de nevel van geheimzinnigheid te verdrijven die om de tempeliers hangt. Als de publicatie van nieuwe documenten wordt aangekondigd, zijn de verwachtingen dan ook hooggespannen. Hoe onthullend zijn de nieuw beschikbaar gekomen stukken? Het Chinondocument brengt meer duidelijkheid -maar ook nieuwe vragen- over één episode in het tempelierendrama, en dat is winst. Maar het is niet zo dat het Vaticaan al die tijd geweten heeft dat de tempeliers geen ketters waren, maar die wetenschap heeft verdonkeremaand.

De orde is in 1312 opgeheven: hij is door de paus nooit veroordeeld wegens ketterij. En het nieuwe document was niet verstopt in het Vaticaans Archief, maar gewoon zoekgeraakt. Zo mysterieus waren de tempeliers helemaal niet. Tragisch, zo zou men ze kunnen noemen.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer