Regel op regel
Het ambtenarenkorps van de EU overtreft de joodse rabbijnen in de tijd van het Nieuwe Testament. Niet op het punt van rechtzinnigheid, wel als het de wet- en regelgeving betreft. De wetgeleerden aan het begin van onze jaartelling onderwezen het volk in 637 geboden en regels. Brussel heeft inmiddels 80.000 pagina’s aan wetten, richtlijnen en regels.
De Europese Commissie vindt het nu nodig dat woud aan regels een kapbeurt te geven. Of liever: ze wil verdere uitbreiding van het pakket tegengaan door 68 wetsvoorstellen in te trekken. Volgens eurocommissaris Verheugen van Industrie is dit een eerste stap in het terugdringen van gedetailleerde regelgeving.Dat laatste is geen overbodige luxe. Brussel heeft zich in de achterliggende jaren druk gemaakt over van alles en nog wat. Zo zijn er regels voor de afmetingen van jampotten en de kromtegraad van komkommers. Er stonden wetten op stapel voor het gewicht van zakjes koffie en de marketing van honing. Dergelijke gedetailleerde voorschriften doen bijna lachwekkend aan.
De Europese Commissie heeft het snoeiplan opgezet om de concurrentiekracht van Europa te vergroten.
Dat is inderdaad een punt. De vele voorschriften zijn een blok aan het been van ondernemingen die hun producten aan de man willen brengen. Het naleven van de regels kost veel tijd en geld en zet de Europese economie internationaal op achterstand. Andere concurrerende landen hebben minder last van knellende wetgeving.
Een ander aspect is dat de Commissie streeft naar herstel van vertrouwen bij de bevolking. Na het Franse en het Nederlandse ”nee” tegen de grondwet lijkt Brussel meer dan voorheen te beseffen dat Europa erg ver af staat van de beleving en interesse van de burgers.
Dat gebrek aan geloof en vertrouwen in het belang van Europese integratie heeft enerzijds te maken met de heersende kloof tussen burger en politiek. Anderzijds is het ook een gevolg van het feit dat de Europeaan de Europese Unie vooral ziet als een „lastige bemoeial” die veel geld opslokt en nauwelijks iets oplevert.
De voorzitter van de Europese Commissie, José Manuel Barroso, zei deze week in een interview dat de burger niet langer het gevoel mag hebben dat Europa een „project van elites” is. Volgens hem is het inderdaad zo dat de politieke elites de vereniging van Europa tot stand hebben gebracht. Zonder dat de burgers daarbij zijn betrokken. Het gaat er volgens Barroso nu om de burger te doordringen van het belang en het succes van Europa. Anders komt volgens hem de legitimiteit van de integratie in gevaar.
Een onderzoek in opdracht van de Nederlandse regering heeft uitgewezen dat de bevolking niet zit te wachten op een brede maatschappelijke discussie over het belang van Europa. Dat ervaart ze als een sluiproute om alsnog de Europese grondwet erdoor te krijgen. Politici doen er goed aan dat signaal serieus te nemen. Veel burgers willen juist ”minder Europa” dan ”meer”.
Wil de Europese Commissie vertrouwen winnen dan zal ze beter zichtbaar moeten maken wat het belang is van samenwerking. En dat kan alleen wanneer die zich beperkt tot terreinen waarin de EU goed is en de samenwerking een meerwaarde heeft boven regelingen op nationaal niveau. Te denken valt aan handel, strijd tegen terreur en criminaliteit.
Consequentie van een beperkter, afgeslankte vorm van samenwerking is inderdaad drastisch snijden in de vele richtlijnen. Want met het uitvaardigen van regel op regel en gebod op gebod raakt men het hart van de burger niet. Dat roept weerzin op. Dat hebben de rabbijnen bijna 2000 jaar geleden ook ervaren. Hun wetten leidden tot verstarring in plaats van groeiende vitaliteit van het joodse geloof.