Bilderdijk doet het hekje toe
Titel: ”De zeven wijze mannen van Rome”; vertaald en toegelicht door Johan Oosterman en Sasja Koetsier
ISBN 90 253 0222 x
Pagina’s: 145
Prijs:
Titel: ”Vreugde en verdriet in kleine kring. Het gezinsleven in poëzie en proza, 1600-1750”; verzameld en toegelicht door Eddy Grootes e.a.
ISBN 90 253 0221 1
Pagina’s: 147
Prijs:Titel: Willem Bilderdijk, ”Leven, ach! Wat zijt gij toch? Bloemlezing uit de gedichten”; samengesteld door Peter van Zonneveld
ISBN 90 253 0330 7
Pagina’s: 139
Prijs: alle drie uitgegeven bij Athenaeum - Polak & Van Gennep, Amsterdam, 2006, prijs per deel € 7,50.
Een griffioen is een mythologisch dier met het bovenlijf van een adelaar en het onderlijf van een leeuw. Een niet bestaand dier dus. Wat wel bestaat is de Griffioenreeks, een mooie reeks met historische literaire teksten. Maar helaas, aan dit bestaan komt een eind. Twee maanden geleden verschenen de laatste drie deeltjes.
De historische letterkunde ligt niet goed in de markt. In het onderwijs is de ruimte voor literatuur op zich al door allerlei vernieuwingen zeer sterk teruggedrongen en binnen de overgebleven ruimte is de aandacht ook nog grotendeels gericht op de periode na 1880 en vooral na 1950. Historische literaire teksten hebben een thematiek die ver afstaat van wat de jeugd van nu boeit -zo is de mijns inziens al te gemakkelijke redenering- en bovendien vormt het oudere taalgebruik een barrière voor lezers van nu.
Juist daarom is een reeks als de Griffioenreeks zo belangrijk. Hierin worden namelijk historische teksten toegankelijk gemaakt voor een hedendaags publiek: de spelling is hedendaags en de interpunctie is gemoderniseerd. Door het wegnemen van de taalbarrière zijn allerlei teksten, stammend uit de periode van ongeveer 1200 tot 1850, goed leesbaar voor een brede lezerskring, vooral ook voor scholieren en studenten. Prachtige literatuur uit het verleden wordt op deze manier niet verwezen naar een plaats in het museum. En een bijkomend voordeel is dat de uitgaven betrekkelijk goedkoop zijn.
Dit alles geldt ook voor de drie nieuwe -en laatste!- deeltjes: ”De zeven wijze mannen van Rome”, een verhaal uit de middeleeuwen, ”Vreugde en verdriet in kleine kring”, een bloemlezing over het gezinsleven tussen 1600 en 1750, en ”Leven, ach! Wat zijt gij toch?”, een bloemlezing uit de poëzie van Bilderdijk.
Verscheidenheid
De Griffioenreeks laat een grote verscheidenheid zien, niet alleen in de tijd, maar vooral ook in opzet. De uitgaven zijn onder te brengen in zo’n viertal categorieën. Allereerst complete teksten die behoren tot onze letterkundige canon, bijvoorbeeld de ”Walewein” uit de middeleeuwen en de historische roman ”Hermingard van de Eikenterpen” van Aernout Drost. De tweede categorie bevat bloemlezingen uit het werk van één dichter of auteur: Hooft, Vondel, Huygens, Bredero enzovoorts. De derde categorie bevat bloemlezingen met een bepaald thema (zoals huiselijke poëzie of topografische poëzie) en de vierde bevat teksten die vrij onbekend zijn.
Mijns inziens zijn de deeltjes van de eerste en tweede categorie het waardevolst en het meest geslaagd: ze bevatten allemaal teksten die behoren tot de canon, zeg maar de onopgeefbare kern van onze historische letterkunde. Wat mij betreft had de redactie heel wat meer deeltjes van deze aard mogen uitgeven, bijvoorbeeld de ”Beatrijs”, een bloemlezing uit het werk van Marnix, een bloemlezing uit de gedichten van Revius of een bloemlezing uit de essays van Busken Huet.
De verscheidenheid van de reeks is goed af te lezen uit de laatste drie deeltjes. Ze zijn ongetwijfeld alle drie met zorg samengesteld. ”De zeven wijzen mannen van Rome” is een minder bekende tekst uit de middeleeuwen. Het is een zogenaamde raamvertelling: binnen een bepaald kader of raam worden verhalen verteld. In deze tekst worden die verhalen verteld door een sluwe keizerin, die de zoon van de keizer verdacht maakt, én door zeven wijzen of ”meesters”, die de zoon vrijpleiten en de onoprechtheid van de keizerin aan de kaak stellen. Niet de valse keizerin maar de wijzen overtuigen uiteindelijk de keizer.
”Vreugde en verdriet in kleine kring” is een bloemlezing over het gezinsleven met aspecten als geboorte en sterfte, vrouw en man, kinderen en opvoeding. Mooie gedichten staan erin, onder anderen van Hooft, Huygens, Luyken en Poot, ook van meer onbekende dichters als Petyt en Rixtel. Ik vraag me wel af: Wie zit op zo’n brede thematische bloemlezing te wachten? Een bloemlezing uit het werk van één auteur spreekt het publiek beslist meer aan.
Bilderdijk
Daarom is naar mijn mening het derde deeltje het meest geslaagd. Het bevat een bloemlezing uit de poëzie van Willem Bilderdijk (1756-1831), de vader van het Reveil en leermeester van onder meer Isaäc da Costa. Bilderdijk was een begaafd en veelzijdig man, al was hij als mens niet gemakkelijk en soms moeilijk te volgen. Een bloemlezing uit zijn gedichten hoort zeker thuis in de Griffioenreeks. Zijn onvrede met het bestaan -de titel van de uitgave is goed gekozen: ”Leven, ach! Wat zijt gij toch?”-, zijn Godsvertrouwen en zijn besef van zonde en schuld leidden tot prachtige regels, zoals de slotregels van het befaamde ”Gebed”:
Ik zie op U met kinderlijk ontzag:
met christen hoop, noch lauw noch ongeduldig.
Ach, leer Gij mij, hetgeen ik bidden mag!
Bid zelf in mij; zo is mijn bee onschuldig.
Bilderdijk heeft ongelofelijk veel poëzie geschreven: zo’n 300.000 versregels, door Isaäc da Costa uitgegeven in vijftien banden. Daar zijn heel wat gedichten bij van minder gehalte. Je moet een dichter altijd beoordelen naar zijn beste werk en mede daarom is voor Bilderdijk een uitgave met een bloemlezing een voor de hand liggende keuze.
Kennismaking
Bilderdijk is, ondanks zijn geloofsvertrouwen, veelal ongelukkig met het leven geweest. Pessimistisch als hij was -vanuit zijn onvrede met het hier en nu- kondigde hij tientallen jaren voor zijn sterven al zijn dood aan. In het gedicht ”Mijn leven”, geschreven twee jaar voor zijn dood in 1829, stelt hij de vraag: „Wat ’s leven?” Het antwoord is kort en bondig: „Lijden.”
Peter van Zonneveld, die dit deeltje samenstelde, zorgde niet alleen voor een representatieve keuze, maar ook voor een helder nawoord met nuttige informatie over leven en werk van de dichter. Nuttig zijn ook de aantekeningen met woordverklaringen: Bilderdijks taal is inmiddels zo’n twee eeuwen oud en dat betekent dat woorden als ”leken” (druppelen), ”stal” (gestalte) en ”onnadenkelijk” (niet te bevatten) voor de hedendaagse lezer beslist verklaard moeten worden.
Deze uitgave is uitermate geschikt voor een (eerste) kennismaking met de poëzie van Willem Bilderdijk.