Mei is zo voorbij. Ons leven ook
Onderweg van A naar B slurpten wij met volle teugen het voorjaar naar binnen. We stopten en snoven meidoornbloesems op en de zoete reuk van verwilderde winterpostelein. De hele schepping is deze weken „doorwasemd en doorgeurd” van zoetheden.
We reden verder. Als uit het niets slingerde ik de eerste regel van Gorters beroemde gedicht ”Mei” de auto in. Echtgenote vroeg plagend of het bleef bij die onaffe prelude. Ik groef in het stof van mijn geheugen, deed al mijn best en bracht het hakkelend tot regel vier. „Een nieuwe lente en een nieuw geluid/ Ik wil dat dit lied klinkt als het gefluit/ dat ik vaak hoorde voor een zomernacht/ in een oud stadje, langs de watergracht.” Eega was merkbaar onder de indruk van deze kleine literaire mansprestatie. Hijzelf niet minder.
Domineeszoon Herman Gorter (1864-1927) publiceerde het gedicht in 1889. Het telt maar liefst 4381 regels. Ik vroeg me na mijn kortstondige declamatie af waarom ik ”Mei” op mijn eindexamenlijst vwo zette. Het was een van de veertig vereiste titels proza en poëzie uit eeuwen Nederlandse literatuur. Mijn keus zal niet zijn ingegeven door Gorters sympathieën voor een marxistische arbeidersheilsstaat, eerder door gedeelde natuurpassie. De beelden in ”Mei” overweldigen en ontroeren. Er klinkt „spreeuwengekwetter”, de nachtelijke lach van de boomuil, een lijster die „nimmer heesch wordt”, een kikkerkakofonie. Boterbloemen „glimmen”, lammeren stuiteren in de wei. Het „bloemig loover van de meidoornhaag” (…) besnaart „een mensch” als een piano… Overal waar mei komt, bloeit de lente open. We zijn er deze weken getuigen van. Uitbundig tooit de schepping zich in feestgewaad.
Misschien speelde in mijn vallen voor ”Mei” nieuwsgierigheid mee naar het personage van Balder. Maar de kennismaking viel niet mee. Balder bleek een blinde, in zichzelf gekeerde, wereldvreemde vogel. Of was het eerder melancholie die mij de ”Mei” in dreef? Dat wat Duitsers weltschmerz noemen? Treurnis over wat verdween en de verdwijning nabij is?
”Mei” heeft onmiskenbaar autobiografische elementen. Ziet de dichter weemoedig terug op eigen snel vervlogen jonkheid? Aprils dood benadrukt de vergankelijkheid van het bestaan. Mei is zo voorbij. Ons leven ook. Wat is eigenlijk het perspectief?
Op Hemelvaartsdag wordt in Zutphen voor de elfde keer ”Mei” in estafette voorgelezen door 101 liefhebbers. Ik zal er niet bij zijn. Een christenmens heeft op die dag andere dingen aan zijn hoofd. Hogere interesses en belangen die hem echt perspectief bieden.