Tot zwijgen gedwongen door Auschwitz
Hij begon pas op latere leeftijd te schrijven, maar met vijf romans op zijn naam is rabbijn Lody B. van de Kamp inmiddels een bekende in de (christelijke) literaire wereld. Voor de Week van het christelijke boek 2022 schreef hij ”De nacht die mijn leven voorgoed veranderde”, over een jongen die Auschwitz overleefde maar zijn leven lang gebukt gaat onder een vreselijk geheim. „Er bestond ook een generatie die ervoor koos om niets te vertellen.”
Er verschijnen jaarlijks misschien wel tientallen boeken over de Holocaust. Hoe zorg je er als schrijver voor dat je werk niet ”het zóveelste verhaal over Auschwitz” wordt?
„Veel van de boeken over de Shoah die verschijnen eindigen bij de gaskamers. De gruwelijkheden die zich in de kampen zelf afspeelden, zijn nauwelijks beschreven. De getuigenissen zijn schaars, want van de mensen die dit hebben meegemaakt, bleven er maar weinig in leven. Daarom heb ik er bewust voor gekozen om de momenten te beschrijven waarop echt zichtbaar is wat er achter dat prikkeldraad plaatsvond.
Een ander thema dat een rol speelt in het verhaal, vond ik bij Eli Wiesel. Hij werd in 1945 bevrijd uit Buchenwald. In dat kamp zijn duizenden kinderen terechtgekomen. Een deel van hen is na de oorlog in tehuizen opgevangen, zoals ook met Kasriël, de hoofdpersoon uit ”De nacht die mijn leven voorgoed veranderde”, gebeurt. In zo’n tehuis werkte een jonge verpleegster, die later psychologie ging studeren. Zij organiseerde in de jaren 60 een reünie voor de kinderen van Buchenwald. Hier kwam ze iets opmerkelijks tegen. Ze ontdekte dat veel van de oudere kinderen die opgegroeid waren in een streng orthodox milieu en nog herinneringen hadden aan hun ouderlijk huis, niet langer aan hun achtergrond herinnerd wilden worden. Zij kozen een andere weg. De jongere kinderen, die zich hun ouders niet of nauwelijks meer konden herinneren en pas later hoorden over hun religieuze afkomst, kozen er juist wél vaak voor om in die lijn verder te gaan. Dat vond ik een heel interessante ontwikkeling. Er is hierover, voor zover ik weet, nog niet eerder geschreven.”
Het boek gaat over Kasriël, een oude man die zijn levensverhaal voor het eerst vertelt aan zijn kleindochter Mirjam. Waarom hebt u voor die constructie gekozen?
„Ik had het volledige manuscript al geschreven vóór ik te horen kreeg dat ik was uitgekozen om het geschenk voor de Week van het Christelijke Boek te schrijven. Hierbij had ik ervoor gekozen om het verhaal van Kasriël chronologisch te vertellen. Maar na veel praten met mijn redacteur heb ik toch besloten het op te schrijven als een getuigenis. Voor in het boek staat:
„Mirjam, jij was niet te jong
om naar mijn verhaal te luisteren.
Ik was nog niet oud genoeg
om het te kunnen vertellen.”
Gruwelijkheden zoals Kasriël die in Auschwitz meemaakt, zijn typisch de dingen die mensen tot zwijgen hebben gedwongen. Er bestond ook een complete generatie die ervoor koos om níéts te vertellen.”
U schrijft achter in uw boek dat het verhaal gebaseerd is op ware gebeurtenissen.
„Het vreselijke geheim van Kasriël, waarbij hij door de kampbewakers tot een onmogelijke keuze wordt gedwongen, is authentiek. Ik ontdekte het verhaal in de getuigenis van een Amerikaans-Joodse soldaat die betrokken was bij de bevrijding van Buchenwald. Hier ontmoette hij een jongetje dat niet meer praatte. De soldaat ontfermde zich over hem en nam hem mee terug naar Amerika. Pas maanden later vertelde de jongen wat hem in het kamp was overkomen.
Zo zijn er meer voorbeelden bekend van de gruwelijke wijze waarop de nazi’s met de gevangenen omgingen. Er zouden ergens twintig gijzelaars worden opgehangen als vergelding voor een ontsnapping. Tien van hen kregen echter de kans om uit de groep gevangenen die gedwongen werd toe te kijken, iemand aan te wijzen die dan in hun plaats zou worden opgehangen. Na de opstand in Sobibor gebeurde iets soortgelijks: daar moesten de gevangenen die zouden worden opgehangen tien anderen uitkiezen om hun lot te delen – zo niet, dan zouden er geen tien, maar vijftig mensen worden opgehangen. Dat zijn zulke afschuwelijke gedachtekronkels…”
Kasriël is in het begin van het boek een vroom jongetje, maar hij begrijpt steeds minder van de manier waarop God met Zijn volk omgaat. Uiteindelijk keert hij het geloof zelfs de rug toe.
„De realiteit is dat heel veel mensen niet zijn teruggekeerd naar het geloof van hun vaderen. De trauma’s die ze opgelopen hadden, werkten door tot het einde van hun leven. Anderen, zoals Kasriëls broertje Smulik, zijn wel verdergegaan in het spoor van hun ouders. Voor de een zorgden de grote vragen zoals ”Waar was God in Auschwitz” voor geloofsverdieping, voor de ander juist niet.
Toch is Kasriël niet boos op God. Als er in het opvangtehuis in Parijs een rebbe op bezoek komt, keert hij zich weliswaar af, maar het maakt hem tegelijkertijd radeloos. Echt afscheid van het geloof nemen kan hij niet. Datzelfde gebeurt op het moment waarop de nieuwe, streng orthodoxe pleegouders van Smulik op het toneel verschijnen. Kasriël wil niet met hen mee. Waarom niet? Omdat hij in hen het beeld van zijn vader voor zich ziet. Maar de manier waarop hij uiteindelijk tegen zijn kleindochter spreekt over zijn religieuze Joodse verleden, is juist heel liefdevol. Net als wanneer hij haar wijst op de Joodse kindertjes op de hoek van de straat voor zijn verzorgingstehuis. Hij is wél bewust in de Joodse wijk van Antwerpen gaan wonen, en niet ergens in Hasselt…”
Het verhaal gaat niet alleen over de oorlog, maar misschien wel vooral over het levenslange effect dat deze periode op overlevenden heeft gehad. Is er in de literatuur voldoende aandacht voor het leven na Auschwitz?
„Er zijn natuurlijk wel boeken geschreven over die naoorlogse periode. Daarin blijven de personages vaak in het verleden hangen. Met Kasriël ligt het iets anders. Hij richt zich op de toekomst: hij gaat studeren, hij besluit naar Amerika te gaan. Als hij in het verleden was blijven hangen, was die toekomst er voor hem niet geweest.
Om me heen zie ik overigens dat men juist in de seculiere Joodse gemeenschap over het algemeen nog veel in dat verdriet van de oorlog blijft steken. De religieuze gemeenschap is daar een stuk minder mee bezig – zij is bezig met het jodendom.”
Wat hoopt u dat de lezer na het lezen van het boek het meeste bijblijft?
„Wat ik heel belangrijk vond tijdens het schrijven was om geen eenzijdig beeld te creëren: dit zijn de misdadigers, dat zijn de slachtoffers. Oorlog is nooit statisch. Het is een leefwereld. De twee broers beleven hun tijd in Auschwitz bijvoorbeeld op een heel andere manier, terwijl ze toch dezelfde dingen meemaken. Dat heeft gevolgen voor zowel de richting die de een inslaat als die de ander op gaat.
Wat ik ook belangrijk vind bij oorlogsverhalen zoals deze is dat heel duidelijk wordt dat het einde van de oorlog niet het einde van de Joodse gemeenschap betekende. Dat zie ik in mijn persoonlijke geschiedenis: mijn vader kwam helemaal alleen terug uit Auschwitz, mijn moeder kwam helemaal alleen terug uit de onderduik, maar drie generaties verder zijn er kinderen, kleinkinderen, achterkleinkinderen. Het is gewoon doorgegaan.”
Kunnen we nog een boek van uw hand verwachten?
„Mijn redacteur mailde me pasgeleden: Is dit jouw laatste boek? Hè? Nee! In mijn hoofd ben ik alweer aantekeningen aan het maken voor een nieuw verhaal. Het is echt een verslaving. Als ik weet dat ik morgenmiddag ga schrijven, dan verheug ik me daar nu al op.”