Russisische evangelist Ljoebitsj over „de goede handen van de hemel”
Over de oorlog in Oekraïne rept hij niet, hoewel zijn wieg in de Krim stond en hij tot zijn 26e in het land woonde. Oleg Ljoebitsj vertelt liever wie God voor hem is en wie Hij voor anderen wil zijn. „Ga, en vertel wat de Heere met jou gedaan heeft, staat er in Markus 5: 19. Dat wil ik doen.”
De evangelist uit Norilsk, een industriestad in het Hoge Noorden, wordt ondersteund door Friedensstimme. Op het eenvoudige kantoor van de stichting in Gouda doet hij zijn verhaal. Uit de keuken van het kantoor klinken Russische liederen. „Als ’t bazuingeschal des Heeren klinkt, zijt gij dan voor Zijn komst bereid?”, luidt de appellerende tekst.
Klappen
Familie Ljoebitsj woont in Norilsk. Oleg en zijn vrouw Maria zijn samen op reis. Hun zeven zonen en zeven dochters in de leeftijd van acht tot dertig jaar hebben ze thuisgelaten. Het is een totaal ander gezin dan dat waar Oleg zelf opgroeide. „Mijn ouders waren ongelovige mensen. Ik kreeg geen liefde van mijn vader. Hij behandelde mijn moeder grof. Als mijn zussen en ik voor haar opkwamen, vingen wij de klappen op. Ik was diep ongelukkig. Niemand kon mijn vragen naar het doel van het leven beantwoorden. Gelovige mensen weten dat de Bijbel ons de weg wijst, maar ik had daar geen idee van.”
In zijn jeugd is Oleg vaak bang dat zijn moeder zelfmoord zal plegen. „We smeekten haar: Doe het niet, om ons. Maar de vijand van de menselijke ziel kwam ook naar mij toe en zei: „Je moeder gaat het toch wel doen. Dus het zal beter zijn als jij eerst sterft en je moeder niet ziet sterven.” Ik vervloekte de dag waarop ik geboren was en besloot op mijn verjaardag mezelf van het leven te beroven. Toen ik die dag naar huis wilde gaan, leek het of er vlammen om ons huis heen waren. „Heer, ik wil niet naar de hel”, was de gedachte die in mij opkwam. „Wat moet ik doen?” Toen sprak God tot mij: „Je zult van Mij zijn.” En ik zei: „Dat is goed.””
Stundisten
De Bijbel spreekt al jong tot Ljoebitsj’ verbeelding, maar pas op zijn achttiende ziet hij het boek voor het eerst. „Ik zag op school een muurkrant: ”Wie een Bijbel bij iemand ziet, moet dit melden bij de directie.” Dat moet wel een bijzonder boek zijn, dacht ik.”
Hij krijgt voor het eerst een Bijbel onder ogen wanneer hij voor zijn studie naar Novograd-Volynj (Oekraïne) verhuist. ”Oma Gerta” bij wie hij in huis komt, heeft er een. Maar ze verstopt het boek zodra Oleg het ziet. De buren van Gerta zijn ”Stundisten”, baptisten die deze naam hebben naar de ”Stunden” die ze houden rond de Bijbel. Oleg wordt uitgenodigd voor hun bijeenkomst en krijgt een Bijbel te leen.
In twee weken tijd leest hij het Nieuwe Testament in rap tempo door. „Ik begon bij de Evangeliën en vroeg mij af: vier keer hetzelfde verhaal, wat gebeurt hier? Ik las door en ontdekte uiteindelijk het boek Openbaringen. Daar las ik in hoofdstuk 21: 8 over de poel van vuur. Het herinnerde mij aan de vlammen die ik had ‘gezien’ op de dag dat ik mezelf wilde doden. En ik schrok, want die poel was de plek voor de lafhartigen. Ik betrok dat op mijzelf, want ik was een bang mens door wat er in mijn jeugd gebeurd was. Maar ik wilde ook meer weten.”
Vijf auto’s vol
Ljoebitsj bezoekt na het lezen opnieuw de samenkomst van de Stundisten. „Ik weet niet meer waar het over ging en wat er gezegd werd. Maar dit weet ik nog wel: ik voelde me er zo op mijn plek dat ik er niet meer weg wilde.” Al vlug daarna komt er echter een oproep om zijn dienstplicht te vervullen. De jongeman geeft een feest voordat hij gaat vertrekken en tot zijn grote verbazing arriveren er vijf auto’s vol jongeren van de Stundisten. „Het was geweldig. Ze gaven mij drie cadeaus: Een schilderij met het opschrift: ”Hij kent mijn weg”. Ik kreeg een Evangelie. En ik ontving vijf roebel, om brieven en postzegels te kopen om de jongeren in Novograd te schrijven.”
Tranen vullen Ljoebitsj’ ogen wanneer hij vertelt wat er daarna gebeurde. „Toen de jongeren weg waren werd het in huis één grote ruzie. Als orthodoxe jongen had ik niets te maken met deze mensen! Mijn familie zei me dat ik niet meer bij hen hoorde.”
De volgende dag brengt een christen hem naar de plek waar hij moet verzamelen om naar de grens tussen Azerbeidzjan en Iran te vertrekken. De man raadt hem dringend af om het Evangelie mee te nemen. „Maar ik had er zo lang van gedroomd om zelf een Bijbel te hebben, dat ik er geen afstand van kon doen. Op wonderlijke manieren heeft God er elke keer voor gezorgd dat ik mijn Bijbel kon houden.”
Goede handen
Voordat Ljoebitsj in dienst gaat, leert een christelijke vrouw hem een gedicht dat hem in zijn diensttijd vaak bemoedigt: ”De goede handen van de hemel komen tot ons. Als wij om brood vragen, geeft Hij geen steen.” „Als ik honger had, dacht ik aan die tweede regel. En op een dag, toen er een opstand uitbrak in Azerbeidzjan en we in grote moeilijkheden waren, keek ik naar de grijze hemel: „God, waar zijn Uw goede handen?” Toen kwamen er vliegtuigen uit Moskou. God redde ons.”
De correspondentie van de christelijke jongeren uit Novograd houdt tijdens Ljoebitsj’ dienstjaren aan. „Ik kreeg vooral veel post van Maria,” lacht hij. In de eerste kerkdienst die Ljoebitsj bezoekt als hij verlof heeft, doet hij boete. Korte tijd later laat hij zich dopen. „Toen ik na mijn dienst terugkeerde naar Oekraïne wilde ik eerst geld gaan verdienen om een huis te bouwen. Maar God zei: je moet nu trouwen. Ik vroeg Maria ten huwelijk en zei nam het in overweging. In diezelfde week kwam er een andere broeder tussendoor met een aanzoek. Toen begreep ik: O, daarom moest ik zo snel zijn.”
Sneeuw
Oleg trouwt met Maria. Het echtpaar is actief in de gemeente, maar Oleg maakt ook verre evangelisatiereizen naar het Verre Oosten, Magadan en Evenkië. „In Siberië gingen we naar verschillende dorpen, maar we wisten niet wat Siberië betekende. Tijdens een reis ging onze auto kapot en moesten we 56 kilometer lopen over de besneeuwde toendra.”
Dat is het moment waarop Ljoebitsj zich realiseert dat hij zich niet volledig heeft overgegeven aan Gods wil. „Ik bad: ”Heere, als U me laat leven, geef ik mijn leven aan U.” We liepen daarna veertien uur. Tussendoor vielen we soms in slaap en we waren totaal verzwakt, maar een engel van God wekte ons elke keer.” Als Oleg thuiskomt is Maria’s eerste vraag: „Gaan we nu in Duitsland wonen, bij onze vrienden?” Maar twee weken later vertrekt het echtpaar met vier kinderen naar het onherbergzame Tajmyr, naar de stad Norilsk.
Hebt u geen studie gevolgd om evangelist te worden?
„Die vraag stellen ongelovigen mij ook. En ik zeg dan altijd: Ik leer nog. En als ze dan vragen waar, zeg ik: aan de voeten van Jezus. Daar kan ik mijn leven lang blijven leren. Tegen jongeren die aan mij vragen waar ze goed aan doen, zeg ik altijd wel: Ga naar een seminarie. Ik heb veel Bijbelcursussen gevolgd. En ik gebruik graag de commentaren van Matthew Henry en van Spurgeon.”
U bent nu al 25 jaar evangelist in Tajmyr. Hoe is het om daar te zijn?
„We wonen in Norilsk, een echte industriestad waar mensen niet voor hun plezier gaan wonen. We hebben in onze gemeente al veel mensen zien komen en weer gaan. Grote gezinnen vertrokken. We hebben nu zo’n 45 bezoekers van de samenkomsten en ze komen uit alle windstreken: Duitsers, Nentsen, Joden, Jakoeten, Oekraïners, Wit-Russen. Dat is wonderlijk en bijzonder, om met zoveel verschillende volkeren samen de Heere te loven.”
Stel dat u zou mogen kiezen tussen Nederland en Norilsk…
„Het is menselijk om voor Nederland te kiezen. Het is hier groen en mooi. Hier word ik voor de wekker wakker. In Norilsk kan ik in de zomer niet slapen en in de winter is het moeilijk om wakker te worden en te blijven. Er is weinig zuurstof en de lucht is er slecht voor onze gezondheid. Maar de Heere wil mij daar zien, daar ben ik van overtuigd.”
Jullie hebben een groot gezin. Hoe vinden de kinderen het om een vader als evangelist te hebben?
„Ze vinden het geweldig om mee te doen. In de zomer gaan ze mee op de bootreizen en in de winter helpen ze bij de evangelisatie in de dorpen. Toen ik kind was had ik drie dromen: ik wilde een vrouw met een lange vlecht, ik wilde een groot gezin en ik wou douanier worden. Dat laatste is gelukkig niet zo uitgekomen, de andere dingen heeft God me gegeven. En ik ben heel dankbaar voor de goede band die ik heb met al onze kinderen.”
Wat doet u het liefst, voorgaan in de gemeente of evangeliseren op straat?
Zonder aarzelen: „Op straat. ”Ga en vertel wat de Heere met jou gedaan heeft”, staat er in Markus 5:19. En in Romeinen 10:9: ”Wij geloven met het hart en belijden met de mond.” Wie het aangename en zoete van God gesmaakt heeft, wil het doorgeven aan andere mensen.”
En een laatste vraag: leven of sterven met Christus?
„Die heb ik mezelf ook zo vaak gesteld. Ik ben niet bang voor de dood – ik heb haar vaak genoeg in de ogen gezien om dat te weten. Ik kan het niet beter zeggen dan Paulus. Het leven is mij Christus, sterven is voor mij winst.”