„Zo gij iets begeren zult in Mijn Naam, Ik zal het doen.”

Wie het vlees niet bewaart, zal ook de Geest niet ontvangen, dat is Christus. Zo’n leven en onvergankelijkheid kan het vlees ontvangen als de Heilige Geest Zich eraan hecht. En niemand kan uitspreken of zeggen wat de Heere bereid heeft voor Zijn uitverkorenen.

Ik geloof niet dat ik een onbelangrijke raad gegeven heb betreffende de ingetogenheid. Als iemand die in acht neemt, dan zal het hem niet berouwen, maar hij zal zichzelf en mij, die u de raad gegeven heeft, redden. Want het is geen kleine prestatie een dwalende ziel die verloren gaat tot redding te brengen. Deze ‘tegenprestatie’ zijn we in staat te geven aan God, Die ons geschapen heeft, als hij die spreekt en luistert, met geloof en liefde ook werkelijk spreekt en luistert. Laten we daarom rechtvaardig en heilig blijven bij wat we geloofd hebben, opdat we God met vrijmoedigheid kunnen bidden, Die zegt: „Nog terwijl u spreekt, zal Ik zeggen: Zie Ik ben er.” Dit woord is het teken van een grote belofte, want de Heere zegt van Zichzelf dat Hij bereidwilliger is te geven, dan de bidder om te vragen. Nu we aan zo grote goedheid deel hebben gekregen, moeten we het elkaar niet benijden zo grote goederen te ontvangen. Want de vreugde is even groot voor hen die deze woorden doen, als de veroordeling voor hen die ze veronachtzamen.

Clemens,
kerkvader in Alexandrië

(”Tweede brief aan de Korintiërs”, 2e eeuw)