Jeugdbescherming geen oplossing voor vechtscheidingen
Jeugdbeschermers lopen steeds vaker vast op vechtscheidingen, berichtte NOS onlangs (18-10). Een kop waarachter een wereld aan kinderleed en schier onoplosbare problemen schuilgaat die niet weggaat met gedwongen begeleiding door een gezinsvoogd. Logisch.
In geval van scheiding zijn er twee opties om tot afspraken te komen. De eerste optie is het inschakelen van een scheidingsmediator. Onder leiding van deze mediator maken echtgenoten gezamenlijke afspraken, die worden vastgelegd in een ouderschapsplan en een echtscheidingsconvenant. In het algemeen gaat het hier om echtgenoten die nog in staat zijn om een gesprek met elkaar te voeren en samen afspraken te maken. Veelal worden dit geen vechtscheidingen.
De andere variant is aan de orde wanneer echtgenoten die willen scheiden niet met elkaar in gesprek willen of kunnen over de gevolgen van hun scheiding. Ze schakelen dan allebei een eigen advocaat in. Die twee advocaten proberen samen tot afspraken te komen. Lukt dat niet, dan is de rechter nodig. Gezien alle achterstanden bij rechtbanken kan het wel een jaar duren voordat de rechtbank tijd heeft om alle discussiepunten op een zitting te behandelen en daarover knopen door te hakken.
Escalatie
In deze situaties ontstaat sneller een vechtscheiding en constateert de aanwezige hulpverlening in het gezin vaak dat vrijwillige hulpverlening niet meer voldoende is. De Raad voor de Kinderbescherming krijgt dan opdracht om onderzoek te doen naar de gezinssituatie en de vraag te beantwoorden of benoeming van een jeugdbeschermer nodig is. Duur inclusief wachtlijst? Minstens een halfjaar.
Tijdens de looptijd van de echtscheidingsprocedure en het onderzoek van de Raad voor de Kinderbescherming is er helaas alle tijd voor een verdere escalatie van het conflict. In de conflicttheorie is het een algemeen bekend verschijnsel: hoe langer een conflict duurt, hoe onoplosbaarder het wordt. Met andere woorden, de hulp komt in ons huidige systeem vaak pas als de schade onherstelbaar is.
Negatieve interactie
Waarom raken ouders in scheiding zo gemakkelijk met elkaar in conflict en waarom wordt dit conflict op den duur onoplosbaar? Ik had daar in mijn werk als scheidingsadvocaat en -mediator jarenlang geen verklaring voor. Tot ik kennismaakte met Emotionally Focused Therapy (EFT). Deze theorie kent een aantal belangrijke principes die de kern van het probleem raken.
Allereerst geeft het verlies van de onderlinge band paniek die als levensbedreigend aanvoelt. Mensen reageren hierop vanuit een overlevingsstrategie: vechten of vluchten. Lees: boos worden of vermijden. Het doel van deze reactie is het herstel van de onderlinge band, maar het stressgedrag werkt het tegenovergestelde uit. De vermijder krijgt te horen: „Jij loopt altijd weg.” De vechter wordt juist ontweken. Zo ontstaat een negatief interactiepatroon, waar mensen wel uit willen, maar niet uit kunnen. Dat ontaardt in een conflict dat alleen kan worden opgelost als beide partijen vroegtijdig leren hun angsten uit te spreken in plaats van ervoor weg te lopen of verwijten te maken.
Ouders hopen door te scheiden van het patroon af te zijn dat hen zo belast. De praktijk is vaak anders. Het patroon gaat door, zeker als er kinderen zijn. Want dan is overleg tussen ouders nog steeds nodig. Hoe langer het duurt, hoe meer ingesleten en venijniger het wordt. Kinderen gaan hieraan kapot. Dat een jeugdbeschermer, die vaak pas jaren na het ontstaan van het patroon betrokken raakt, dit tij niet kan keren, is heel begrijpelijk.
Politieke oplossing
De minister wil een route creëren waarbij specialistische expertise eerder beschikbaar is om ouders te helpen hun conflicten op te lossen. Maar dat is gemakkelijker gezegd dan gedaan. Allereerst omdat eerder ingrijpen met gespecialiseerde hulp een totale ommekeer in de jeugdzorg als geheel vraagt. Dat is ook een financiële kwestie. Op dit moment zijn er al trajecten voor ouderschap na scheiding. Maar de wachtlijsten zijn enorm. Hoe langer de wachtlijst, hoe onmogelijker het werk van de hulpverlener wordt als mensen eindelijk aan de beurt zijn.
Daarnaast moeten ouders willen. Het is veel eenvoudiger boos te blijven en naar de ander te blijven wijzen dan kwetsbaar te zijn en de ander te vertellen waar je bang voor bent en wat je ten diepste van de ander nodig hebt. Een grote groep ouders in vechtscheidingen heeft namelijk zelf problemen op het gebied van hechting en veiligheid, regelmatig vanuit de eigen jeugd, die het nog moeilijker maken om kwetsbaarheid te tonen.
Als de minister de broodnodige investering kan en wil doen, zal deze gericht moeten zijn op het doorbreken van het negatieve interactiepatroon, met aandacht voor de onderliggende behoeften en angsten. Dat zou de minister kunnen doen door een therapievorm als EFT op te nemen in het basispakket van de zorgverzekering. Gemeentes kunnen hieraan bijdragen door via hun Sociale Teams op de mogelijkheid van EFT te wijzen en door te verwijzen. Alleen dán gaat het gesprek over de thema’s waarover het werkelijk moet gaan. Ook zal er oog moeten zijn voor individuele problematiek van ouders. De angst en pijn van het alleen zijn kan zo groot zijn of zo resoneren met de eigen jeugd, dat bijvoorbeeld eerst psychotherapie nodig is, voordat ouders met elkaar aan hun negatieve interactiepatroon kunnen gaan werken. Maar alleen zo kunnen kinderen van ouders in conflict weer ademhalen, groeien en bloeien.
De auteur is echtscheidingsadvocaat en mediator bij BVD advocaten.