Kabinet moet prioriteiten stellen om NAVO-norm te halen
Een nieuw kabinet dat de defensie-inspanning op een hoger plan wil brengen en de 2 procent-norm wil halen, moet prioriteiten te stellen, om daarmee de druk op de arbeidsmarkt te verminderen, betoogt Raymond Gradus. „Dan zouden ook de vacatures bij defensie wat gemakkelijker te vervullen zijn.”
In 2014 werd afgesproken dat NAVO-landen ten minste 2 procent van hun bruto binnenlands product (bbp) aan defensie gingen uitgeven. Uit gegevens blijkt echter dat zelfs na de inval in Oekraïne en de dreigende herverkiezing van Trump nog maar ruim een kwart van de NAVO-landen hieraan voldoet. Nederland laat een versnelling in de defensie-uitgaven zien. Gezien de arbeidsmarktkrapte en onderuitputting (dat wil zeggen dat een deel van het defensiebudget niet wordt uitgegeven) zal echter alleen bij aangepaste prioriteitstelling door de overheid de norm van 2 procent haalbaar zijn.
Val Berlijnse Muur
In 1949 werd door twaalf landen de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO) opgericht. Dit zijn België, Canada, Denemarken, Frankrijk, IJsland, Italië, Luxemburg, Nederland, Noorwegen, Portugal, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten. Later kwamen daar Turkije en Griekenland (1952), West-Duitsland (1955) en Spanje (1982) bij. Na de val van de Berlijnse Muur (1989) sloten Tsjechië, Polen en Hongarije zich aan (1999), evenals Estland, Letland, Litouwen, Slowakije, Slovenië, Roemenië en Bulgarije (2004), Kroatië en Albanië (2009), Montenegro (2017) en Noord-Macedonië (2020). Na de Russische inval in Oekraïne in februari 2022 trad Finland toe als lid (4 april 2023). Over een verzoek van Zweden zal naar verwachting binnenkort worden beslist.
De NAVO is een militair verdrag dat wederzijdse verdediging en samenwerking van de legers van de aangesloten westerse landen regelt. Dit gebeurde aanvankelijk als tegenkracht tegen het Warschaupact. De kern van het verdrag staat in artikel 5: in geval van een aanval op één van de NAVO-staten zal deze door de andere worden opgevat als een aanval op allen.
Sinds de val van de Berlijnse Muur lijkt het militaire belang van de NAVO te zijn afgenomen. Veel lidstaten, inclusief Nederland, gaven minder uit aan defensie. De NAVO verkeert sindsdien in een transformatiefase, waarin nieuwe taken zoals het bestrijden van terrorisme en van de verspreiding van wapens op de agenda zijn gekomen. In 2014 kwamen deze taken door de annexatie van de Krim door Rusland en de terreurdreiging vanuit IS steeds prominenter op de agenda te staan. Op de NAVO-top in Wales in dat jaar kwamen de lidstaten overeen om binnen uiterlijk tien jaar ten minste 2 procent van het bbp aan defensie te besteden.
Munitie voor Oekraïne
Met behulp van een database van ”Stockholm International Peace Research Institute” (SIPRI) kan tot en met 2022 worden nagegaan welke landen de 2 procent-norm hebben gehaald. In 2014 gaven slechts drie landen 2 of meer procent van hun bbp uit aan defensie, in 2022 acht landen. Op het totaal van de (onderzochte) NAVO-landen is dit ruim een kwart. Opvallend is dat de VS en Griekenland sinds 2014 en recenter vooral landen die grenzen aan Rusland, zoals Polen en de Baltische staten, voldoen aan de NAVO-norm. In 2020 voldeden tien landen aan de norm, maar dit relatief hoge aantal lijkt mede te maken te hebben met een dip in het bbp als gevolg van de coronacrisis. Ook het feit dat Turkije sinds 2021 niet meer aan de norm voldoet, heeft te maken met onderliggende economische factoren. De Turkse lira ging in die jaren ten opzichte van de dollar hard onderuit, wat toetsing van zo’n norm ook minder relevant maakt voor dit land.
Naast toetsing aan de 2 procent-norm is het relevant welke kloof landen moeten overbruggen om aan die norm te voldoen. Luxemburg heeft de grootste kloof te overbruggen, namelijk 1,3 procent van het bbp. Opvallend is dat België onderaan bungelt op plaats 29 van de 31 NAVO-lidstaten (inclusief Zweden), met een kloof van 0,8 procent in 2022. Duitsland staat voor een kloof van 0,6 procent. Dit land heeft onlangs nog aangegeven een versnelling in de defensie-uitgaven te willen aanbrengen, om snel de norm te halen. Hetzelfde geldt voor Nederland, dat in 2022 een kloof van 0,4 procent van het bbp had.
Deze kloof kan ook in bedragen worden weergegeven. Duitsland heeft dan een aanzienlijke kloof aan uitgaven te overbruggen van bijna 25 miljard dollar, Canada 16 miljard dollar. In totaal gaat het om een tekort van 90 miljard dollar voor alle NAVO-landen bij elkaar. Omdat de Europese defensie-industrie nu al op volle capaciteit draait, lijkt het overbruggen van de kloof voor eind 2024 moeilijk te realiseren. Daarbij is ook relevant dat een groot aantal Europese landen heeft toegezegd Oekraïne van munitie te voorzien. Dat vergt een belangrijk deel van de defensiecapaciteit.
Vacatures
In 2015 bedroegen de Nederlandse defensie-uitgaven 8 miljard euro. In het regeerakkoord van het kabinet-Rutte III werd voor het einde van de kabinetsperiode een extra impuls van 4 miljard euro toegevoegd. In de doorrekening gaf het CPB aan dat het niet waarschijnlijk was dat deze impuls echt zou plaatsvinden. Uiteindelijk waren de defensie-uitgaven in 2021 ongeveer 3 miljard euro hoger dan bij de start van dit kabinet. Rutte IV wilde de defensie-uitgaven op de NAVO-norm brengen. Volgens de (geraamde) uitgaven stijgen deze in 2024 naar 21,4 miljard euro. Dit is 1,95 procent van het bbp, dus net onder de norm.
Overigens is het de vraag of dit bedrag echt besteed zal worden. Het CPB achtte het, mede door de krappe arbeidsmarkt, onwaarschijnlijk dat alle geplande extra defensiemiddelen tijdens Rutte IV zouden worden besteed. Het hield daarom rekening met een flinke onderuitputting. Vooral het vervullen van de vacatures is moeilijk. Defensie heeft nu 4000 vacatures, vooral in de militaire hoek.
Er is dan ook discussie over de vraag of de dienstplicht weer moet worden ingevoerd. Dit lijkt echter weinig realistisch. Herinvoering van de dienstplicht vergt dat er meer kazernes en ook meer opleidingsinstructeurs moeten komen. Dit zou de spanningen op de arbeidsmarkt verder aanjagen.
Bezuinigen
Om de spanning op de arbeidsmarkt te verminderen, is het nodig om de taakstelling van de Studiegroep Begrotingsruimte (ten minste 17 miljard euro) in te vullen met bezuinigingen. Door bezuinigingen neemt het aantal vacatures namelijk af. Hierbij moeten we ons realiseren dat belastingverhoging het aantal vacatures ook niet laat afnemen. Hogere belastingen betekenen immers dat het nog onaantrekkelijker wordt om (meer) te gaan werken. Hierdoor wordt de arbeidsmarkt nog krapper.
Breder bezien is bezinning nodig op de vraag welke dienstverlening we van de overheid willen en voor wie. Bij de huidige arbeidsmarkt kan niet alles tegelijkertijd. Tussen 2019 en half 2022 is het aantal ambtenarenbanen met 50.000 gegroeid naar 570.000. De arbeidsvraag wordt verder opgejaagd door de komende vervanging van het vergrijsde ambtenarenapparaat; ruim een kwart is 55-plusser.
Een verdere stijging van het aantal vacatures ligt dus voor de hand. Alleen al defensie wil de komende jaren met 6500 voltijdbanen uitbreiden. Overheid en bedrijven die de energietransitie moeten verwezenlijken, azen op dezelfde ICT’ers, planologen en technici. Een nieuw kabinet dat de defensie-inspanning op een hoger plan wil brengen en de 2 procent-norm wil halen, moet prioriteiten te stellen, om daarmee de druk op de arbeidsmarkt te verminderen. Dan zouden ook de vacatures bij defensie wat gemakkelijker te vervullen zijn.
De auteur is hoogleraar bestuur en economie aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Een uitgebreidere versie van dit artikel verscheen eerder op de economensite mejudice.nl.