Terechte aandacht voor „demografische ijstijd”
Hongarije was vorige week gastland voor een vijfde demografische top, ingegeven door zorgen over de lage geboortecijfers in Europa en de bijkomende vergrijzing. „De demografische winter verandert in een ijstijd”, zei de Hongaarse president Katalin Novak bij die gelegenheid.
Ze hekelde het feit dat in Brussel wel de alarmbellen rinkelen over klimaatverandering, maar er weinig aandacht is voor „het echte probleem”.
Nu is het duidelijk dat de twee problemen allesbehalve tegen elkaar weggestreept hoeven te worden. Sterker nog: wie graag ziet dat er meer kinderen komen, zal toch ook zijn verantwoordelijkheid moeten nemen voor hun toekomst. Het een hangt nauw samen met het ander en het is jammer dat er kennelijk in termen van tegenstellingen moet worden gesproken. Dat helpt noch de ene, noch de andere discussie.
Tegelijk legt Novak de vinger bij een reëel probleem in veel Europese landen. Binnen de Europese Unie ligt het gemiddeld aantal kinderen per vrouw momenteel op 1,53. Dat is ruim onder de zogenoemde vervangingsratio van 2,1: het aantal kinderen dat nodig is om de bevolking op peil en in balans te houden. Duikt het cijfer daar stelselmatig (ver) onder, dan raakt een land in problemen. Er zijn minder werkenden tegenover een steeds grotere groep ouderen.
Het is niet vreemd dat juist Hongarije dit probleem aan de kaak stelt. Het land is zeer kritisch op migratie, waardoor een tekort aan arbeidskrachten niet (deels) wordt opgevangen door immigratie. Het geboortecijfer ligt in Hongarije iets boven het Europese gemiddelde, maar is nog altijd laag: gemiddeld 1,61 kinderen per vrouw. Op den duur komt het land bij ongewijzigd beleid dus zeker in de problemen.
Die demografische winter speelt al helemaal in Italië, dat in de persoon van premier Giorgia Meloni prominent op de top vertegenwoordigd was. In de laars van Europa krijgen vrouwen gemiddeld niet meer dan 1,25 kinderen. Ter vergelijking: in Nederland ligt dit cijfer op 1,62.
Opmerkelijk is overigens dat juist verschillende sterk geseculariseerde landen een relatief hoog geboortecijfer hebben (Frankrijk 1,84; Zweden en Tsjechië rond de 1,7), terwijl vanouds sterk rooms-katholieke landen zeer laag scoren (zoals Italië, maar ook Malta: 1,13). Voelen inwoners zich er ‘bevrijd’ van het juk van de kerk?
Premier Viktor Orbán van Hongarije benadrukte op de demografische top het belang van „gezinsvriendelijke, conservatieve krachten” in Europa. Meer aandacht voor de waarde van het gezin is inderdaad gewenst: stabiele gezinnen vormen de ruggengraat van een samenleving. Van de voorzitter van de EU, Ursula von der Leyen, valt als moeder van zeven kinderen op dat punt iets te verwachten.
Het zou echter winst zijn als pleidooien voor het gezin niet gepaard hoeven te gaan met het scheppen van valse tegenstellingen. Europa heeft een gezond, gebalanceerd beleid nodig, waarbij zorg voor de schepping en aandacht voor de waarde van het gezin beide volle aandacht verdienen.