Wat maakt belijdenis van Nicea, nu 1700 jaar oud, zo bijzonder?
Nagenoeg alle christenen wereldwijd onderschrijven de Geloofsbelijdenis van Nicea. Wat maakt het concilie dat dit credo opstelde en dat, precies 1700 jaar geleden, in het Turkse Iznik startte, zo bijzonder?

Volgens deskundigen bestaan er op de wereld wel zo’n 45.000 christelijke denominaties. Opmerkelijk is dat de overgrote meerderheid daarvan, van rooms-katholiek tot calvinistisch, van luthers tot Grieks-orthodox, de Geloofsbelijdenis van Nicea onderschrijft.
Wat maakt dat deze korte belijdenis, die nog geen 250 woorden telt, zo breed wordt gewaardeerd? Het betreft ten minste drie zaken:
1. Kern van het geloof
In dit credo wordt een meningsgeschil beslecht dat het hart van het christelijk geloof raakt. De kerk geeft hierin antwoord op de vraag: wie is Jezus van Nazareth? Met een overweldigende meerderheid spraken de vermoedelijk 318 bisschoppen die op 20 mei 325 in Nicea (tegenwoordig het Turkse Iznik) bijeenkwamen uit dat Jezus Christus van hetzelfde goddelijke Wezen is als God de Vader.
Document herinnert aan tijd dat christenheid nog kon dromen van één, onverdeelde kerk
Daarmee veroordeelden de bisschoppen de leer van Arius, een presbyter (ouderling) uit Alexandrië, die meende dat Christus het eerst geschapen schepsel was.
Met de in 325, na twee maanden vergaderen, opgestelde belijdenis formuleerde de kerkvergadering van Nicea enkele grondwaarheden van het christelijk geloof die tot vandaag de dag orthodoxie en ketterij van elkaar scheiden.
2. Eenheid van de kerk
Dat Nicea bij haast alle christelijke denominaties hoog staat aangeschreven, komt ook doordat dit document herinnert aan een tijd waarin de christenheid nog kon dromen van één onverdeelde kerk.
Jawel, ketterijen waren er ook in de eerste eeuwen van onze jaartelling volop. Naast die van Arius valt te denken aan die van de Ebionieten, van het montanisme en van de gnostiek. Het bijzondere van het Concilie van Nicea is echter dat men erin slaagde om in dit krachtenveld de eenheid van de kerk te dienen door eensgezind de grenzen van het orthodoxe geloof af te bakenen.

Toegegeven, ook eerder waren er al kerkvergaderingen geweest die theologische geschilpunten hadden beslecht. Maar dat waren altijd regionale bijeenkomsten geweest. Hier in Nicea kwamen voor het eerst bisschoppen uit alle delen van het Romeinse Rijk bijeen –overigens veel meer uit het Oosten dan uit het Westen– in een eerste zogeheten oecumenisch (dus wereldwijd) concilie.
Daarna zouden nog zes andere concilies volgen: Constantinopel (381), Efeze (431), Chalcedon (451), opnieuw Constantinopel (553), weer Constantinopel (680/681) en tot slot nogmaals Nicea (787).
3. Verhouding kerk-staat
Dat brengt meteen op het derde punt waarom het Eerste Concilie van Nicea van alle zeven oecumenische kerkvergaderingen het best in het geheugen van het wereldwijde christendom staat gegrift. Het is namelijk het eerste concilie dat plaatsvond nadat keizer Constantijn in 313, samen met medekeizer Licinius, middels het Edict van Milaan godsdienstvrijheid afkondigde.
Werden christenen in het Romeinse Rijk tot dan toe periodiek en plaatselijk hevig vervolgd –juist ook in Bythinië, de streek waarin Nicea ligt–, vanaf nu kregen zij alle vrijheid om hun religie openlijk uit te oefenen. Dat gaf een nieuwe impuls aan het overal toch al snel groeiende christendom. En het bewerkte een fundamentele wijziging in de verhouding tussen kerk en staat, de twee instituten die in de eeuwen daarna steeds vaker –soms ten goede, soms ten kwade– samen optrokken.
Als een van de eerste uitingen daarvan riep keizer Constantijn het Concilie van Nicea bijeen. Voor hem had, na zijn bekering, de eenheid van het rijk namelijk alles te maken met de eenheid, ook in leerstellig opzicht, van de kerk.