Romans als spiegel van veranderende geloofsbeleving
Niet Smijtegelt of Brakel maar Francine Rivers en Lynn Austin worden door bevindelijke protestanten gretig gelezen. In de loop van de 20e eeuw veranderde de protestantse leescultuur ingrijpend. Stichtelijke boeken maakten plaats voor Amerikaanse romans.
Vanouds is protestants-christelijke lectuur vooral stichtelijke lectuur. Exempelen en wonderverhalen uit de gereformeerde traditie. Preken, meditaties en andere praktische boeken die gebruikt worden bij het bidden en mediteren.
Maar in de loop van de 20e eeuw hebben de stichtelijke boeken bij menigeen plaatsgemaakt voor romans. Dat is dé grote ontwikkeling in de protestantse leescultuur, een ontwikkeling die al in de 19e eeuw begon en nog altijd verdergaat.
Opvallend, want ooit werden romans resoluut afgewezen. Dat had te maken met de houding van vroomheid, vreemdelingschap en wereldmijding die altijd binnen het christendom aanwezig geweest is, en die altijd in een spanningsvolle relatie heeft gestaan tot die andere stroming binnen het christendom, die zich verdiepen wil in de cultuur, die de eigen tijd wil leren kennen en jongeren tijdens de opvoeding onder begeleiding wil laten kennismaken met al deze dingen. De hele geschiedenis door hebben die twee houdingen ten opzichte van de cultuur binnen de kerk op elkaar gebotst, terwijl ze elkaar tegelijk ook in evenwicht hielden.
Levensgevoel
Vooral in de meer bevindelijke hoek van het protestants-christelijke erf kozen mensen voor de wereldmijdende houding, wat leidde tot een afwijzing van niet alleen romans, maar ook lichtzinnige muziek, films en radio en televisie. Tot het eind van de 20e eeuw lukte het de reformatorischen om in die afwijzende houding te volharden. Tot aan de komst van het wereldwijde web, dat alles veranderde.
Veel reformatorische ouders van nu zijn allang blij dát hun kinderen een boek lezen, in plaats van gamen of eindeloos op TikTok, Instagram of YouTube zitten. Dat het vooral om verstrooiende lectuur gaat – bijvoorbeeld de Grijze Jager-serie van John Flanagan – nemen ze op de koop toe.
Dat zegt iets over de steeds verdergaande acceptatie van fictie in de protestants-christelijke wereld. Het betekent dat het 19e-eeuwse wantrouwen ten opzichte van verzonnen verhalen verdwenen is, terwijl de visie op geoorloofde tijdsbesteding anders is geworden. Waar de vroegere calvinisten, voor wie de ernst van het oordeel een levende realiteit was, vonden dat je je tijd niet zomaar mocht verspillen aan thrillers of romantische verhalen, vinden de protestanten van nu vrije tijd, vakantie, ontspanning en verstrooiing volstrekt legitiem in het drukke 21e-eeuwse bestaan. En misschien heeft dát wel te maken met een sterkere gerichtheid op het aardse leven, terwijl de gerichtheid op het hiernamaals en de eeuwige bestemming van de mens is afgenomen.
Dat veranderde levensgevoel, meer op het hier en nu gericht, wordt ook zichtbaar als je kijkt naar de inhoud van protestants-christelijke romans door de tijd heen.
Godsbeeld
Aan het begin van de 20e eeuw, als de roman schoorvoetend haar intrede doet in de leescultuur van de Nederlandse calvinisten, gaat het voornamelijk om historische boeken met een christelijke moraal en een duidelijk gereformeerd perspectief op de beschreven gebeurtenissen. Verhalen over zendelingen en grote figuren uit de geschiedenis, historische jeugdboeken over bijvoorbeeld de Tachtigjarige Oorlog of de Boerenoorlog.
Later, in de periode tussen de twee wereldoorlogen, komt ook de romantische fictie in beeld met de opkomst van de streekroman. Bij menige schrijver zie je nog altijd een voorkeur voor historische verhalen maar langzamerhand verschuift de belangstelling naar de problemen van de eigen tijd.
Via de Nobelreeks, de Spiegelserie en de VCL-serie krijgen de christelijke uitgevers een enorm bereik onder het protestantse lezerspubliek. Die oplagecijfers waren niet gering: 79.000 exemplaren van ”Water over Holland” van J. W. Ooms, 129.000 van ”Dijkleger” van dezelfde auteur. En alleen al de eerste druk van ”Bartje zoekt het geluk” van Anne de Vries omvat 70.000 exemplaren.
De grote thema’s in deze romans zijn zonde, vergeving, bekering en naastenliefde. De behandeling daarvan kan in allerlei schakeringen, want de ene soort gereformeerden denkt er nu eenmaal makkelijker over dan de andere, maar allemaal zijn ze in de periode rond de Tweede Wereldoorlog met deze thema’s bezig. Ze lezen graag verhalen waarin liefde de kloof tussen arm en rijk overbrugt, waarin standsverschillen wegvallen en de rijke boer tóch met het arme, gelovige meisje trouwt. Of verhalen waarin een relatie gedwarsboomd wordt door verschil in levensbeschouwing. Dan heb je twee mogelijkheden: óf de ongelovige man of vrouw komt tot inkeer, betreurt zijn of haar zonden en sluit uiteindelijk een gelukkig huwelijk met de gelovige partner, óf het verschil blijft bestaan, en dan moet de gelovige man of vrouw een hartverscheurende keus maken.
Nu zijn er meer soorten protestanten dan er kerkgenootschappen zijn, en alle verschillen in theologische ”ligging”, met name rond de thema’s van uitverkiezing, geloof en bekering, worden ook zichtbaar in de protestantse bestsellers. In de ene roman is er veel aandacht voor de vragen rondom het geloof zelf en over de omgang met ”de wereld”, terwijl in de andere roman de aandacht vooral uitgaat naar de concrete zonden in het dagelijks leven, die de hoofdpersonen bij zichzelf onder ogen moeten leren zien, waarover ze berouw gaan voelen en waarvoor ze vergeving vragen.
Maar in de jaren die volgen verandert dat. De Spiegelserie en de VCL-serie lijken vanaf de jaren zestig nog altijd rustig voort te kabbelen, maar intussen zijn het Godsbeeld en het mensbeeld in de serieboeken ingrijpend veranderd. In de meeste romans is geen sprake meer van een oordelende God die de zonden van de mensen straft en met wie je als mens dus door genade in het reine moet komen. En de mensen zijn van nature zo kwaad niet meer – het thema van de bekering is naar de achtergrond geschoven. In plaats daarvan gaan de verhalen vooral over de complexiteit van relaties, waarbij mensen moeten leren op een goede manier met zichzelf en anderen te leven. En daarin spelen geloof en gebed dan een rol.
Verbreding
De romans uit de Spiegelserie en de VCL-serie vormen natuurlijk slechts een van de stromingen binnen de protestantse leescultuur. De mainstream protestanten –de hervormden en gereformeerden die nu samen in de Protestantse Kerk in Nederland zitten– lezen steeds meer lectuur van buiten de eigen kring. En dan niet alleen de romans van Chaim Potok of Godfried Bomans, maar ook die van Guus Kuijer, Maarten ’t Hart en Jan Siebelink – de boeken waarin schrijvers het verhaal van hun afscheid van het christelijk geloof vertellen. Het is een genre dat in deze periode van secularisatie en ontzuiling ongekend populair wordt in Nederland, en ook veel protestantse lezers hebben er belangstelling voor.
Intussen proberen de bevindelijken –of de reformatorischen, zoals ze zichzelf gaan noemen– de verzuiling in stand te houden. Zij lezen boeken van schrijvers uit de ‘eigen’ kerken –een populaire roman uit de jaren zeventig is bijvoorbeeld ”De vrouw met het Boek” (1975) van M. A. Mijnders-van Woerden– maar ook de oudere romans uit de wat bredere protestantse traditie.
Vervlakking
Tegen het einde van de 20e eeuw lijken christelijke boekhandels vooral een evangelisch en reformatorisch publiek te bedienen. Als het om fictie gaat, vind je daar alles naast elkaar: de herdrukken van klassieke protestantse romans en kinderboeken, de zendingsverhalen en romans over de vervolgde kerk in het buitenland, de streekromans en de oorlogsboeken. Maar dat alles valt sinds de jaren negentig in het niet bij een nieuwe categorie romans die de christelijke boekenmarkt stormenderhand heeft veroverd.
Uitgever Jilles Bijl van De Groot Goudriaan begint in 1992 voorzichtig met het uitgeven van ”De kronieken van Sion” van Bodie Thoene. Die serie slaat in als een bom. De boeken worden drie keer per jaar herdrukt en bijna heel christelijk Nederland leest Thoene.
Dat opent de deur voor een hele menigte Amerikaanse auteurs. Mensen lijken bijna niets anders meer te lezen dan de romans van Francine Rivers, Lynn Austin, Karen Kingsbury, Elizabeth Musser, Kristen Heitzmann en vele, vele anderen.
Het genre slaat zó aan dat uitgever Jilles Bijl, de ontdekker, zich in 1999 zelfs afvraagt wat de impact ervan zal zijn op de geloofsbeleving van zijn achterban: „Over tien jaar zul je niet kunnen zeggen dat het lezen van Amerikaanse fictie de vervlakking van de gereformeerde gezindte in de hand heeft gewerkt. Dat is te simpel. Maar het is jammer dat er nauwelijks Nederlandse schrijvers zijn die vanuit de gereformeerde traditie voor evenwicht zorgen.”
Die gevreesde vervlakking heeft te maken met de theologische opvattingen van de Amerikaanse schrijfsters, die de Nederlandse lezers tussen de regels door tot zich nemen. In veel van deze romans is sprake van grote aandacht voor de bovennatuurlijke werkelijkheid. De hoofdpersonen horen Gods stem in hun hart, ze weten zich tot bepaalde dingen geroepen, ze worden op een wonderbaarlijke manier genezen of van de dood gered, ze krijgen visioenen of andere aanwijzingen voor de toekomst.
Levensleiding
Dat sluit wel aan bij de verhalen over ”bijzondere voorzienigheden” die vanouds in bevindelijke kringen populair waren, maar in die oude verhalen ging het er dieper doorheen. Het was niet vanzelfsprekend dat God aan jouw kant stond.
In de romantische fictie van deze auteurs gaat het vaak over je roeping in het leven ontdekken en tot je bestemming komen en Gods plan met je leven leren zien. Daarmee zijn de oude thema’s van zonde en bekering naar de achtergrond geschoven, terwijl de thema’s van voorzienigheid en levensleiding op de voorgrond komen te staan. De centrale vraag in veel van deze romans lijkt vooral: Hoe leidt God ons leven en onze liefdes, en hoe kunnen we aan Zijn hand vol vertrouwen de aardse toekomst tegemoet gaan?
Protestantse lezers houden van een ”happy end”. Niet zomaar omdat ze dat mooi vinden, maar omdat het raakt aan hun diepste overtuiging: dat alles uiteindelijk goed zal komen, dwars door moeiten en lijden heen, omdat Christus is opgestaan. Er is hoop voor de mensen en hoop voor de wereld. Dat stralen alle protestantse bestsellers uit. Maar dat happy end wordt in de late twintigste eeuw vaak anders, aardser, ingevuld dan in de vroege twintigste eeuw.
Veelzeggend is bijvoorbeeld dat de verhalen over protestantse martelaren op steeds minder belangstelling kunnen rekenen. Alsof de dood van een gelovige –die toch naar de hemel gaat– niet langer als het ultieme happy end wordt beleefd. Wellicht heeft dat te maken met een veranderend besef van hemel en hel. Sowieso lijkt in de romans de gerichtheid op het aardse bestaan toegenomen, ten koste van de gerichtheid op het hiernamaals.
Maar de meest ingrijpende verandering zit misschien wel in onze manier van lezen. Jongeren en ouderen van onze tijd moeten elke dag een bombardement van teksten en beelden verwerken. Dat betekent dat het diepe, aandachtige, meditatieve lezen waar de protestantse traditie altijd om bekendstond, zwaar onder druk staat. Dat verandert de leescultuur meer dan wat ook.
Dit artikel is een samenvatting van de Mr. H. Boslezing, georganiseerd door het HDC Centre for Religious History, die de auteur donderdag 9 juni uitsprak.