Tijdens ‘Nicea’ won orthodoxie, maar de wereldkerk bleef piepen en kraken
Christus is God, net als de Vader, belijdt de kerk wereldwijd. Het Concilie van Nicea maakte zeventien eeuwen geleden een einde aan de ariaanse ketterij die dit christelijke kernpunt bestreed. Daarna overspoelde het gemuilkorfde arianisme echter de kerk.

Aan het begin van de vierde eeuw na Christus brak een nieuw tijdperk aan voor de kerk. Keizer Constantijn de Grote bekeerde zich in 312 tot het christendom en hij versloeg de heidense medekeizer Licinius. Het Romeinse Rijk kreeg een christelijk staatshoofd. De miljoenen christenen in het rijk kregen godsdienstvrijheid en Constantijn hoopte dat het christendom de eenheid in zijn imperium zou bevorderen. Maar hij belandde in een van de grootste kerkelijke conflicten in de kerkgeschiedenis.

Het begon allemaal in de Egyptische stad Alexandrië. Arius, presbyter in de Alexandrijnse wijk Baucalis, beweerde dat Jezus geen God was. Hij reageerde op zijn plaatsgenoot, bisschop Alexander van Alexandrië, die zei dat Jezus eeuwig was en van eeuwigheid gegenereerd door de Vader. Alexander legde deze boodschap op zó’n manier uit, dat het voor Arius leek alsof de bisschop beweerde dat God één Wezen was met twee verschillende verschijningsvormen: die van Vader en van Zoon.
Alternatief
Dat is fout, vond Arius. Want deze manier van spreken leek verdacht veel op de ketterij van Sabellius, die in de tweede eeuw opkwam. Ook Sabellius had beweerd dat God Zich in drie verschillende gedaanten openbaarde.
Arius bedacht een alternatief standpunt. Hij baseerde zich op teksten als Kolossenzen 1:15, over Jezus als Eerstgeborene van heel de schepping. Als de Vader een Zoon geboren laat worden, dan heeft die geboren Zoon ook een begin gehad. Arius’ conclusie: „Er was een tijd waarin de Zoon nog niet was.” Alleen de Vader zou God zijn, en de Zoon niet. Hij was en bleef een schepsel, meende Arius.
Ruzie

De bewering van Arius klopt niet, reageerde Alexander van Alexandrië, die het gesputter van Arius ter ore kwam. „God kan nooit zonder Zijn Woord (Zijn Zoon, RB) geweest zijn. De Vader moet altijd Vader geweest zijn”, schreef hij. De discussie was al snel hét onderwerp van gesprek op de straten en de markten van Alexandrië, zodat heethoofdige burgers kibbelend hun brood stonden af te rekenen.
Een kerkelijke scheuring dreigde. Alexander riep rond 320 een lokale kerkvergadering bijeen om de rust terug te brengen. Daar werd Arius veroordeeld en uit de kerkelijke gemeenschap verstoten.
Eind goed, al goed? Nee, want de verbannen presbyter vertrok naar Palestina. Hij schreef naar verschillende adressen en wist uit alle lagen van de bevolking medestanders voor zich te winnen. Verder verwerkte hij zijn ideeën in gezangen, die vervolgens door het hele oostelijke Romeinse Rijk echoden.
Toen bisschop Eusebius van Nicomedië de zijde van Arius koos, dreigde de kerkelijke vloedgolf tegen de muren van Constantijns keizerrijk aan te beuken. De keizer vreesde dat de stabiliteit van zijn rijk gevaar liep en liet een kerkelijk concilie bijeenroepen in Nicea. Waarom in Nicea? Misschien wel omdat Theognis, de bisschop van Nicea, een goede band had met Eusebius. En Constantijn had er een buitenverblijf.
Wedstrijd
Constantijn verzocht de bisschoppen naar de vergadering te komen – zo’n 1000 uit het oosten en ongeveer 800 uit het westen. Elke bisschop mocht twee presbyters en twee diakenen meenemen. Een zesde deel van de bisschoppen kwam opdagen, onder wie slechts zes of zeven uit het Westen. Ze „haastten zich” volgens geschiedschrijver Eusebius van Caesarea „naar Nicea alsof ze meededen aan een wedstrijd”. Over de kosten hoefden de geestelijken zich niet te bekommeren. Constantijn betaalde de reis.
De 1200 tot 1900 aanwezige geestelijken zaten als stoofperen samengepakt in de houten basiliek
Het concilie begon waarschijnlijk in een houten basiliek, tegen de rand van een meer nabij de stad. De 1200 tot 1900 aanwezige geestelijken zaten als stoofperen samengepakt op zo’n 750 vierkante meter ruimte. Dat was toch een beetje oncomfortabel, moet Constantijn gedacht hebben. Hij stelde hun zijn zomerpaleis ter beschikking.
De boomlange keizer opende de vergadering tegenover de ambtsdragers. Hun littekens en holle oogkassen herinnerden nog aan de laatste christenvervolgingen. „Stel niet uit”, sprak Constantijn hen toe. „Neem de bron van verdeeldheid weg. Zodoende handelen jullie op een wijze die de allerhoogste God zeer behaagt.”
De oproep leek aanvankelijk gericht aan dovemansoren. „Helemaal aan het begin brak er een felle discussie los”, herinnerde Eusebius zich. „Sommigen begonnen hun buren te beschuldigen, die zich weer verdedigden. Elke partij bracht talloze beweringen naar voren.” Constantijn luisterde kalmpjes naar alle bezwaren van de bisschoppen. Uiteindelijk lukte het de keizer om de gemoederen te sussen en werden de twistpunten besproken.
Drie groepen
De belangrijkste vraag van de vergadering: is Christus volkomen God, en gelijk aan de Vader, of is Hij een geschapen wezen? Er waren drie groepen op het concilie aanwezig, met elk een antwoord. Tot de eerste groep behoorden de ”orthodoxen”, onder leiding van de bisschoppen Alexander van Alexandrië en Ossius van Córdoba. Christus is gelijk in Wezen met de Vader, zeiden zij. Ze gebruikten daarvoor de term ”homoousios”. Deze partij was niet zo groot.
De tweede groep, die van Arius, had ook maar weinig aanhangers. Samen met Eusebius van Nicomedië, de Egyptische bisschoppen Theonas en Secundus en nog enkele tientallen anderen stelde Arius dat Christus niet van hetzelfde Wezen was als de Vader, maar een ander Wezen (”heteroousios”). Kortom, Hij zou slechts een Schepsel zijn.
De laatste partij was een soort middengroep tussen de orthodoxen en arianen. Deze stond onder leiding van Eusebius van Caesarea en was verreweg het grootst. Net als de orthodoxen dachten zij dat Jezus volkomen God was, maar ze waren niet blij met de term ”homoousios”. Dat riekte volgens hen naar de ketterij van Sabellius. Zij dachten dat als je zegt dat de Vader en de Zoon van hetzelfde Wezen zijn, je eigenlijk zegt dat Zij een en dezelfde Persoon zijn.
Zij kwamen met een ander woord: ”homoiousios”. De Vader en Zoon zijn gelijkvormig in Wezen. Dus de Zoon is ”vergelijkbaar” met de Vader, maar ondergeschikt aan Hem. Zodoende hoopten zij tussen de klippen van het arianisme en het sabellianisme door te manoeuvreren.
Verdraaien
De term ”homoousios” doet het afzonderlijke bestaan van de Vader en de Zoon niet teniet, verzekerden de orthodoxen hun middenbroeders. Na veel discussie tussen de middenpartij en de orthodoxen schreef Eusebius aan zijn bisdom: „De term wil zeggen dat de Zoon van God niet te vergelijken is met schepselen die een begin hebben. Hij is in alle opzichten alleen gelijk aan Zijn Vader, Die Hem genereerde.” De middengroep ging dus akkoord.
De arianen bleven de term ”homoousios” afwijzen. De argumenten die zij aandroegen, zijn slechts te vinden in de geschriften van de tegenstanders van Arius en consorten. Veel ariaanse geschriften werden namelijk vernietigd na het concilie. Ook zijn er geen acta bekend van de vergadering.

Een van de ariaanse tegenargumenten was dat de uitdrukking ”van hetzelfde Wezen” niet in de Bijbel voorkomt. Een gevoelig punt, want voor alle partijen was de Schrift het einde van alle tegenspraak. De arianen wisten zich echter onder alle Schriftbewijzen uit te wurmen. Toen de bisschoppen hun verzochten om te belijden dat de Zoon geen Schepsel is, maar het eeuwige beeld van de Vader, hoorde een aanwezige hen onderling fluisteren: „Dat geldt ook voor ons. Wij zijn ook eeuwig.”
Athanasius was ook present tijdens het concilie. Deze diaken uit Alexandrië moest al weinig hebben van de „losbandige en verwijfde” toon in Arius’ liederen en kon ook dit niet accepteren. „Ze leggen hun goddeloosheid als een maatstaf van uitleg over de Schrift en verdraaien daarom het Woord van God om het daarmee in overeenstemming te brengen.”
Na vele dagen van debat stelden de bisschoppen een geloofsbelijdenis op, ondanks de tegenstand van Arius en een handvol medestanders. Daarin werd Arius’ standpunt afgewezen en de Godheid van Christus erkend. Ook stond erin dat Christus van hetzelfde wezen is als de Vader.
Zo’n achttien arianen weigerden te tekenen. Constantijn hoorde ervan. Na wat keizerlijke spierballentaal gingen de meesten overstag, behalve Arius en twee bisschoppen. Deze drie werden in de ban gedaan, waarop verbanning volgde. De orthodoxe partij zegevierde. Dacht ze.
Dwerg
Sommige bisschoppen uit de middengroep hadden namelijk met veel aarzeling getekend. Ook herleefde bij hen de oude verdachtmaking van sabellianisme richting de orthodoxen. De orthodoxen vermoedden op hun beurt weer dat de middengroep ariaans was, omdat deze nog vasthield aan de gedachte dat de Zoon minder was dan de Vader.
Daarbij maakte het arianisme zo’n grote inhaalslag, dat de kerkvader Hiëronymus schreef: „Alsof de wereld uit een sluimer ontwaakte en ontdekte dat ze ariaans was.” Het lukte de ariaanse bisschop Eusebius van Nicomedië om Arius terug te halen uit zijn verbanning.
Athanasius bleek in deze periode een kampvechter van formaat. Sinds 328 was hij bisschop van Alexandrië. Volgens kerkhistoricus Nick Needham was hij een „onverzettelijke bestrijder van het arianisme met gevoel voor humor” en „ruimdenkend tegenover gelijkgezinden die theologisch iets anders dachten dan hij”. De magere ambtsdrager kreeg de bijnaam ”zwarte dwerg”.
Gerucht
De arianen dachten Athanasius ook wel klein te krijgen. Constantijn hoorde van boze tongen het gerucht dat hij de Egyptische graanlevering naar Constantinopel kon stopzetten door middel van een staking onder havenarbeiders. De keizer was in alle staten en verbande hem. Dit was de eerste van de vijf keer dat de Alexandrijnse bisschop verbannen zou worden.
Vervolgingen brachten twee ruziënde partijen samen tot één front tegen het arianisme
En Arius? Die verdween naar de achtergrond. Hij stierf in 336 een tragische dood op een toilet in Constantinopel. Althans, zo gaat het verhaal, dat later is aangedikt. In het jaar daarop overleed keizer Constantijn. Een reeks keizers volgde hem op. Het ene concilie kwam na het andere, zodat de heidense historicus Ammianus Marcellinus later schreef dat „Galopperende bisschoppen de hoofdwegen bedekten”.

Bij elkaar wat bij elkaar hoort
In de tweede helft van de vierde eeuw richtten de arianen hun pijlen ook op de middengroep. Dit omdat de bisschoppen Aetius and Eunomius de eerdere ariaanse omzichtigheid van zich afwierpen en openlijk rondbazuinden dat de Vader en de Zoon niet gelijk waren. Net als de orthodoxe partij beweerde de middengroep toch echt wel dat de Zoon eeuwig en ongeschapen was. Dat was voor hen onopgeefbaar, dus deelden ze in de vervolging. Zij zagen dat ze duidelijker moesten schrijven over de Godheid van Christus en hun sympathie voor Athanasius’ partij groeide.
De sympathie was wederkerig. „Ze bedoelen hetzelfde als wij”, zei Athanasius. „Laat ons de zaken als broeders met elkaar bespreken.” De middengroep verwierp nu de opvatting dat de Zoon minder was dan de Vader en de orthodoxen elimineerden sabelliaans klinkende uitdrukkingen.
De vervolgingen brachten de twee partijen samen tot één antiariaans front. De wereldkerk helde steeds meer naar de orthodoxie. Uiteindelijk kreeg het arianisme tijdens de Concilies van Constantinopel (381) en Chalcedon (451) de genadeslag.