Naoorlogse generatie herbeleeft ellende van ouders, ontdekt psychiater
Van mensen met PTSS is bekend dat ze herbelevingen kunnen krijgen van een traumatische gebeurtenis. Psychiater Patricia Dashorst toont aan dat opdringende beelden, intrusies, zich ook kunnen voordoen bij mensen die de traumatische gebeurtenis niet zelf meemaakten.
Een vrouw vertelt over het beeld van haar moeder die wordt gemarteld in een jappenkamp, een ander over beelden van gaskamers vol lichamen of hongerende en stervende mensen. Heel gedetailleerd beschrijven patiënten aan Patricia Dashorst, psychiater bij ARQ Nationaal Psychotrauma Centrum, gruwelijkheden in de oorlog. De beelden verschijnen op hun netvlies alsof ze er zelf bij waren.
Maar dat waren ze niet, want de patiënten die Dashorst voor haar onderzoek bevroeg, zijn kinderen van mensen die de Tweede Wereldoorlog overleefden. Maar ze zijn zelf na de oorlog geboren. Het onderzoek van Dashorst naar deze indirecte intrusies, waar ze volgende week donderdag aan de Rijksuniversiteit Groningen op promoveert, is het eerste in zijn soort.
Wat zijn intrusies?
„Het zijn beelden of gedachten die zich ongewild opdringen, zonder dat iemand ze kan tegenhouden. Van sommige intrusies hebben mensen echt last. Ze kunnen gepaard gaan met angst, spanning, verdriet, somberheid of boosheid.”
Wat maakt uw onderzoek vernieuwend?
„Heel bekend zijn directe intrusies die gepaard kunnen gaan met een posttraumatische stressstoornis. Iemand die een traumatische ervaring heeft meegemaakt, zoals een brand of mishandeling, krijgt daarbij beelden op zijn netvlies van die gebeurtenis in het verleden.
We wisten ook al dat mensen een intrusie kunnen krijgen over iets dat ze niet zelf meemaakten. Bijvoorbeeld een ambulancebroeder die opdringende beelden krijgt over een ongeluk waar hij niet bij aanwezig was. Ik was benieuwd hoe dat zit met kinderen van mensen die de Tweede Wereldoorlog overleefden. Hebben zij ook te maken met intrusies? Het is voor het eerst dat zo’n onderzoek is uitgevoerd.”
Wat kwam er uit?
„We hebben honderd kinderen van overlevenden van de Tweede Wereldoorlog gevraagd of ze intrusies hadden over de oorlog. Deze mensen, die al behandeld werden voor psychische klachten, zijn tussen de 40 en 70 jaar oud. Van hen had bijna de helft inderdaad intrusies over de oorlog die zij zelf niet meemaakten. Sommigen dagelijks, anderen één keer per maand. We hebben de mensen ook gevraagd deze indirecte intrusies op te schrijven. Ze vertellen dan echt de vreselijkste dingen over deportaties en martelingen. Veel van de patiënten hebben ook directe intrusies, dus van zaken die ze wel zelf meegemaakt hebben. Directe en indirecte intrusies bleken veel overeenkomsten te hebben.”
Zelfs mensen bij wie thuis nauwelijks over de oorlog werd gepraat, krijgen beelden in hun hoofd. Hoe kan dat?
„Bij de een werd er inderdaad met veel detail gesproken over het verleden, bij de ander vrijwel niet. Sommige mensen gaven aan zelf op zoek te zijn gegaan naar informatie uit boeken en films. En wat ook belangrijk is: je kunt ook zonder woorden communiceren over het verleden. In heel veel gezinnen van ouders die de oorlog hebben meegemaakt zeggen kinderen later: we voelden dat er op 4 en 5 mei meer angst was in huis. Mijn ouders waren van slag.”
Er zijn in de wereld heel veel conflicten. Wat betekent uw onderzoek voor de volgende generatie in deze gebieden?
„Het is niet zo dat de helft van deze kinderen last zal krijgen van intrusies, want ik heb een hele specifieke groep patiënten onderzocht. Wel roep ik op deze kinderen goed in de gaten te houden, omdat uit mijn onderzoek blijkt welke verstrekkende gevolgen een oorlog kan hebben.
Psychiaters doen er goed aan te vragen naar de rol van de oorlog, ook als mensen 70 zijn. Ouders die een oorlog hebben meegemaakt of een andere traumatische ervaring hebben, begeleiden wij in de communicatie naar hun kinderen. Want hoe moeilijk praten over het pijnlijke verleden ook is, voor een kind is het heel belangrijk. Anders heeft hij geen idee waarom vader of moeder zo kortaf en gespannen is.”