Meer dan een kerkelijke curiositeit
De oud-katholieke traditie is niet enkel een interessant kerkelijk fenomeen maar kent ook elementen die heilzaam kunnen zijn in de maatschappij van nu. Ze plaatst kwetsbaarheid en afhankelijkheid tegenover succesdrang, en de verbinding tussen grondvlak en top in een context van gebrekkig maatschappelijk vertrouwen.
In het interview met aartsbisschop Bernd Wallet laat Bart Jan Spruyt het kerkelijk eigene van de Oud-Katholieke Kerk op een authentieke en verbindende manier tot gelding komen. De nadruk op ”bevindelijk katholiek” laat zich ook historisch goed staven en de eigen geschiedenis, met alle nadruk op het goede recht van de lokale kerk om een bisschop te kiezen, is gewoon een gegeven. De heel kerkelijke en theologische, op de spiritualiteit en kerkleer gerichte benadering laat echter ook iets buiten het blikveld vallen. En dat is de maatschappelijke relevantie van wat in de vroege 18e eeuw tot een kerkscheuring leidde die tot op de dag van vandaag voortduurt – blijkbaar stond er echt iets op het spel dat mensen bewoog. Deze maatschappelijke, zelfs politieke relevantie van wat de voorlopers van de Oud-Katholieke Kerk destijds bewoog, verdient het om voor het voetlicht gebracht te worden. Dat te doen is tegelijkertijd een uitnodiging aan andere tradities om een soortgelijke denkbeweging te maken. Mij gaat het echt om de oud-katholieke traditie, niet in de laatste plaats omdat ik daarin geworteld ben. De twee thema’s die ik aan wil spreken, zijn de vaak verafschuwde ”jansenistische” genadeleer als element van de spiritualiteit van destijds en de nadruk op lokaal draagvlak in besluitvorming in de toenmalige opvatting over de kerk. Het zijn thema’s die zeker ook breder gedeeld worden, maar die tegelijkertijd bij het plaatje van de oud-katholieke traditie horen.
Kwetsbaar
Eerst de genadeleer. Hier het jansenisme uiteenzetten zou te ver voeren. Het is hoe dan ook zo dat deze ‘leer’ een constructie is van tegenstanders. Gek genoeg bestond ”anti-jansenisme”, bedacht door tegenstanders van Cornelius Jansenius, hoogleraar in Leuven en bisschop van IJper, die in het midden van de 17e eeuw een fundamenteel werk over de genadeleer schreef, eerder dan jansenisme. Belangrijke elementen uit deze leer zijn echter dat de mens fundamenteel afhankelijk is van Gods genade en zelfs uitverkiezing. Dat mag naar en streng overkomen, het leidde tot een vorm van geloofsleven waarin de band met God bijzonder centraal stond en er grote ruimte was voor het inzien van de eigen kwetsbaarheid en afhankelijkheid. Ik geef zonder meer toe dat dit ook tot een ongezonde spiritualiteit kan leiden. Echter, in de context van de 21e eeuw, met alle nadruk op persoonlijk succes en zelfstandig slagen, waarbij iedere mislukking verdoezeld en iedere vorm van afhankelijkheid onder het tapijt geveegd wordt, kunnen dit soort impulsen best heilzaam zijn. Is een mens die zichzelf serieus neemt niet juist ook een mens die met kwetsbaarheid en afhankelijkheid kan omgaan zonder deze te ontkennen?
Welzijn
Een tweede thema raakt aan de kerkleer. Hier gaat het om de opvatting dat wat er lokaal, ter plaatse leeft in de manier waarop de kerk bestuurd wordt, moet doorklinken. Een goed en prominent voorbeeld hiervan is het synodale proces in de Rooms-Katholieke Kerk op dit moment. Dat dit proces zo nieuw is, wijst er ook op dat er periodes zijn geweest waarin dit proces minder vanzelfsprekend was. De vroege 18e eeuw is zo’n periode waarin Nederlandse katholieken benadrukten dat een eenzijdige top-down-benadering zonder breed draagvlak in de lokale situatie, dus zonder een bottom-up-beweging werkelijk serieus te nemen, niet verenigbaar was met de traditie van de kerk, die gekenmerkt was door vormen van synodaliteit en conciliariteit. Dit zijn manieren van besturen en besluitvorming die veiligstellen dat grondvlak en top elkaar verrijken en uitdagen. Deze manier van denken is in de gepolariseerde maatschappelijke context van Nederland in de 21e eeuw, met gebrek aan vertrouwen tussen verschillende partijen, meer dan relevant. Er schuilt een visie in die bestuurders uitdaagt om top-down en bottom-up te verbinden, zonder een van beide alle macht te geven. Bovendien is in het begrip synodaliteit ook de opvatting besloten dat het om een gemeenschappelijke weg moet gaan, een weg die verder gaat dan het recht van de sterkste of grootste, maar die gericht is op het welzijn van allen, dat door allen gedragen wordt.
Verrijking
Met deze observaties bedoel ik niets af te doen aan het mooie interview met aartsbisschop Wallet. Wel hoop ik dat zo de oud-katholieke traditie wat bevrijd raakt uit de sfeer van het spirituele rariteitenkabinet, de sfeer van ”dat is er ook nog”, en dat het maatschappelijke potentieel van deze traditie zo zichtbaar wordt. Natuurlijk schuilt hier ook de uitdaging in dat andere tradities hun eigen wezenlijke overtuigingen eveneens in verband brengen met maatschappelijke uitdagingen van nu. Dit uiteraard niet in de sfeer van competitie, maar van wederzijdse verrijking.
De auteur is bijzonder hoogleraar vanwege het Oud-Katholiek Seminarie aan de Universiteit Utrecht en hoogleraar Contextuele Bijbelinterpretatie aan de Vrije Universiteit Amsterdam.