Esther van Lunteren vecht met een roman tegen onrecht
Door de wol geverfd, zo is journalist Esther van Lunteren gerust te noemen als het om schrijven gaat. Vanaf haar opleiding aan de Christelijke Hogeschool Ede tot nu –veertien jaar later– verschenen er al heel wat artikelen van haar hand. Maar een roman publiceerde ze nog niet eerder. „Dit boek moest ik schrijven.”
Van Lunteren blikt terug op het schrijfproces tijdens een wandeling door de straatjes en langs grachtjes in de Leidse Havenwijk. Vanuit haar woonplaats Bodegraven is het niet ver naar de sleutelstad. „Wat heb ik hier vaak gelopen in de twee en een half jaar dat ik aan dit boek schreef.”
Bij nummer 91 van de Oranjegracht houdt de schrijfster stil. Een grachtenpand met kleine ruitjes, een groene voordeur met kuipplanten ervoor, een te koopbord op het raam. „Tijdens het schrijven had ik dit huis in gedachten. Op Funda kon ik het vanbinnen helemaal verkennen, want het stond eerder al in de verhuur. Het is geen klassiek wevershuis, dat had maar één verdieping. Maar het vormt verder wel een goed decor voor het boek.”
Contrast
”Door de wol geverfd”, zo heet ook Van Lunterens roman. Het boek gaat over twee vrouwen, Flora en Merel. Flora woont aan het begin van de 19e eeuw aan de Oranjegracht in Leiden. Haar man, een lakenwever, is net overleden aan cholera. Flora moet de kost verdienen voor haar twee kinderen en verdere familie. Zes dagen per week gaat ze aan de slag tussen de stampende weefmachines in het bedrijf waar haar man eerst werkte. De arbeidsomstandigheden zijn schrijnend. De diepgelovige Flora houdt het hoofd boven water door de liefde voor haar gezin en het vertrouwen dat God voor haar zorgt.
Merel woont twee eeuwen later in hetzelfde pand aan de Oranjegracht. De tegenstelling met Flora is scherp. Merel dopt haar eigen boontjes. Vijf dagen per week werkt ze als gezinsadvocaat. Haar dochters gaan na schooltijd linea recta door naar de buitenschoolse opvang. Thuis maken Merel en haar echtgenoot ruzie over wie er voor hun dochter moet zorgen als die een paar weken thuis moet blijven na een ongeluk. De geslaagde zakenvrouw knoopt ondertussen een relatie aan met een collega. Ze ontdekt echter dat dit haar onvrede niet kan stillen.
Op een bankje aan diezelfde Oranjegracht, met uitzicht op de Katoenbrug, reageert Van Lunteren op een paar stellingen naar aanleiding van het boek.
Een boek schrijven is eigenlijk hetzelfde als een heel groot artikel schrijven.
„Verre van dat. Ik schrijf al jaren voor Sestra, voor het Nederlands Dagblad, voor NU.nl en andere uitgaven. Ook ben ik docent journalistiek op de Christelijke Hogeschool in Ede. Door het freelancen had ik een breed netwerk opgebouwd en het vertrouwen gekregen dat ik kon schrijven. Maar die artikelen gaan altijd over anderen. Met een boek moet je echt met de billen bloot. Het ligt veel dichter bij jezelf dan een artikel over die of die of over de feiten zus of zo. Dat is spannend.
Bij het maken van een boek heb je ook met heel andere verteltechnieken te maken. Je moet lezers pakken, meenemen, om zich heen laten kijken. Het aanbrengen van diepgang in karakters is lastig. Gek genoeg was dat makkelijker bij Flora dan bij Merel. Flora leefde twee eeuwen geleden, maar door mijn archiefonderzoek ging ze echt voor me leven. Merel zit qua tijd dichterbij, maar een van m’n meelezers zei zelfs een keer: „Je moet haar echt anders neerzetten, anders wordt ze lelijk gezegd een trut.”
Roman is niet de goede benaming voor ”Door de wol geverfd”.
„Maar hoe moet je het dan noemen? Ik heb er zo gauw geen andere term voor. Ik heb dit boek geschreven om mensen aan het denken te zetten. Er is een enorm contrast tussen onze luxe en de leefomstandigheden van mensen die voor onze luxe moeten werken. De uitbuiting van vrouwen en kinderen die 200 jaar geleden in Leiden plaatshad, heeft zich verplaatst naar derdewereldlanden.
Het is ook geen roman in die zin dat alles goed afloopt. Het verhaal van Flora is rauw, hoewel de werkelijkheid van toen erger was dan ik me kan indenken.”
Bij een schrijfproces hoort niet alleen archiefonderzoek. Je moet ook praten met mensen die ervaring hebben met rouw, onrecht of echtscheiding.
„Wie ben ik dat ik dit kan opschrijven? Dat heb ik me vaak afgevraagd. Mijn beide opa’s en mijn oma zijn overleden en dat is wel zo’n beetje wat ik ken van rouw. Maar in mijn werk als journalist mag ik vaak heel dicht bij mensen komen. Ik heb een arsenaal aan interviews gedaan over allerlei persoonlijke thema’s. Mijn legitimatie zit in mijn werk.
Wel merkte ik bij het schrijven over Merel dat mijn oordeel me soms in de weg stond. Ik vind dat vrouwen gauw in de slachtofferrol kruipen als er iets misgaat. Ze beginnen over hoogsensitiviteit, slaan aan het overreflecteren. Het is belangrijk om tevreden te zijn met genoeg. Om niet altijd in je hoofd te blijven zitten, maar gewoon te doen wat je hand vindt om te doen.”
Kinderen horen geen vijf dagen per week naar de buitenschoolse opvang te gaan.
„Soms kan het niet anders, kijk maar naar Flora. Die moest zes dagen per week werken en kon niet voor haar eigen kinderen zorgen. Maar de keuze van Merel en haar man maak ik niet mee. Zelf heb ik drie zoons in de basisschoolleeftijd. Ik word me steeds meer bewust van de impact van hoe ik hen voorleef. Ik zou er niet voor kiezen om vijf dagen per week anderen er dingen in te laten stoppen. Samen, als vader en moeder allebei, kun je daar andere keuzes in maken. Ik werk dertig uur per week. Onze kinderen gaan twee dagen na schooltijd naar een gastouder, maar verder vangen we ze samen op.”
Onrecht hoort bij een gebroken wereld.
„Ja, maar ik kan het heel slecht verteren. Ik ben oprecht gelovig, maar daarover blijf ik met God aan het worstelen. Dat wat vrouwen en meisjes overkomt, gaat mij het meest aan het hart. Bijvoorbeeld als ik lees dat vluchtelingen uit Oekraïne geronseld worden voor de prostitutie. Een tijdje geleden hoorde ik van een vriendin die contacten heeft met mensen die in de textielindustrie in India werken. Ze kende een vrouw die is vermoord omdat ze niet in wilde gaan op de avances van haar baas.
Armoede en onrecht zijn niet nodig wanneer je het maatschappelijke systeem anders inricht. Ik weet dat God het uiteindelijk goed zal maken, maar juist met dat ”uiteindelijk” heb ik moeite. Want het gebeurt wel, hier en nu. En het blijft zolang we ons als mensen de keuzevrijheid blijven toe-eigenen zoals we dat in het begin gedaan hebben.”
In 1832 was het makkelijker om in God te geloven dan nu.
„Het geloof zat in elk geval veel meer ingebakken in de structuur van de samenleving dan nu. Je ging naar de kerk. Punt. Je geloofde in God. Punt. In het boek laat ik Flora wel vragen stellen aan of over God. Maar misschien leg ik haar te veel in de mond, horen die verwijten niet bij mensen van toen.
Wij zijn heel onafhankelijke mensen. Ook zonder God komen we een heel eind. Toch brengt het feit dat alles kan en dat we alles kunnen kiezen ook veel onrust teweeg. Geloof geeft begrenzing. Het leert mij om tevreden en dankbaar te zijn met wat ik heb. Zelf heb ik altijd oneindig veel ambities en wensen. Ik moet leren om niet voor God uit te rennen, maar tenminste gelijk op te gaan met Hem.”
Geen goed boek zonder een escapade in een relatie.
„O, oef, poeh. Dat is niet per se waar. Ik heb ook wel goede boeken gelezen zonder dat er iets misging in een relatie. Waarom kwam dat avontuur van Merel eigenlijk in het boek? Het ontstaat door ontevredenheid, door de eindeloze zoektocht naar geluk. Bij Merel speelt ook haar instabiele jeugd een factor. Ik vind het mooi om te zien dat Flora in haar dramatische situatie terugvalt op de liefde van haar familie. In armoede zijn sociale banden vaak juist heel sterk.
Dat Merel zo ver gaat met die Emiel, zulke dingen gebeuren. Ook bij mensen die dat nooit van zichzelf gedacht hadden. Ik hoor van lezers dat ze de situatie in het boek herkennen, dat ze zich bijvoorbeeld snel aangetrokken voelen tot andere mannen dan hun eigen man. Maar dat het hun ook wat doet dat ze lezen dat Merel en haar man weer een nieuw begin met elkaar maken. Lezers vertellen dat dat hen aanmoedigt om het gesprek aan te gaan met hun man. Dat vind ik bijzonder, dat mijn boek zoiets op gang brengt.”
Zelfgemaakte pesto, hummus van gegrilde groenten. Je houdt van kokkerellen.
„Haha, haal je dat uit m’n boek? Het klopt. Laatst verzuchtte ik nog tegen m’n man: „Ik heb al een maand geen taart meer gebakken.” Ik neem graag ruimte om daarmee bezig te zijn. Ook dat is onderdeel van het geloof: goed voor jezelf zorgen. Al lukt dat ook niet altijd hoor. Vanavond gaan we pizza halen. Maar ik vind het mooier om een zomersalade op tafel te zetten die voor 80 procent uit onze eigen tuin komt. Onlangs heb ik voor het eerst lavendellimonade gemaakt. Als je met verse producten kookt, ga je automatisch zorgvuldiger om met wat je eet.”
Boekgegevens
Door de wol geverfd, Esther van Lunteren; uitg. Jongbloed/Sestra; 384 blz.; € 21,99