Schuld belijden begint in heden
Het is geen onbekend verschijnsel meer: regeringsleiders die schuld belijden voor onrecht door hun land in een ver verleden bedreven.
Daar kan van alles van gevonden worden, maar het herinnert christenen aan een belangrijke Bijbelse notie: blijkbaar bestaat er zoiets als collectieve schuld. Zelfs seculieren vinden dat. Wat betekent dit voor collectieve schuld die in het heden gemaakt wordt?
Enkele maanden geleden bood premier Rutte excuses aan voor het Nederlandse slavernijverleden. Het was niet de eerste keer dat hij zoiets deed. Eerder deed hij het vanwege de koloniale oorlog in Indonesië en de rol van de Nederlandse overheid bij de Jodenvervolging in de Tweede Wereldoorlog.
De vraag naar nut en noodzaak van het belijden van schuld voor onrecht in een ver verleden is ingewikkeld, omdat zowel de schuldenaars als hun slachtoffers niet meer leven. Dat maakt dat het aanbieden van excuses kan verworden tot nogal lege therapeutische symboliek. Bovendien, hoe reëel is het om hedendaagse vaak progressieve normen los te laten op het verleden?
Zegenrijke bekering
Toch is er een Bijbelse basis voor. Het volk Israël kreeg op zeker moment te maken met een driejarige honger. Koning David vraagt de Heere naar de oorzaken. Hij krijgt antwoord: „Het is om Sauls wil, omdat hij de Gibeonieten gedood heeft” (2 Samuël 21: 1). Het ging hier dus om zonden van zijn voorganger. Er moest genoegdoening gedaan worden aan de nakomelingen. In dat licht bezien is het niet vreemd dat reformatorische kerken in 2020 schuld beleden aan Joden.
Maar als collectieve schuld uit het verleden beleden moet worden, dan geldt dat ongetwijfeld te meer voor collectieve schuld die in het heden gemaakt wordt. En waar zou dat nadrukkelijker gelden dan in kerken waar beseft wordt dat iedere afwijking van Gods Woord zondig is en er oorzaak van is dat er schuld wordt gemaakt? De Bijbel leert dat collectieve schuldbelijdenis noodzakelijk is. Die moet bovendien gepaard gaan met bekering. Zo’n bekering is zegenrijk. De Heere beloofde Salomo dat wanneer Zijn volk zich bij droogte, ziekte of plagen door ongedierte zou verootmoedigen, Zijn aangezicht zou zoeken en zich zou bekeren van zijn boze wegen, Hij uit de hemel zou horen en het land zou genezen (2 Kronieken 7:14).
In de tijd van de Nadere Reformatie was dit een bekend gegeven. Daarom beijverden mannen zoals Jacobus Koelman, Willem Teellinck en anderen zich om de zonden van land en kerk heel specifiek te benoemen en riepen op tot berouw, bekering en reformatie. In 1676 publiceerde Jacobus Hondius, predikant te Hoorn, het ”Swart register Van duysent Sonden, als een Staeltje / dienende tot ontdeckinge / ende opwekkinge / van den vervallen ijver en Godtvruchtigheydt der hedendaegsche genaemde Ledematen in de Gereformeerde Christelijcke Gemeynten van Nederlandt”. Het was ingedeeld naar de letters van het alfabet.
Stel dat Hondius in 2023 zou leven, wat zou er dan in zijn boekje met duizend zonden staan? Vermoedelijk zou hij moeite hebben om te kiezen. Het RD van de afgelopen tijd zou hem genoeg stof geven. Therapeut Bas van Dijk schreef een indringend artikel over misbruik in de reformatorische gezindte (RD 13-4). Docenten op reformatorische scholen constateren dat steeds meer leerlingen kampen met gedragsproblemen, meestal vanwege gezinsproblemen (RD 20-4). Christelijke jongeren gedragen zich online net als hun seculiere leeftijdsgenoten (RD 23-1).
Misschien zou Hondius proberen om wat categorieën te onderscheiden. (1) Zonden in de ambtelijke bediening, zoals gebrek aan liefde en bewogenheid, koude gebeden, vormengodsdienst, een prediking waarin niet de volle raad Gods wordt verkondigd, preken die lijdelijkheid of juist activisme in de hand werken, en het nalaten van noodzakelijke waarschuwingen. (2) Zonden van Gods kinderen, zoals verachtering, biddeloosheid, verwereldlijking, lauwheid, gebrek aan onderlinge liefde en ongeloof. (3) Zonden van kerken, zoals schuldige verdeeldheid en onwil om de breuken te helen, het zwakke profetische spreken in de samenleving, het verafgoden of verguizen van Gods knechten, het verwaarlozen van de tucht, de vele vormen van onreinheid en de vermenging van kerk en wereld. (4) Zonden van ouders en hun kinderen, zoals het nalaten van huisgodsdienst, gebrekkige opvoeding, wereldgelijkvormigheid, het dienen van de afgoden van de tijd waaronder vooral zichzelf, echtscheidingen, misbruik en overspel.
Hedendaagse schuld
Is dit niet waar het op aankomt, ook in onze tijd? Als zelfs seculiere overheden schuld belijden vanwege onrecht in het verleden, zouden kerken dat dan niet temeer moeten doen vanwege hedendaagse schuld jegens een goeddoend God, en zou dat geen aanleiding moeten zijn voor collectieve bekering? Er is momenteel veel gaande in de wereld. Crises worden met crises vermenigvuldigd. Kerken sijpelen leeg en de klacht dat de Heere Zich zo stil houdt, klinkt vaak van de kansels. Ambtsdragers zijn overmatig druk met allerlei problemen. In veel gezinnen tieren zonden welig en heerst zondige gebrokenheid.
Is dit geen tijd om de Heere te smeken om ontdekkend licht, zodat we gaan zien welke vormen van zondigheid er woekeren in ons persoonlijke leven, in onze gezinnen, in onze kerken en in ons land die eerlijk voor Gods aangezicht beleden moeten worden? En dat met het vaste voornemen om ons van die zonden te bekeren? Dat is de gewone weg waarop de Heere Zich weer tot landen en kerken wenden wil. Niet omdat Hij ons iets verplicht is, maar omdat het Hem behaagt om zulke reformaties te zegenen.
Op biddagen wordt Psalm 79 nogal eens gezongen. „Gedenk niet meer aan ’t kwaad dat wij bedreven…” Dat zingen moet bidden worden, om licht van boven. Dat bidden moet belijden worden, van schuld en zonde. Dat belijden moet bekeren worden, van al ons kwaad. De profeten in het Oude Testament zeggen het in veel toonaarden, steeds opnieuw. Bijvoorbeeld: „Keert weder, gij afkerige kinderen.” De belofte is er nauw aan verbonden: „Ik zal uw afkeringen genezen.” De bekering volgt direct: „Zie hier zijn wij, wij komen tot U, want Gij zijt de Heere onze God.” Het staat in een en hetzelfde vers (Jeremia 3: 22). Het is waar, we moeten in de schuld gebrácht worden. Pas dan wordt collectieve schuld ook persoonlijke schuld. Maar dit begint ermee dat we onze schuldige plicht zien.
De auteur is ondernemer en op diverse manieren kerkelijk en maatschappelijk actief.