Kerk & religie

Radboud Universiteit 100 jaar: „Ze is natuurlijk niet zo katholiek meer als in 1923”

De Radboud Universiteit Nijmegen begon honderd jaar geleden als Roomsch Katholieke Universiteit, maar verloor gaandeweg steeds meer rooms-katholieke veren. Toch behield de onderwijsinstelling het predicaat ”katholiek”, tegen de zin van de bisschoppen.

12 October 2023 16:58Gewijzigd op 12 October 2023 19:47
Universiteitshistoricus dr. Jan Brabers, met links een standbeeld van Titus Brandsma. beeld RD, Anton Dommerholt
Universiteitshistoricus dr. Jan Brabers, met links een standbeeld van Titus Brandsma. beeld RD, Anton Dommerholt

Zo’n 25.000 studenten telt de Nijmeegse universiteit. Ze lijken maar weinig oog te hebben voor het bord bij de ingang van het Erasmusgebouw, met 88 meter het hoogste van de stad, waarop digitale cijfers de dagen, uren, minuten en seconden wegtikken, „tot onze 100ste verjaardag!”

Binnen, op de negende verdieping van de betonnen jarenzeventigkolos, huist universiteitshistoricus dr. Jan Brabers. Ook hij heeft het bord niet gezien („Ik kom altijd via de fietsenstalling binnen”), maar weet wel van de hoed en de rand van de geschiedenis van de Nijmeegse universiteit.

19730717.JPG
Aftellen tot de jubileumdag. beeld RD, Anton Dommerholt

Hij schuift wat papieren opzij; op tafel staat een zwart-witportret van rector magnificus Joseph Charles François Hubert Schrijnen, een van de oprichters van de Roomsch Katholieke Universiteit in 1923. „Sinds het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie in 1853 werden er eigen kranten, scholen en ziekenhuizen gesticht”, zegt Brabers. „Maar zo rond de eeuwwisseling was er nog één groot gat dat moest worden gedicht: de wetenschap. Terwijl een derde van de Nederlandse bevolking katholiek was, lag dat percentage onder academische studenten, juristen en artsen maar tussen de 12 en 17 procent. Een eigen universiteit werd gezien als de kroon op de katholieke emancipatie.”

Terwijl de rooms-katholieke intellectuelen nog wat tegensputterden –katholieke jongeren konden best naar een openbare universiteit, vonden zij–, steunden de bisschoppen het plan voor een eigen academische opleiding. Die kwam er, maar op voorwaarde van de intelligentsia dat het een open, vrije en wetenschappelijke instelling zou worden.

En, lukte dat?

„Ja, de bisschoppen zaten in het bestuur van de Sint Radboudstichting, formeel de oprichter en eigenaar van de universiteit. Ze bemoeiden zich met van alles wat daar gebeurde, maar eigenlijk nooit, of heel zelden, met de inhoud. Wat ze wel deden, was bijvoorbeeld bij benoemingen kijken of iemand wel helemaal het rechte katholieke pad bewandelde. Dat vonden de hoogleraren buitengewoon vervelend. Ze probeerden de academische vrijheid zo goed mogelijk te beschermen.”

19730718.JPG
Opening van de Roomsch Katholieke Universiteit in Nijmegen in 1923. beeld Regionaal Archief Nijmegen

De bisschoppen selecteerden bij de poort?

„Zeker, maar er werd nadrukkelijk ook gekeken naar de inhoud. Jos Schrijnen was een groot wetenschapper: een classicus, taalkundige en volkskundige – dat ging toen nog allemaal samen. Als rector probeerde hij ervoor te zorgen dat de kwaliteit van de hoogleraren goed was. Dat lukte niet altijd, omdat er een tekort aan katholieke wetenschappers was. Dus keek hij vaak naar het buitenland. Van de eerste 32 hoogleraren en lectoren kwamen er 8 uit het buitenland. Nijmegen was in één klap de meest internationale universiteit van Nederland.”

De Roomsch Katholieke Universiteit begon bijna zonder theologische faculteit. Waarom?

„Schrijnen, en andere mensen met hem, wilde graag een theologische faculteit. Die was goedkoop, waardoor het mogelijk was de universiteit betrekkelijk snel te stichten. Tegelijk vonden de oprichters theologie onmisbaar voor een katholieke universiteit, omdat die nodig was voor de eenheid van denken boven de profane wetenschappen. De bisschoppen wilden koste wat kost een medische faculteit; een theologische faculteit vonden zij overbodig, want er waren seminaries om priesters op te leiden. Maar zij gaven zich uiteindelijk gewonnen. Er mocht een theologische faculteit komen, op voorwaarde dat die alleen openstond voor priesters. Leken waren niet welkom bij theologie.

Bijzondere universiteiten, zoals ook de gereformeerde Vrije Universiteit in Amsterdam, kregen in die tijd geen rijkssubsidie. Ze moesten zichzelf bekostigen, door giften en legaten. Ook de Nijmeegse universiteit is uiteindelijk gesticht met de dubbeltjes en kwartjes van de gewone gelovigen, die zelf nooit een stap in de universiteit zouden zetten. Maar hun achterkleinkinderen wel.

Het was wettelijk verplicht om minstens drie faculteiten te hebben. Om alles betaalbaar te houden, viel een medische faculteit met dure klinieken en laboratoria af. Naast letteren en rechtsgeleerdheid –leraren, advocaten en toekomstige bestuurders hadden volgens de bisschoppen veel praktisch nut voor het katholieke leven– kwam er dus een theologische faculteit. Die leidde mannen niet op tot priester; het ging om hun academische vorming. Omdat aanvankelijk alleen priesters theologie mochten studeren, bleef het aantal studenten laag. In 1923 waren dat er 11 op de 189. Mensen grapten dat er bij theologie meer hoogleraren dan studenten waren.”

Maar de groei was niet te stuiten. Rond 1930 studeerden er al zo’n 500 mensen aan de universiteit, destijds gevestigd in een witte villa aan het Keizer Karelplein, met voor de deur een standbeeld van de middeleeuwse theoloog Thomas van Aquino. Tien jaar later waren dat er 800, vooral aankomende juristen, letterkundigen en filosofen.

Hoogleraren als Titus Brandsma en Edward Schillebeeckx moeten toch een zekere aantrekkingskracht op studenten hebben gehad. Wat betekenden zij voor de universiteit?

„Brandsma, die vorig jaar door de paus heilig is verklaard, werd in 1923 hoogleraar wijsbegeerte en geschiedenis van de vroomheid. Hij viel aanvankelijk niet zo heel erg op. Maar Brandsma werkte ontzettend hard –hij sliep maar een paar uur per dag– en groeide in zijn functie.

19730721.JPG
Titus Brandsma. beeld RD

Toen Brandsma in 1932-1933 rector werd, zegde hij studenten die voor het fascisme warmliepen de wacht aan. In 1938 hield hij een jaar lang college over de wijsgerige beginselen van het nazisme. Dat hij zich in de Tweede Wereldoorlog tegen de Duitsers verzette, lag dus in de lijn der verwachting. De ”hochgelehrter Judenfreund”, zoals ze hem noemden, overleed in 1942 in concentratiekamp Dachau. Hij was een bekende katholiek geworden.

We maken even een sprong naar Edward Schillebeeckx, van 1958 tot 1983 hoogleraar dogmatiek in Nijmegen. Hij was de grote man van theologie, gaf de faculteit een moderner gezicht. Een paar jaar nadat hij kwam, werden er ook leken tot de opleiding toegelaten. Dat leidde, samen met de aantrekkingskracht van Schillebeeckx, tot veel meer studenten.”

Die raakten in de jaren zestig en zeventig massaal in marxistisch vaarwater. Hoe reageerde de universiteit daarop?

„Schillebeeckx, die een paar keer in Rome op het matje werd geroepen vanwege vragen over zijn rechtzinnigheid, wilde serieus naar hen luisteren. Hij zag overeenkomsten tussen de leer van Karl Marx en de christelijke beginselen, bijvoorbeeld in het opkomen voor de zwakken.

Politicologie, sociologie en pedagogiek waren gevoelig voor het marxistische denken, maar aan de meeste faculteiten ging dat voorbij. Ook de bevrijdingstheologie was even populair.

Nijmegen kreeg de naam een linkse universiteit te zijn, maar ik denk dat hier niet veel meer gebeurde dan in Amsterdam of Groningen. Misschien was de overgang wat groter dan elders. Tot het midden van de jaren zestig stond de Katholieke Universiteit bekend als braaf, met brave jongeren.”

Waarom veranderde de Katholieke Universiteit Nijmegen in 2004 haar naam?

„Het academisch ziekenhuis van de universiteit, gesticht in 1956, was vernoemd naar Sint Radboud, die in de negende en tiende eeuw bisschop van Utrecht was (zie ”Wie is Radboud?”, MS). De stichting, die aan het begin van de twintigste eeuw aan de basis van de universiteit stond, had ook voor deze naam gekozen. Na de fusie van het ziekenhuis met de faculteit geneeskunde –tot het Radboud UMC– vond de universiteit het beter om één, ook in het buitenland herkenbare naam te hebben: Radboud Universiteit. Het was dus een beetje een marketingtruc.”

Het woord ”katholiek” verdween daarmee uit de naam van de universiteit. Jammer?

„Dat gebeurde in overleg met de bisschoppen. De universiteit legde aartsbisschop Ad Simonis uit dat Radboud óók een bisschop was en dat de naamswijziging niet de afschaffing van de katholieke identiteit betekende, maar juist een verbijzondering ervan. En toen was het prima.”

19730725.JPG
Opening van de Katholieke Universiteit Nijmegen in 1923. beeld Wikimedia

De Nederlandse bisschoppen pakten de universiteit anders wel het predicaat ”katholiek” af in 2020. Wat zat daarachter?

„Dan zou je in hun ziel moeten kijken. In ieder geval zat er veel wrevel tussen de universiteit en het ziekenhuis aan de ene kant en de bisschoppenconferentie aan de andere kant. Het ging onder meer over de invulling van het bestuur van Stichting Katholieke Universiteit, die toezicht hield op de Nijmeegse universiteit en het academische ziekenhuis. Maar ook over medisch-ethische zaken, de voorgenomen vestiging van een genderkliniek en de weigering om met de theologische opleidingen in Tilburg en Utrecht samen te werken. Nijmegen wilde niet dat de bisschoppen eindverantwoordelijk waren voor de benoeming van hoogleraren.

In de ogen van het Vaticaan was de Radboud Universiteit gewoon nog katholiek. De Heilige Stoel verleende in 1923 zijn goedkeuring en bevestiging aan de stichting van de universiteit, terwijl de theologische faculteit canoniek werd opgericht – daaraan ontleent Rome het recht om de bisschoppen te overrulen. In het officiële adresboek van het Vaticaan bleef de Nijmeegse universiteit al die tijd gewoon onder het kopje ”katholieke universiteiten” staan. De bisschoppen waren roomser dan de paus.”

Hoe katholiek is de Radboud Universiteit nog?

„Er zijn nog wel restanten van het katholieke verleden, zoals een documentatiecentrum en diverse leerstoelen die ooit vanuit de katholieke gedachte zijn ingesteld. Net als het Studiecentrum voor Vredesvraagstukken, al is daar niet veel katholieks meer aan te ontdekken.

En dan hebben we nog de wapenspreuk (zie ”Wapen van de universiteit”, MS) en het gebed aan het begin van academische plechtigheden als promoties en oraties. „Spiritus Sancti gratia illuminet sensus et corda nostra”, zegt de rector of decaan dan, wat zoiets betekent als: „Moge de Heilige Geest ons verstand en ons hart verlichten.” Alleen wil de universiteit het sinds begin dit jaar geen ”gebed” meer noemen, maar spreekt ze over ”woorden”.

De universiteit is natuurlijk niet zo katholiek meer als 100 jaar geleden. Het katholicisme ging een weg die niemand had kunnen voorspellen of bedenken. Maar dat wil niet zeggen dat de universiteit het verleden zelf niet belangrijk vindt.

Ze hecht bijvoorbeeld veel waarde aan de emancipatorische gedachte achter haar ontstaan in 1923. De katholieken van toen waren een minderheidsgroepering, tweederangs burgers, kwetsbaar. De universiteit wil nu graag minderheidsgroeperingen steunen, zoals vluchtelingen. Het is een beetje ”cherry picking”, selectief winkelen in het verleden, maar met goede bedoelingen.

Met het bisdom Den Bosch, waaronder Nijmegen valt, zijn gesprekken gaande over de manier waarop de universiteit uitdrukking kan geven aan haar katholieke wortels. Er zijn best wel wat medewerkers die het jammer vinden dat de bisschoppen de Radboud Universiteit het predicaat ”katholiek” ontnamen. Anderen juichten dat juist toe, terwijl de grote meerderheid de schouders erover ophaalde. En de studenten? Als je hen vertelt dat dit een katholieke universiteit was of is, dan weten ze niet eens waar je het over hebt.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer