Dalende onderwijsscores zijn een slechte voorbode voor de toekomst
Tijdens het rondje basisschool-oriëntatie om een school uit te zoeken voor onze zoon –nu nog een peuter–, viel me één ding op. Er leek niets veranderd sinds ik zelf twintig jaar geleden de lokale dorpsschool verruilde voor de middelbare school in de stad. Het verzorgplantje, de kalender voor het hulpje-van-de-week, de vrolijke plaksels op de muur en de enthousiaste leerkrachten. Alsof de tijd had stilgestaan.
Toch is niet alles hetzelfde gebleven in de afgelopen twintig jaar. De kwaliteit van het Nederlandse onderwijs staat al langere tijd onder druk. De onlangs gepubliceerde zogeheten PISA-scores bevestigen dit nog eens. PISA is een internationaal vergelijkend onderzoek dat de vaardigheden van vijftienjarige leerlingen toetst.
Op alle fronten –van leesvaardigheid tot wiskunde en natuurwetenschappen– is begin deze eeuw onder Nederlandse leerlingen een daling ingezet. Die blijkt maar moeilijk te kenteren. Nederland is overigens niet het enige land met dalende PISA-scores, maar in vergelijking met andere landen in de Europese Unie gaat de daling hier wel erg hard. Ook de onderwijsinspectie uitte onlangs haar zorgen over de kwaliteit van het onderwijs.
De dalende onderwijskwaliteit is –weinig verrassend– slecht nieuws voor de economie en brede welvaart. Uiteraard kunnen mensen via onderwijs hun kennis en vaardigheden verbeteren waardoor hun productiviteit en inkomen omhoog gaan. Maar de baten van menselijk kapitaal gaan veel verder. Zo bepaalt die mede de effectiviteit waarmee de samenleving nieuwe technologieën kan ontwikkelen en gebruiken.
Daarnaast is aangetoond dat onderwijs kan leiden tot minder criminaliteit. En collectief zadelt de samenleving volgende generaties op met een ongekend grote klimaatopgave en verslechterde overheidsfinanciën. We ontzeggen die generaties alleen wel een belangrijk instrument om deze uitdagingen het hoofd te bieden, namelijk goed onderwijs.
Weinig hoopgevend
Het ingezette overheidsbeleid is weinig hoopgevend. In de Rijksbegroting lopen de collectieve reële uitgaven aan onderwijs de komende jaren alleen maar terug. Niet voor niets heeft de Onderwijsraad een nieuw kabinet op het hart gedrukt om te zorgen voor toereikende structurele financiering. Geen incidenteel geplak van pleisters, maar zorgen voor langlopende financiering die verder reikt dan de gemiddeld twee jaar en negen maanden waarin een kabinet deze eeuw in functie is.
Instroom en behoud van nieuwe en bestaande leraren moet de allerhoogste prioriteit zijn voor onderwijsbeleid – zeker in het licht van de waarschuwing van de Onderwijsraad dat de tekorten in deze sector na 2030 nog verder toenemen.
De basisschool voor onze zoon is inmiddels uitgezocht. Hij kan niet wachten. Als het nieuwe kabinet het onderwijs met hetzelfde enthousiasme benadert, dan heb ik er veel vertrouwen in dat het met de PISA-scores in 2035 wel goedkomt.
De auteur is econoom bij RaboResearch.