Vreugde en gemis in zeventig jaar huwelijk
Vreugde en verdriet wisselden elkaar af. Met als moeilijkste moment het plotselinge verlies van hun zoon. Koos Vrijenhoek en Clazien Nowee waren zaterdag zeventig jaar getrouwd. „We houden nog steeds van elkaar.”
De twee 94-jarigen zitten in hun zorgappartement in woon-zorgcentrum De Meander in Nieuwerkerk aan den IJssel. Op tafel ligt een exemplaar van het Reformatorisch Dagblad. Ze lezen hem nog dagelijks.
Voor het gesprek kan beginnen, moet schoonzoon Rob hulp bieden met de gehoorapparaten. Het gehoor is voor beiden een probleem. Vooral meneer Vrijenhoek is nog goed in staat om een gesprek te voeren. Bij zijn vrouw gaat het moeizamer. De twee werden geboren in 1929, meneer Vrijenhoek op 6 mei in Pijnacker en mevrouw Vrijenhoek op 25 januari in Schipluiden. „Ik ben de tweede in een gezin van vier kinderen”, aldus meneer Vrijenhoek. „De oudste broer van mijn vader woonde ook bij ons in huis. Samen hadden zij een schildersbedrijf.”
Als elfjarige was hij getuige van het bombardement op Rotterdam in de meidagen van 1940. „Ik keek door de brievenbus naar de rookwolken in de verte.” Aan het einde van de oorlog ging hij van school. Hij kon aan de slag bij carrosseriebouwer Vollebregt in Delft. Daar leerde hij zijn vrouw kennen, die er in de huishouding werkte. Ze kenden elkaar ook uit de hervormde kerk van Delft.
Mevrouw Vrijenhoek groeide op in een gezin met één broer, die vijftien jaar ouder was. Haar moeder overleed al op vrij jonge leeftijd. Haar vader, die regelmatig wisselde van werk, hertrouwde. Maar het boterde niet met haar stiefmoeder. Twee jaar woonde ze bij een vriendin, waarna ze volledig in ging wonen bij Vollebregt.
In 1949 vertrok Vrijenhoek voor anderhalf jaar naar Indië. Zijn broer zat daar al geruime tijd. „Hij stond me bij de boot op te wachten. Ik heb in Indië nooit gevochten.” Vrijenhoek was geweermaker en repareerde ook geschut. Elke woensdag werden de geweren getest. Eén keer ging dat mis. „Een geweer ontplofte toen een jongetje het in zijn hand had. Het jongetje raakte gewond aan zijn gezicht. Ik moest met hem naar het ziekenhuis, waar hij werd verbonden. Zelf hoorde ik niets meer. Maar dat ging wel weer over, dachten ze in het ziekenhuis. Er werd niets aan gedaan.” De gehoorschade was echter blijvend.
Ds. Tukker
Op 9 september 1953, enkele jaren na terugkeer uit Indië, trouwden de twee. Ds. W.L. Tukker, een goede bekende van de familie, leidde de dienst. De trouwtekst was Psalm 118:24: „Dit is de dag die de Heere gemaakt heeft.” Ze gingen eerst wonen bij de ouders van de bruidegom. Vrijenhoek duidt aan hoe weinig leefruimte ze kregen. Enkele vierkante meters, meer niet. Hij werkte destijds als smid bij een gist- en spiritusfabriek. Later verhuisde het echtpaar naar Pernis, waar hij als smid aan de slag kon bij Shell. Later deed hij vrijwilligerswerk voor de kerk. Voor klussen en schilderswerk kon tot hij ongeveer 75 was een beroep op hem worden gedaan. Ook zijn vrouw was actief voor de kerk.
Na de VUT woonden ze in Capelle aan den IJssel en sinds een jaar is Nieuwerkerk de woonplaats. Drie dochters en een zoon kregen ze. De gedachtenis aan hun zoon is voor beiden moeilijk. Dick overleed op 20-jarige leeftijd bij een ongeval. „Hij reed in mijn auto en kwam bij de Botlektunnel in een file terecht. Een dronken man zag de file niet en botste met 80 kilometer per uur achter op Dick. De auto vloog in brand. We hebben Dick nooit meer mogen zien.” Het sterfgeval greep diep in het gezinsleven in. Nog steeds denkt het echtpaar met liefde terug aan hun zoon. „Dick hoort nog steeds bij ons.”
Het echtpaar kreeg zeven klein- en acht achterkleinkinderen. De meesten wonen relatief dichtbij. „Een kleindochter komt elke week bij ons.”
Aorta
De gezondheid van het echtpaar ging de afgelopen jaren achteruit. Bij meneer Vrijenhoek werd zo’n twintig jaar geleden een scheur bij de aorta vastgesteld. Zijn levensverwachting werd op hooguit enkele jaren geschat, maar het liep anders. „Er wordt gezegd dat ik kortademig ben, maar ik heb er geen last van.” Terwijl meneer Vrijenhoek zich nog redelijk veel weet te herinneren, neemt het geheugen van zijn vrouw af. Bovendien valt zij vrij vaak.
Kerkelijk leven ze mee met de hervormde gemeente van Nieuwerkerk. „Toen we hier nog maar net woonden, kwam de dominee al. Ik zal niet zeggen dat hij hier zijn schoenen heeft versleten, maar hij is sinds die tijd al zeven of acht keer geweest.” Hoe kijken ze in de avond van hun leven naar de eeuwigheid? Vrijenhoek: „We hopen dat we goed terecht mogen komen. We mogen op Hem vertrouwen.” Mevrouw Vrijenhoek buigt zich naar voren. „Het is wel heel bijzonder dat we na zeventig jaar nog samen zijn. En we houden nog steeds van elkaar.”