De strijd om de waarheid rond de Sywertdeal vereist ook van de Tweede Kamer zorgvuldigheid
Het Tweede Kamerdebat waarin een fors deel van de oppositie donderdag het vertrouwen opzegde in woonminister De Jonge was rommelig georganiseerd. In plaats van één zaten er twee bewindslieden in het ministersvak, die elk een beetje verantwoordelijk leken. Ook de manier waarop het kabinet het parlement voorzag van informatie was incompleet. Tal van gespreksverslagen kregen de Kamerleden toegestuurd, maar onduidelijk bleef hoe die waren geselecteerd.
Toch riep het optreden van de Tweede Kamer minstens zoveel vragen op als dat van het kabinet. Met welke meetlat werd De Jonge de maat genomen? Dat er na twee jaar geïmproviseerde coronacrisisbestrijding het een en ander te evalueren valt, is evident. Maar dat luistert dan wel nauw.
Het was een ongekende noodgreep dat het ministerie van Volksgezondheid na de uitbraak van het coronavirus in 2020 een ministeriële inkooporganisatie optuigde en zo een speler werd op de mondiale mondkapjesmarkt. Het aanbestedingsrecht werd ervoor opzij geschoven. Bij het departement stroomden de biedingen (in jargon: de leads) binnen, soms met honderden per dag. Nu de crisis is geluwd, is het beslist zaak na te gaan of het sluiten van overeenkomsten rechtmatig is verlopen. Met de deals waren vele miljoenen gemoeid. En crisistijd of niet; ook als de overheid tijdelijk marktkoopman wordt, dient zij te goeder trouw te handelen.
Donderdag lag De Jonge in die rol onder het vergrootglas. Maar wie zijn optreden zuiver wil beoordelen, kan dat alleen maar doen in de context van een breder onderzoek naar de inkooporganisatie die in 2020 in allerijl moest worden ingericht. Dat gebeurde donderdag niet. Een forensisch accountantsonderzoek naar het aankoopgedrag van het ministerie is al wel in gang gezet, maar de Kamer wilde dat niet afwachten. Terwijl juist deze studie kan uitwijzen of De Jonge de mondkapjesdeal met zelfbenoemd filantroop Sywert van Lienden in een beslissende stroomversnelling bracht –iets wat hij zelf weerspreekt– of dat zijn rol daarbij veel minder doorslaggevend was.
Ook een ander instrument dat veel geschikter was om De Jonge aan de tand te voelen, de parlementaire ondervraging, bleef onbenut. Uiteindelijk rekende de oppositie hem donderdag dan maar af op het gegeven dat zijn antwoorden op Kamervragen naar zijn bemoeienis de vereiste precisie misten. Verwijtbaar inderdaad, maar hij bood er wel twintig keer zijn excuses voor aan.
Het is zeker zaak De Jonges aandeel in het coronabeleid en in de totstandkoming van de merkwaardige ‘Sywertdeal’ onder de loep te nemen. Ook in de komende parlementaire enquête, maar wat de Tweede Kamer donderdag toevoegde, was minimaal. Het bleek even pijnlijk als waar: een debat kan soms veel verhelderen, maar het kan er ook toe leiden dat de volksvertegenwoordiging nogal aan geloofwaardigheid inboet. Zonder dat het haar ook maar een stap dichter bij de ware toedracht brengt.