Dr. Van den Brink: Vrijheid van exegese is geen eindeloos proces
Het idee van vrijheid van exegese impliceert geen eindeloos proces, waarin de Heilige Schrift telkens opnieuw moet worden uitgelegd, afhankelijk van steeds weer nieuwe omstandigheden, betoogde dr. G. A. van den Brink zaterdag in Amersfoort voor een groep kritische vrijgemaakt gereformeerden.
De hersteld hervormde theoloog was gevraagd te reageren op het rapport ”Elkaar van harte dienen”, in 2020 uitgebracht door een commissie die was ingesteld door de generale synode van de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt (GKV). Het rapport geeft antwoord op revisieverzoeken en ingebrachte bezwaren van kerken en zusterkerken in binnen- en buitenland tegen een besluit van de generale synode in 2017. Op die synode gaven de GKV ruimte voor de bevestiging van vrouwen in alle kerkelijke ambten.
Het rapport betoogt dat de ingebrachte bezwaren, op de keper beschouwd, geen hout snijden. Dr. Van den Brink is het met de strekking van het rapport niet eens. In zijn lezing zaterdag ging hij vooral in op wat het rapport ”Elkaar van harte dienen”, expliciet of impliciet, zegt over hermeneutiek, dus de regels om teksten te interpreteren, oftewel de theorie achter de exegese.
Dr. Van den Brink bekritiseerde met name de gedachte uit het rapport dat vrijheid van exegese zou betekenen dat de Bijbel in elke tijd weer opnieuw uitgelegd zou moeten worden, afhankelijk van context en maatschappelijke omstandigheden. Zó hebben de reformatoren de uitdrukking vrijheid van exegese nooit bedoeld, betoogde de predikant. „Voor de Reformatie betekende vrijheid van exegese vrij van inmenging van de kerk, van de traditie, van andere gezagsinstanties. Het betekende niet dat exegese geen eindpunt heeft, altijd onbepaald en onbeslist is.”
De moeite die dr. Van den Brink met het GKV-rapport heeft, is dat het er in dit rapport sterk op lijkt dat mensen de betekenis van een Bijbeltekst nooit definitief kunnen vaststellen. Dan komen ook belijdenisgeschriften in de lucht te hangen, stelde de theoloog, en keert men in zekere zin terug naar de Rooms-Katholieke Kerk, die eveneens beweert dat de Schrift in zichzelf niet helder is, maar altijd de toevoeging van de traditie en uitleg van de kerk nodig heeft.