Vanessa Umboh springt vanuit de goot in de bres voor het Rotterdamse kind
Van de twintig leerlingen uit een gemiddelde Rotterdamse klas, komen er vier uit een gezin waarvoor een doos eieren te duur is. Een lokaal nieuwsbericht met die cijfers schokte de Rotterdamse Vanessa Umboh in oktober 2016. Ze kwam in actie om die kinderen te helpen. In ”Moeder van 40.000 kinderen” doet ze haar verhaal.
Vanaf het begin van het boek, opgetekend door Jasper van den Bovenkamp, wordt de lezer door Umboh meegezogen in de strijd tegen armoede. Haar doel? Ervoor zorgen dat alle kinderen gelijke kansen krijgen in de maatschappij.
Die strijd begint voor Umboh na het lezen van het bewuste artikel. Ze voelt zich geroepen om al haar tijd te wijden aan ‘haar’ kinderen. Op dat moment zit de Rotterdamse thuis met een burn-out en neemt ze zich voor geen baan meer te zoeken (zie ”In actie voor een ander”). In plaats daarvan start ze de stichting Stem zonder Gezicht om minderbedeelde kinderen te helpen. Umboh bezorgt kerstpakketten bij arme gezinnen, luistert naar hun verhaal en adviseert hen hoe ze hun leven op de rit kunnen krijgen.
Ook komt ze voor hen op door interviews en lezingen te geven om mensen bewust te maken van het armoedeprobleem. Tegelijkertijd geeft ze daarmee mensen die weinig te besteden hebben een stem. Daar slaagt ze glansrijk in: Armoede is de jonge moeder die geen geld heeft voor dekentjes voor haar kinderen en haar lichaam verkoopt om in hun eerste levensbehoeften te voorzien. Armoede is het jongetje in de speeltuin dat een gesprek aanknoopt met wildvreemde mensen om de etensrestjes die zij in de prullenbak zouden gooien te kunnen opeisen. Armoede is de vader die zijn kinderen mishandelt omdat hij hun hongerige ogen niet kan verdragen en zich voelt falen in zijn vaderschap omdat hij niet genoeg verdient voor zijn gezin.
Welzijn
Probleembeschrijving en -analyse wisselen elkaar af in Umboh’s verhaal. Zo beschrijft ze haar visie op de vicieuze cirkel die armoede in stand houdt. Umboh wijt het probleem aan het feit dat de Nederlandse hulpverlening volgens haar te weinig maatwerk biedt aan mensen die nauwelijks kunnen rondkomen. „Onze door protocollen overwoekerde welzijnssector is maar mondjesmaat ingericht op het werkelijke welzijn van mensen.”
Er zijn volgens de Rotterdamse wel armoedeloketten, maar die vereisen een ontwikkelingsniveau dat veel laaggeletterden niet hebben. En juist zij hebben het vaak financieel moeilijk.
Als oplossing voor armoede presenteert de Rotterdamse een „samenleving van liefde, compassie en solidariteit.” In zo’n maatschappij zorgt iedereen voor elkaar en hebben alle kinderen gelijke kansen op school en op de arbeidsmarkt.
In de praktijk komt het neer op een verandering in de besteding van het geld dat in Nederland circuleert, „omdat de meeste euro’s nu de verkeerde kant op rollen.” Rijke gevers bepalen waar het geld voor armoedebestrijding heen gaat. Umboh: „Die euro’s zijn beschikbaar voor de bestrijding van armoede, maar uitsluitend onder de voorwaarde dat de gever een vinger in de pap krijgt. Hij wil zijn eigen programma ter bestrijding van armoede ermee uitvoeren (…).” Ze pleit ervoor om mensen met een smalle beurs de regie te geven over de besteding van de donaties. Die burgers weten immers het beste waar zij behoefte aan hebben. Hoe effectief zo’n verandering is? Umboh is er eerlijk over: „We verzachten op z’n best de pijn voor deze mensen.”
Zelf is Umboh overtuigd van haar missie: „Al maanden ren en vlieg ik heen en weer. En ik heb geen keuze, want elke dag dat mijn kinderen honger lijden, is er één te veel.”
Auteur Jasper van den Bovenkamp schrijft: „Ze klopt op deuren van beleidsmakers, de politiek, wethouders.” Umboh: „Zolang dat het welzijn van mijn kinderen dient, trap ik tegen welk huisje dan ook.” Met resultaat: de Rotterdamse wethouder Armoedebestrijding nam haar visie in grote lijnen over.
Gedesillusioneerd
„Vanuit de goot oefent ze haar invloed uit, alsof ze in het stadsbestuur zit”, schrijft Van den Bovenkamp. Want Umboh heeft zelf ook in de goot gezeten. Door haar vrijwillige werkloosheid had ze jarenlang geen geld om haar toilet te repareren, liep ze rond op schoenen waarvan een spijker door de hak steekt en kocht ze kleding op de rommelmarkt. Volgens Umboh begint armoedebestrijding bij het op dezelfde hoogte staan als de hulpvrager; ook als dat betekent dat je daarvoor zelf met weinig moet rondkomen.
Umboh neemt geen blad voor de mond. Niet als ze voor ‘haar’ kinderen opkomt en ook niet als ze haar verhaal vertelt in het boek. Dat heeft gevolgen voor het taalgebruik in ”Moeder van 40.000 kinderen”. De Rotterdamse schroomt niet om ruwe woorden te gebruiken en het boek is ook niet helemaal vrij van vloeken.
Desondanks is het een eyeopener. Wie dacht dat het rijke Nederland geen arme kinderen kende, slaat het boek gedesillusioneerd dicht.
Boekgegevens
”Moeder van 40.000 kinderen”, Jasper van den Bovenkamp; uitg. Ten Have; 200 blz.; € 20,99
-—