Jan Huttinga is ambassadeur van het kroondomein
„Kom, we gaan eerst de vossen voeren.” De uitnodiging, die vergezeld gaat van een twinkeling in zijn ogen, typeert Jan Huttinga (65). Het liefst had hij ook het gesprek gehouden in ‘zijn’ stukje van Kroondomein Het Loo bij Gortel. Het gebied dat hij als jachtopzichter dagelijks doorkruist. Al 36 jaar lang. „Ik verwonder me nog élke dag. We hebben een wijze Schepper.”
„Dat is zó mooi, zó mooi.” Die woorden klinken regelmatig tijdens de ontmoeting met Huttinga. Het enthousiasme dat hij uitstraalt behield hij, ondanks het diepe verdriet dat hem en zijn gezin vijf jaar geleden trof.
Rustig stuurt de goedlachse jachtopzichter zijn terreinwagen over de zandpaden. De vossen laten het deze morgen afweten. Zwijnen blijken geduldiger. Ze staan al uren te wachten op de plek waar Huttinga hen normaal gesproken kort na zonsopgang voert. Met brede armgebaren strooit de jachtopzichter het lekkers in het rond. „Als het voer te dicht bij elkaar ligt, eisen de sterken alles voor zich op. Zwijnen zijn bikkelhard voor elkaar en denken alleen aan zichzelf. Een zwak dier halen ze niet bij de groep, maar jagen ze juist weg. Dat staat dan veraf en wat ineengedoken te kijken hoe de anderen eten. Hoor je die specht hameren in de verte? Práchtig.”
Weer terug op de thuisbasis slaat Huttinga eerst een piketpaaltje: „Over het koningshuis en de jacht hoef je niks te vragen.” Grijnzend: „Als je daarover begint, kun je direct je biezen pakken.”
Het interview vindt buiten plaats. Huttinga gaat zijn bezoek voor naar de open blokhut die hij bouwde naast zijn dienstwoning in het Veluwse Gortel. Omdat het een graad of 12 is, stookt hij de houtkachel op.
Zijn groene hoed belandt op de tafel. Dan valt pas op dat de jachtopzichter weinig hoeft te kammen. „Ik ben net weer bij de kapper in Vaassen geweest en heb hem gevraagd om de tondeuse op standje 2 te zetten. Heerlijk, zo’n kort kapsel. Ik ga bewust naar deze zaak, die gerund wordt door twee Iraakse broers. Het is geweldig om te zien hoe goed deze vluchtelingen hun draai hebben gevonden. Ze zijn zo enthousiast als ik kom.”
Uw hoed is geen doorsnee-exemplaar?
„Ik ben ontzettend trots dat ik die mag dragen. Alleen de boswachters en de jachtopzichters van het kroondomein bezitten zo’n hoed. Prins Hendrik, de echtgenoot van koningin Wilhelmina, heeft die traditie ingesteld en had er zelf ook een. De oranje rozet verwijst naar het koningshuis. Daaromheen zit reeënhaar. Daaruit steekt een veer van een korhaan. In het midden van de rozet zit een gouden speld met de initialen WA, want ik dien koning Willem-Alexander.”
Geeft dat uw werk meerwaarde?
„Natuurlijk, véél meerwaarde. Ik trek regelmatig met Zijne Majesteit en de andere leden van het Koninklijk Huis het kroondomein in en heb fijn contact met de familie.”
Van wie erfde u het groenvirus?
„Van de opa van mijn moeders kant. Hij en zijn broers jaagden. Als kind knipte ik al landschapsfoto’s uit bladen en plakte ze in een schrift. Vrijwel altijd zat ik met vrienden in het bos. Hutten bouwen, vuurtje stoken, aardappels bakken. Tegenwoordig doe ik dat met mijn kleinkinderen. Ik ben opgegroeid in Harskamp, waar mijn vader als automonteur op de legerplaats werkte. Mijn moeder was er altijd als ik thuiskwam uit school. Ze wachtte ons op met limonade en een koekje. Dat waren fijne momenten.”
U werkte vroeger in een bedrijfshal. Hoe hebt u dat als natuurmens uitgehouden?
„Na de lts werkte ik zes jaar bij een metaalbedrijf in Ede. Zodra het begon te sneeuwen, werd ik onrustig. Gelukkig had ik een fijne afdelingschef. Hij vond het geen probleem als ik een snippermiddag nam. Urenlang struinde ik dan door de bossen met mijn fototoestel. Tijdens de hertenbronst was ik elke morgen in het bos te vinden. Verscholen onder een camouflagenet. In die weken werkte ik alleen de middagen.”
Dankbaar dat u dit hele dagen mocht gaan doen?
„Ontzettend dankbaar. Ik ging weleens met een jachtopzichter op pad en hoorde van hem dat je stage kon lopen als leerling-jachtopzichter en cursussen mocht volgen. Hoewel er een wachtlijst van zes jaar was en er geen baangarantie werd gegeven, heb ik toch een brief geschreven. Wonderlijk genoeg mocht ik vier maanden later al beginnen. Na ruim twee jaar, vlak voor het eind van mijn stage, kreeg ik een baan aangeboden in de Flevopolder. Toen er in 1985 een vacature in het kroondomein kwam, werd ik uit 150 sollicitanten gekozen. Om stil van te worden.”
Verwondert u zich nog over wat u ziet?
„Elke dag. Ik liep een keer door de ochtendnevel toen er een edelhert uit het bos stapte en op het pad bleef staan. Precies in een zonnestraal. Schitterend. Op een ander moment zat ik met mijn rug tegen een boom te wachten om een dier te kunnen schieten. Goed gecamoufleerd, hoed op, kraag omhoog tegen de kou. Opeens kwam er een das aanlopen. Pas toen hij naast mij was, kreeg hij in de gaten dat er iets niet klopte en ging hij ervandoor. Zo mooi, zo mooi!”
U blijft enthousiast?
Lachend: „Toen er eind maart sneeuw werd voorspeld, was ik nauwelijks te houden. Op de sneeuwdag zelf ben ik voor dag en dauw opgestaan. Ik heb die dag dik 2400 foto’s geschoten. In de winter kan ik uitslapen, omdat de zon dan laat opkomt. In de zomer loop ik al om vijf uur in het bos en kom dan meestal niemand tegen. De vroege ochtend is het mooiste moment van de dag.”
Geschikt voor stille tijd?
„Dat zou je prima in de natuur kunnen doen. We hebben twee prachtige boeken ontvangen: de Bijbel én het boek van de natuur. Ds. A. Schot, onze predikant, wilde graag een keer met me mee. Toen we samen door het bos liepen, vertelde ik hem wat een rust er van de natuur uit kan gaan als je er een poosje zit te mijmeren. Dan kun je wel drie preken maken.”
Uw leven stond vijf jaar geleden ineens stil.
„Ja, verschrikkelijk. Onze zoon Willem is eind 2017 tegen een boom gereden. Zijn toestand was heel ernstig. Even leek het beter met hem te gaan, maar uiteindelijk is hij overleden. Willem is 24 geworden. Het was Gods tijd voor hem, besefte ik toen heel sterk. Gelukkig ben ik bewaard voor opstand. Zo’n verlies blijft altijd bij je en zit dicht aan de oppervlakte. Ons gezin is door het overlijden van Willem nog hechter geworden. We kunnen open over hem praten.”
Hoe gaat het nu?
„We willen niet in het verdriet blijven steken, want er is nog zo veel moois om van te houden en om dankbaar voor te zijn. Onze kinderen en kleinkinderen verdienen onze liefde en zorg. Ik heb hen graag om mij heen. Onze kleinkinderen zijn een groot cadeau. Ik word blij als ze ”opa” naar me roepen. Ze zijn spontaan, maar kunnen ook geheimzinnig doen als ze een tekening maken voor mijn verjaardag. Ik zie dat dan helemaal voor me, die ingespannen gezichtjes en kleine knuisten. Toen ik in de tijd na Willems overlijden eens thuiskwam, stond de regenboog precies boven ons huis. Ik ervoer die boog als een zegenboog.”
Ook de natuur laat de gebrokenheid van het bestaan zien. Hoe beleeft u dat?
„Dat is dubbel. Op een dode boom groeit nieuw leven. Mensen doen soms depri als de blaadjes vallen, maar ik kan daar niets mee. De nieuwe knoppen zijn dan al zichtbaar aan de bomen. De gebrokenheid gaat ooit voorbij met de komst van de nieuwe hemel en de nieuwe aarde. Het klinkt misschien gek, maar ik zou best jachtopzichter op de nieuwe aarde willen zijn. Al zou mijn werk er dan heel anders uitzien.”
Wat vindt u het mooiste seizoen?
„De herfst, met de regen, mist en nevel. Dat zorgt voor warme, zachte kleuren. Zo’n sfeer zie je vaak op mijn foto’s. Zachte tinten vormen mijn handelskenmerk. Op mijn vijftiende kocht ik mijn eerste fotocamera. Nog altijd ga ik vrijwel nooit zonder camera op pad, want ik heb de drang om vast te leggen wat ik zie.”
Deelt u uw passie met anderen?
„Ik laat anderen graag meegenieten van al dat natuurschoon en kan veel over het kroondomein vertellen. Ik verzorg wandelexcursies. Daarnaast geef ik al tientallen jaren lezingen over het kroondomein, waarbij ik een selectie van mijn foto’s laat zien.”
Welke mensen hebt u het liefst voor uw neus?
„Bij een christelijk publiek kan ik het meeste kwijt. Ze begrijpen wat ik bedoel als ik natuurwonderen in Bijbels licht plaats.”
Dat kunt u bij een niet-christelijk publiek niet?
„Ik vertel sowieso dat alles wonderlijk is geschapen. Als iemand tijdens de pauze over de oerknal begint, geef ik wel mijn visie. Een knal brengt in mijn ogen chaos. Mensen kunnen nog geen boomblaadje maken, terwijl er miljoenen in het kroondomein liggen. Hoe kun je dan in een oerknal geloven? We hebben een wijze Schepper. In welk seizoen ik ook in het bos kom, ik kan geen kleur ontdekken die er niet past.
De laatste foto die ik tijdens een lezing laat zien, is altijd een zonsondergang gecombineerd met de woorden Soli Deo Gloria – God alleen de eer. Na afloop fluistert een bezoeker mij gelukkig weleens in het oor dat hij het met dat laatste roerend eens is.”
U geeft dieren soms een naam. Waarom?
„Tamme dieren geef ik altijd een naam. Ik heb een zwak voor zwijnen. De keiler (een mannetjeszwijn, GdL) Pluk was zo mak dat hij uit mijn emmer at en dat ik hem zonder probleem achter z’n oren kon krabben. Mijn verhaal roept soms vragen op bij het publiek: ik houd van dieren én jaag op ze. Dan leg ik uit dat het mijn taak is voor een goede wildstand te zorgen, zodat er voldoende voedsel voor de beesten is, er geen ziektes uitbreken en dieren niet al het jonge groen opeten.”
U zette tamme zwijnen in om jufs de stuipen op het lijf te jagen. Hoe ging dat?
Lachend: „Ja, dat was feest. Tijdens het schoolkamp van groep 8 bouwen de kinderen van Het Mosterdzaadje in Gortel zelf een hut om in te slapen. De jufs krijgen een tent. In de week voorafgaand aan het kamp had ik al voer op die plek gestrooid, zodat de varkens konden wennen. Tijdens het kamp heb ik ze weer gelokt en voer gestrooid rond de tent van de jufs, terwijl de groep aan het tandenpoetsen was. Toen ze terugkwamen, kregen de jufs het Spaans benauwd. De kinderen lagen dubbel van het lachen.”
Wat is het minst leuke van uw werk?
„Het verbaliseren. Vorig jaar heb ik 75 bekeuringen uit moet schrijven. Mensen worden soms boos, omdat ze eerst een waarschuwing van mij verwachten. Maar het bord heeft hen al gewaarschuwd. Ik ga daarom niet in discussie en laat mij niet op de kast jagen.”
Wat kan u wel boos maken?
„Het gedrag van sommige mountainbikers. Ze zien het bos enkel als een circuit en schreeuwen al vanuit de verte naar wandelaars dat ze opzij moeten gaan. Een oude man en vrouw liepen eens op een pad dat door zwijnen was omgewoeld en konden zich daardoor niet snel genoeg uit de voeten maken. De vrouw kreeg vervolgens een elleboogstoot van een mountainbiker. Van zo’n voorval kan ik witheet worden.”
Wat hebben dieren u geleerd?
Voor het eerst valt er een stilte. „Moeilijke vraag. Mensen zijn in elk geval geen haar beter dan beesten. Kijk maar naar de verschrikkelijke dingen die in Oekraïne gebeuren.”
Ligt u weleens wakker van de toekomst van de natuur?
„Nauwelijks, want alles wordt door God bestuurd. Het enige waar ik mij zorgen over maak, is de wolf. Ik heb geen probleem met zijn komst naar de Veluwe, maar ik ben bang dat het uit de hand gaat lopen. Nu al eten wolven in mijn gebied zo’n 60 procent van de frislingen op, de jonge zwijntjes met strepen op hun rug. Als er veel meer wolven komen, hebben ze daar niet genoeg aan en pakken ze de oudere jongen en richten ze zich op herten en reeën. Uiteindelijk wordt de wildstand verstoord.”
Hoe staat het kroondomein ervoor?
„Ruim dertig jaar geleden was het bos vooral bedoeld voor de houtproductie. Tegenwoordig ligt de nadruk meer op natuurbeleving en is de vegetatie gevarieerder. Uitheemse boomsoorten als douglas, fijnspar en lariks hebben plaatsgemaakt voor inlandse soorten als eik, beuk, berk, grove den en lijsterbes. Zelf heb ik onder andere paden laten verleggen om het landschap aantrekkelijker te maken. Hoewel ik er geen meter bezit, voelt het wel als mijn eigen stukje kroondomein. Gelukkig mag ik er nog twee jaar op passen.”
En daarna?
„Een paar jaar geleden vertelde mijn baas dat ik in deze dienstwoning mag blijven wonen van Zijne Majesteit. Dat is een groot cadeau. Mijn vrouw en ik houden van wandelen op klompenpaden, fietsen in de natuur en het bezoeken van oude steden. En ik blijf natuurlijk foto’s maken. Als ik dan weer onder zo’n majestueuze beuk lig te fotograferen, voel ik me niet alleen een gelukkig, maar ook een klein mensje.”