Meditatie: Troostvol
Psalm 23:4b
„Want Gij zijt met mij; Uw stok en staf, die vertroosten mij.”
Psalm 23:4b
Altijd draagt de mens zijn muit- en morzieke natuur met zich om, die gedurig wat tegen het hoge Godsbestuur te bedillen en te beduiden heeft, en die vaak eigenwillig kruis draagt waar eigenlijk geen kruis is. Dan heeft hij het rechte ambacht niet geleerd, dan is hem zijn woning te duur of te onaangenaam, dan weer is hij bevreesd voor rampen en ongevallen die nooit hem overkomen. Hij heeft mede zijn deel in de ongemakken die aan ons leven op aarde noodzakelijk verbonden zijn, en is vaak niet op zijn gemak, zonder zelf te weten waarom. Links en rechts leert hij zich als een afwijker kennen, en heeft zich dagelijks over veel trouweloosheden te beschuldigen en op zijn best is hij, bij verre na, niet die hij behoorde te zijn.
Als nu onder al die zelfgemaakte of werkelijke moeilijkheden, en onder al die afwisselende zielsgestalten, de Heere Zijn hand niet aan het werk hield, wat zou er dan van ons worden? Daardoor zou hij geheel van de Heere afzakken en de wereld weer in raken. Verkwikking en vertroosting heeft een godvruchtig mens nodig, omdat hij weleens bijzonder kan neergebogen zijn onder het gewicht van zware rampen en tegenspoed. Elk huis heeft wel eens zijn kruis, en elk hart heeft wel eens zijn smart, en het huis en hart van Gods volk moet ook al eens rijkelijk daarin delen.
Wulfert Floor,
oefenaar te Driebergen
(”Al de eenvoudige oefeningen”, 1913).