Pak klimaatverandering lokaal aan
De strijd tegen klimaatverandering heeft een lokale spits nodig. Willen we echt een stap zetten, dan moeten we niet focussen op ‘Parijs’ maar op Purmerend. Niet op ‘Glasgow’ maar op Gouda.
Is Rob Jetten straks de nieuwe Hugo de Jonge? Op sociale media circuleert een cartoon waarop enorme golven een stad overspoelen. Elke volgende golf is groter dan de voorgaande. De eerste golf heet corona, de tweede klimaatverandering en de derde verlies van biodiversiteit. Ofwel, wie dacht dat corona erg was, kan z’n borst natmaken. Krijgen we straks op gezette tijden klimaatpersconferenties, een Klimaat Management Team of zelfs klimaatlockdowns? Het lijkt me eerlijk gezegd onverstandig. Laten we klimaatverandering anders bestrijden dan corona.
De permanente crisissfeer waarin we nu al enkele jaren verkeren, maakt ons murw. Al prediken wetenschappers doemscenario’s, echt warm of koud lijken we er niet van te worden. De hoop lijkt verdwenen. De een is z’n hoop op een goede afloop verloren, de ander z’n hoop op de redelijkheid van politici en medeburgers. Klimaatverandering is daarmee beslist meer dan een technisch vraagstuk. Het gaat ook over onszelf en onze samenleving.
Hoe overwinnen we de weerzin, apathie of wanhoop rond de opwarming van de aarde? Ik denk dat het helpt om het thema letterlijk dichterbij te brengen. De strijd tegen klimaatverandering heeft een lokale spits nodig. Willen we elkaar meenemen, inspireren en bezielen, willen we echt een stap zetten, dan moeten we niet focussen op ‘Parijs’ maar op Purmerend. Niet op ‘Glasgow’ maar op Gouda.
Zichtbare resultaten
Lokale klimaatverandering is om drie redenen belangrijk.
Allereerst omdat het een schaalniveau is waarop gezamenlijk tot actie komen haalbaar is. Klimaatverandering werd de afgelopen tijd een klimaatcrisis. Die crisis zit hem niet eens zozeer in het dreigende gevaar. Dat maken we vaker mee, en dan ondernemen we actie.
De crisis zit hem hierin dat het gezamenlijk tot actie komen onvoldoende lukt. We demonstreren, we uiten ons ongenoegen op sociale media of sturen een selfie van onze warme trui op warmetruiendag. Maar heeft het zin? Om wat verder te komen, hebben we elkaar nodig. We hebben het nodig dat motivatie voor een betere wereld hand in hand gaat met concrete en zichtbare resultaten. Dat niveau biedt de lokale praktijk.
Een tweede reden voor het belang van de lokale praktijk is dat lokaal leven een redelijk alternatief biedt voor een leven vol consumptie en gejaagdheid. We rennen ons de benen uit het lijf om ‘bij’ te blijven. Met vergaande gevolgen voor mens en planeet. Kijk naar de kledingmode, de reizen die we maken of de nieuwe producten die we kopen. De mondiale ”geluksmachine” levert graag en veel. Maar wel tegen een prijs.
De luchtvaart en de kledingindustrie zijn mondiale mega-uitstoters, de plasticberg groeit en internetwinkels vernietigen op industriële schaal teruggestuurde producten. Geen weldenkend mens die dit goede ontwikkelingen vindt. Eraan ontsnappen is echter bijzonder moeilijk. Lokaal leven kan hierin tegenwicht bieden. Wie probeert hoofdzakelijk te leven met en van wat de eigen regio biedt, zal anders, bewuster en misschien wel betekenisvoller gaan leven. Ofwel: juist begrenzing kan bevrijden.
Natuur
Een derde reden waarom lokaal leven belangrijk is als het gaat om klimaatverandering is dat dit ons dichter bij de natuur zelf brengt. Dichter J. C. Bloem schamperde dat natuur in Nederland niet veel meer is dan een stukje bos ter grootte van een krant. Inderdaad is in Nederland praktisch alle natuur door mensen verzorgde ruimte. Maar dat is geen bezwaar. Wie ergens voor zorgt, die koestert het levende, en daarmee het leven. Dat geldt net zo goed voor natuurbeheer.
Het doet er daarbij wel toe op welke manier we met de ruimte om ons heen omgaan. In het rapport ”Grote opgaven in een beperkte ruimte” schrijft het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) dat Nederland te functioneel ingericht dreigt te worden. De gebruikswaarde van onze ruimte, stelt het PBL, gaat ten koste van de belevingswaarde en toekomstwaarde. Om hier evenwicht in aan te brengen, pleit het bureau voor een meer sturende overheid bij de invulling van de ruimte in Nederland.
Een alternatieve aanpak van klimaatverandering is dus te vinden bij een overheid die, vooral op regionaal en lokaal niveau, durft te sturen in de ruimtelijke inrichting. Dat vergt soms even een andere manier van denken. Een beetje visie zelfs. Eén manier om die visie te tonen, is wegdenken wat nu heel gewoon is. Onze volgeparkeerde straten bijvoorbeeld. Waarom verplaatsen we onze auto’s niet naar buiten de wijk? Of zelfs helemaal uit ons leven?
Een andere manier van visionair kijken is iets wél zien wat er nu nog niet is. Water, gras of zand bijvoorbeeld op plekken waar nu nog pleinen of wegen liggen. Zo kwam in Arnhem in 2016 de Sint Jansbeek na 156 jaar weer terug in het centrum. In Utrecht heeft de ”stadssnelweg” Catharijnebaan na veertig jaar plaatsgemaakt voor de in 2020 in ere herstelde singel.
Het wereldwijde probleem van klimaatverandering aanpakken op lokaal niveau. Het is een paradox – maar bevatten paradoxen niet juist vaak een sleutel om verder te komen? Wie lokaal leert leven, zal meer voeling krijgen met de wederzijdse afhankelijkheid tussen mens en omgeving. Wie op een plek is en het daar goed heeft, zal niet jachtig op zoek gaan naar nieuwer, beter, sneller.
Speelruimte
Het kabinet-Rutte IV staat voor nieuw elan. Wil Rob Jetten als nieuwe minister voor Klimaat en Energie ook nieuw elan in zijn beleid, dan is het zinnig om deze en andere lokale transformaties een flinke duw in de rug te geven. Dat kan door gemeenten en provincies meer beleidsmatige speelruimte te geven bij de inrichting van hun ruimte. Voor plattelandsgemeenten gelden andere opgaven dan voor steden. In krimpregio’s andere dan in groeikernen.
Belangrijker nog is de financiële speelruimte voor lokale overheden. Gelukkig belooft het coalitieakkoord „een specifieke uitkering” voor lagere overheden „voor de uitvoering van het klimaatbeleid”. Laat die pot qua grootte de ambitie van het nieuwe kabinet weerspiegelen. Op een klimaatpot van ongeveer 35 miljard verwacht je voor deze specifieke uitkering toch zeker een bijdrage van enkele miljarden.
Het lokale klimaatbeleid is dat geld dubbel en dwars waard. Het kan zelfs een antwoord bieden aan de apathie en polarisatie waar het klimaatbeleid nu soms in vastloopt. Wie lokaal samenwerking zoekt met anderen, of het nu gaat om voedselgemeenschappen of energiecoöperaties, is namelijk steeds bezig vorm te geven aan samenleven in het klein. En vormen al die kleine ontmoetingen niet mede de samenleving in het groot?
Laten we dus wat betreft het klimaatbeleid veel meer in termen van ruimtelijke ordening gaan denken, en vooral ook meer lokaal. Nieuw elan staat ermee op het spel. Van het kabinet én van de aarde.
De auteur is wetenschappelijk medewerker bij het Wetenschappelijk Instituut van de ChristenUnie. Dit artikel is een ingekorte versie van een essay dat deze week bij dit instituut verschijnt.