Muziek100e geboortedag Willem Hendrik Zwart

Al waren er drie diensten op een zondag, Willem Hendrik Zwart speelde ze alle drie

WHZ. In de orgelwereld weet iedereen direct wie met die drie letters wordt bedoeld: Willem Hendrik Zwart. Precies een eeuw geleden werd deze markante Kamper musicus geboren. Wat heeft de organist nagelaten?

Bastiaan van Soest
23 May 2025 15:15Gewijzigd op 23 May 2025 16:41Leestijd 7 minuten
Willem Hendrik Zwart in de Bovenkerk in Kampen. beeld RD, Henk Visscher
Willem Hendrik Zwart in de Bovenkerk in Kampen. beeld RD, Henk Visscher

Psalm 25: het is misschien wel de meest bekende bewerking van Willem Hendrik Zwart. Menig orgelleerling zal het voor zijn neus hebben gehad. Maar de Kamper musicus deed veel meer dan componeren van koraalbewerkingen. Jarenlang gaf hij concerten door het hele land, en hij werd vooral bekend door de wandelconcerten op zaterdagmiddag in ‘zijn’ Bovenkerk.

Willem Hendrik Zwart werd op 26 mei 1925 geboren in Zaandam, als zoon van de bekende organist Jan Zwart. Van hem kreeg hij zijn eerste orgellessen. Na de Tweede Wereldoorlog ging Zwart naar het conservatorium in Amsterdam en Utrecht. Hij kreeg er les van Simon C. Jansen, George Stam, Stoffel van Viegen en Willem Mudde. In 1954 werd Zwart benoemd tot organist van de Bovenkerk in Kampen – een post die hij tot 1995 zou bekleden. Vóór zijn Kamper periode was hij echter al zeven jaar als organist actief in Coevorden. Een relatief onbekende periode.

Matthäus Passion

Jan Koster uit Genemuiden, oud-leerling van Zwart, heeft zich verdiept in deze Drentse periode – hij schrijft erover in Kerk en Muziek, het blad van de Vereniging Organisten Gereformeerde Gemeenten (VOGG).

Jan Koster. beeld Sjaak Verboom

Willem Hendrik verhuist in de nadagen van de Tweede Wereldoorlog van Zaandam naar Coevorden. Koster: „Dat moet een enorme overgang zijn geweest. Vanuit het westen naar Coevorden, dat was een wereldreis.” Zwart woont nog maar kort in Coevorden als hij in militaire dienst moet. Waar de meeste jongens naar Nederlands-Indië moeten, blijkt Zwart dat niet te hoeven. In januari 1948 geeft hij zijn eerste concert na zijn dienstperiode.

In de Drentse periode volgen de activiteiten die Zwart ontplooit elkaar snel op. Koster: „In 1951 begint hij met mannenkoor Valerius. Het kleine koor groeit in korte tijd flink. Hetzelfde geldt voor het christelijke gemengd Sweelinckkoor in Emmen. Later volgen nog een kleiner koor en een jongerenkoor. Blijkbaar wist Zwart mensen te enthousiasmeren.”

In de periode dat de organist in Emmen woont, wordt hij als adviseur gevraagd voor het orgel van de nieuw te bouwen Ichthuskerk. Als het instrument klaar is, neemt Zwart het in gebruik. Hij voert er muziek van Bach en Händel uit. In 1958 geeft Zwart les aan de hbs en de pedagogische academie van Emmen. Met zijn Sweelinckkoor voert hij ”Die Schöpfung” van Joseph Haydn uit en hij werkt mee aan de uitvoering van Bachs ”Matthäus Passion” – heel andere composities dan waar hij later bekend om zou worden.

In Emmen maakt Zwart kennis met W.D. van der Kleij. Samen met hem doet hij een inventarisatie, eerst van de Drentse orgels en later van de orgels in Kampen.

Studeren

In 1951 maakt Zwart voor het eerst kennis met de Bovenkerk in Kampen. Hij speelt er omdat er een organistenvacature is. De musicus Gradus Wendt wordt echter benoemd. Als die in 1954 nogal plotseling naar Zuid-Afrika vertrekt, wordt Zwart aangesteld in zijn plaats.

„Zijn lessen waren zeer gedegen. Ik moest literatuur spelen en eindeloos toonladders oefenen”

Jan Koster, oud-leerling van Willem Hendrik Zwart

Daar, in de Bovenkerk, geeft hij jaren les. En gestudeerd werd er, stelt Koster: „Zijn lessen waren zeer gedegen. Ik moest literatuur spelen en eindeloos toonladders oefenen. Flauwekul kende Zwart niet. Als je organist wilde worden, moest je studeren, vond hij. Hij verwachtte veel van zijn leerlingen. Een goed stuk muziek laten horen, dáár ging het om.”

Prof. dr. Hans Fidom. beeld Ronald Bakker

Ook prof. dr. Hans Fidom, hoogleraar orgelkunde aan de VU in Amsterdam, zat bij Zwart achter de klavieren. En soms ook zonder Zwart. „Op donderdagmiddag ging ik als 12-jarige jongen uit school in Zwolle met de trein naar Kampen. Ik liep dan naar het huis van Zwart, waar mevrouw Zwart me alvast de sleutel van de kerk gaf. „Loop maar naar de kerk, hij is er nog niet. Hier heb je de sleutel, ga je gang.” Dat waren heel gelukkige uren. Het instrument was even van mij. Adembenemend.”

De betekenis van Zwart ligt voor Fidom in het feit dat Zwart wars was van dikdoenerij. De hoogleraar, die al eerder uitgebreid over Zwart schreef, verwoordt het zo: „Zwart hield van het orgel in de Bovenkerk, ‘zijn’ orgel. Verder musiceerde hij zoals in de 19e en vroege 20e eeuw was gemusiceerd: uit artistieke overtuiging dat het zó moest, en niet anders.”

Zwart –en ook Feike Asma– focusten op de erfenis van Jan Zwart. Fidom: „De combinatie van historiciteit (Zwart en Asma speelden immers op de beroemde Nederlandse barokorgels), exclusiviteit (‘gestudeerde’ organisten werden met enig wantrouwen benaderd), religiositeit (orgelspel was onlosmakelijk verbonden met geloof en kerk), zinnelijkheid (directe emotionering was in de praktijk acceptabel) en een wat ongericht anti-intellectualisme (contra-elitair gedoe) gaven een concrete muzikale invulling. Het zou Zwart vele duizenden bewonderaars opleveren.”

Enthousiasme voor het orgel

Zoon Everhard Zwart, organist van de Nieuwe Westerkerk in Capelle aan den IJssel, ziet de betekenis van zijn vader in het licht van het ideaal van opa Jan Zwart: „Open kerken en spelende orgels. Zoals indertijd met de wandelconcerten en de Kamper Ui(t)dagen. De kerk moest open. En pa ging spelen, vijf keer een halfuur. Hij was vergroeid met de Bovenkerk. De klank van ‘zijn’ Bovenkerkorgel, daar speelde hij op.”

„Hij wilde de lofzang gaande houden. Daarvoor wilde hij zijn leerlingen en anderen enthousiasmeren”

Everhard Zwart, zoon van Willem Hendrik Zwart

Dat had Willem Hendrik, zoals zijn zoon hem consequent noemt, van geen vreemde: „Het zit in de genen, het was het ideaal van opa Jan Zwart. Ik heb dat altijd herkend bij al mijn ooms. Oom Jaap in Steenwijk, oom Dirk in Dreischor, ook zij lieten het orgel klinken. En wees eerlijk: voor wie is het niet zo begonnen?”

Everhard Zwart. beeld André Dorst

Deel van de nalatenschap van Zwart is het koraalboek dat na zijn overlijden in 1997 verscheen. „Dat was zo belangrijk voor pa. Daar is hij de laatste jaren druk mee bezig geweest. Hij heeft lang met dat plan rondgelopen. Nadat het koraalboek uitkwam, is er een hele stroom van zulke boeken op gang gekomen. Mooi toch?”

Zoon Everhard was betrokken bij de samenstelling. „Dan kwam ik in Kampen, in de tijd dat pa al ziek was. Hij liep in zijn kamerjas rond. „Moet je luisteren, nu heb ik iets bedacht. Wil jij dat eens spelen?” Zo’n psalmvoorspel stopte na een aantal maten. „De rest weet je wel”, zei pa. Maar ja, het kan zus, het kan zo, hoe moet het verder? „Het is allebei mooi”, zei pa dan.”

Want de psalmen, die hadden zijn hart. Al waren er drie diensten op een zondag, Willem Hendrik speelde ze alle drie. Zoon Everhard: „Hij wilde de lofzang gaande houden. Zoals in Psalm 147 staat: „Het betaamt ons psalmen aan te heffen, die lieflijk zijn en harten treffen.” Daarvoor wilde hij zijn leerlingen en anderen enthousiasmeren.”

„Ik heb van Zwart geleerd hoe fantastisch mooi orgels zijn”

Prof. dr. Hans Fidom, oud-leerling Willem Hendrik Zwart

Dat enthousiasme voor het orgel is een sleutel en ook een nalatenschap, stelt prof. Fidom. „Ik heb van Zwart geleerd hoe fantastisch mooi orgels zijn, hoe blij je daarmee kunt zijn en hoe je van een instrument kunt houden.”

Vond je dit artikel nuttig?

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer