Tijd voor bezinning op ouderenzorg
De discussie over het in de hand houden van de zorgkosten is weer terug van weggeweest. Aanleiding is het recente besluit van zorgverzekeraar DSW om de maandpremie voor de ziektekostenverzekering volgend jaar met 11,50 euro te verhogen.
Het is de hoogste stijging sinds de invoering van het bestaande zorgstelsel in 2006, ingezet door een verzekeraar die de reputatie heeft een trendsetter te zijn.
De aankondiging van DSW is voor menig expert reden te becijferen hoe hoog de maandpremie bij ongewijzigd beleid zal uitvallen in 2030, 2040 – en de regering vervolgens op te roepen scherpe beleidskeuzes voor te bereiden. Zoiets kan heel nuttig zijn, al past hierbij wel een kleine kanttekening. Dit jaar wordt de premie extra sterk omhooggestuwd vanwege de fors gestegen cao-lonen als gevolg van de inflatie. Dat effect is niet structureel.
Niettemin vormen het vergrijzen van de bevolking en de personeelstekorten in de zorg voldoende reden tot bezinning. Dat is zeker het geval als wordt bedacht dat de zorg die wordt gefinancierd vanuit de zorgverzekeringspremie (onder andere ziekenhuiszorg en wijkverpleging) maar een onderdeel is van het geheel. Burgers dragen ook inkomstenbelasting af voor het financieren van de ouderenzorg en ook die lasten zullen de komende jaren doorstijgen. In het licht van de vergrijzing en de almaar stijgende levensverwachting dwingen de stijgende kosten voor de ouderenzorg misschien nog wel meer tot bezinning dan die van de curatieve zorg.
Gelukkig is dat ook de politieke partijen die zich opmaken voor de verkiezingen van 22 november niet ontgaan. Hun programma’s bevatten royale passages waarin deze trends worden benoemd en oplossingen worden voorgesteld. Zo is de kostenstijging in de ouderenzorg volgens nogal wat partijen vooral te wijten aan het doorgeslagen privatiseringsdenken. Zij koppelen dat aan het doel deze zorg met vereende krachten terug te veroveren op de markt, lees: de zorgverzekeraar.
In de langdurige ouderenzorg is de verzekeraar echter niet de meest dominante partij. En dat de kosten ervoor zo’n groot beslag op het zorgbudget zijn gaan leggen, heeft in de eerste plaats een historisch-culturele achtergrond. Concreet: door de emancipatiegolf uit de jaren zestig is de participatie van vrouwen op de arbeidsmarkt fors gegroeid, waarna de ouderenzorg is afgewenteld op de overheid. Dankzij de aardgasbaten kon dat en was dat betaalbaar, maar het moment waarop de wal het schip zal keren, komt dichterbij.
Dus ja, scherpe keuzes zijn zeker nodig; ook in de ouderenzorg en voorstellen doen voor een ander stelsel is niet verkeerd. Maar dat een significante stap naar een liefdevollere en beter betaalbare ouderenzorg nu al kan worden ingezet, is een geluid dat in de komende campagne best wat luider mag klinken. Burgers prikkelen een stukje welvaart of vrije tijd in te leveren om zo de professionele ouderenzorg te ontlasten; wie durft?