„Want gij hebt niet ontvangen de Geest der dienstbaarheid wederom tot vreze, maar gij hebt ontvangen de Geest der aanneming tot kinderen, door Welken wij roepen: Abba, Vader.”

Iedere heilige verbergt Gods Woord in zijn hart. Daarom kan hij niet anders doen, dan zich daarin verblijden en vermaken. Want de Heilige Geest, Die de heilige Schrift beschreven heeft, woont in ieder heilige. Het is zeker: „Alle schrift is van God ingegeven” (2 Timotheüs 3:16). „Heilige mensen hebben die gesproken, van de Heilige Geest gedreven zijnde” (2 Petrus 1:21).

Zo is het ook zeker dat de Heilige Geest in de heiligen woont (Romeinen 8:15): „Gij hebt ontvangen de geest der aanneming tot kinderen, door Welken wij roepen Abba Vader.” En door de kracht van deze inwoning van de Heilige Geest werden zij zoetelijk en krachtdadig getrokken, om de Wet van God te maken tot hun hoogste vermaak. Het is Gods ingeving en uitvinding.

Deze reden wordt hier genoemd: indien Uw wet niet al mijn vermaking was geweest… Het is de Wet van God waarin zij zich vermaken. De Wet drukt Gods gemoed en hart uit. Een ware heilige ziet de naam, het gezag, de macht, wijsheid en goedertierenheid van God in alle letters van deze Wet en daarom moet hij daarin vermaak scheppen. Het is Gods brief van de Hemel aan hem. Het is één van de grootste liefdestekenen die God ooit aan Zijn kerk heeft besteed. Er zijn twee grote gaven, die God Zijn volk gegeven heeft: het woord Christus en het Woord van Christus. Beide zijn onuitsprekelijk groot.

Edmund Calamy,
predikant te Londen

(”De ark van de vromen”, 1658)