Opinie

Criticus moet alert zijn op verschil fictie en non-fictie

Het lezen van literatuur vormt mensen op een positieve manier, stelt drs. Tjerk de Reus in het RD van 28 september. Een minder lyrische benadering zou de discussie ten goede komen, stelt Matthijs Schuurman.

30 September 2005 23:40Gewijzigd op 14 November 2020 03:01

Het is jammer dat Tjerk de Reus niet ingaat op de argumentatie van prof. Van de Beek. De stelling van Van de Beek gaat over de vraag of een gedoopt christen niet-christelijke literatuur mag lezen. Zijn antwoord is gedeeltelijk negatief: Voor christenen die geen sterk geloof hebben, is het niet verstandig om alle literatuur te lezen. Voor iemand die gewend is om veel literatuur (kritisch) te lezen, is dat geen prettig antwoord.Maar De Reus doet net of Van de Beek het lezen van literatuur voor iedereen afraadt. Een standpunt dat mijns inziens niet aan Van de Beek toegeschreven kan worden.De Reus gaat voorbij aan de zinvolle opmerkingen die Van de Beek maakt. Van de Beek is beducht voor een christendom dat het belangrijk vindt om door de maatschappij geaccepteerd te worden en geen ernst maakt met de doop. Door de doop is er een breuk met het heidendom (en dus met de cultuur). Christenen zijn vreemdelingen. Deze opmerking kan zorgen voor een bepaalde nuchterheid in de discussie over christelijke literatuur. De christelijke literatuur is te veel gefocust op emancipatie en reageert gefrustreerd als het niet door de seculiere kritiek opgemerkt wordt.

Verheven
Bovendien is het niet onzinnig van Van de Beek om alert te zijn op de invloed van het lezen op de persoonlijke vorming. Deze invloed is lang niet zo positief als De Reus beweert. Het lezen van literatuur kan ook een zeer teleurstellende ervaring zijn.

In vwo 4 las ik op advies van mijn leraar Nederlands het boek ”De ontdekking van de hemel” van Harry Mulisch. Ik heb het boek alleen uit gekregen omdat mijn leraar het terug moest hebben. Ik vond het geen overtuigend boek. Het duurde een tijd voordat ik de beschrijving van God in dat boek verwerkt had.

Een andere negatieve leeservaring betreft ”Knielen op een bed violen” van Jan Siebelink. Het is een mooi boek. Maar er zijn in mijn omgeving te veel mensen die het onderscheid tussen fictie en non-fictie niet maken. Ik hoor kerkmensen zeggen dat zij blij zijn dat zij niet op zo’n manier zijn opgevoed. Zij gebruiken het boek om zich af te zetten tegen ’zwaardere’ kerken.

Het lezen van dit (mooie) boek kan dus ook schade berokken aan het interkerkelijke gesprek én ervoor zorgen dat de ene christen zich verheven voelt boven de ander. Volgens mij is het de taak van een criticus om bij zulke boeken alert te zijn op het onderscheid tussen fictie en non-fictie. In bijna geen enkele recensie werd dit onderscheid gemaakt.

Gedoopt
Lezen van literatuur is niet altijd een verrijking. Een fervent lezer als De Reus zou toch moeten kunnen aanhoren dat een lezer kwetsbaar is. Een lezer wordt in een goed verhaal meegenomen. Bij een goed boek verliest de lezer iets van zichzelf en ontdekt hij iets nieuws. Maar als je een minder goed boek leest, kunnen de negatieve gevolgen groot zijn. Het zou de discussie ten goede komen als De Reus iets minder lyrisch is over literatuur.

Het is de vraag, of literatuuronderwijs niet te vroeg komt op de middelbare school. Veel leerlingen beheersen de vaardigheden niet om een boek te analyseren. Laat staan dat zij in staat zijn een levensbeschouwelijk oordeel te vellen.

Bij literatuuronderwijs hoort mijns inziens het stimuleren van het lezen van literatuur. Dat wordt lang niet altijd bereikt door een canon of een lijst. Veel boeken van de lijst zijn alleen vanuit literatuurhistorisch oogpunt interessant. Zelf vind ik Hellema een betere schrijver dan W.F. Hermans. Bij Renate Dorrenstein vraag ik mij af, of dit nog wel literatuur genoemd kan worden. Karel Schoeman vond ik een meer verrijkende ervaring dan J.M. Coetzee. Literatuuronderwijs op een reformatorische school is gebaat bij het promoten van goede christelijke schrijvers, zoals Franz Werfel, Werner Bergengruen, Anna M. Louw en Elsa Joubert.

Literatuur lees ik echter niet om de cultuur beter te kennen. Er zijn geschiktere manieren om de cultuur te leren kennen. Andere media zijn daarvoor geschikter. Bovendien: hoe betrouwbaar is cultuurschets in fictie?

Het christendom bestaat in een culturele context. Bovendien is in elke eeuw de verbinding tussen kunst en christendom aan te wijzen. Dat laat onverlet dat de vraag die Van de Beek opwierp zinvol is: Kan een gedoopt christen zich wel met niet-christelijke literatuur bezighouden? En als hij dat doet, met welke intentie doet hij dat dan: om door de cultuur geaccepteerd te worden of om te wijzen op Christus?

voetnoot (u17(De auteur is theoloog.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer