Uitwendige kerk versus wedergeboren gelovigen: het piëtisme van Francke
Geen kerk van uitwendige leden die formalistisch deelnemen aan de sacramenten, zonder tekenen van bekering en waar geloof. De piëtist August Herman Francke streefde naar „de kerk van het hart”, zo betoogt de Amerikaanse theoloog Peter Yoder.
Zijn boek ”Pietism and the Sacraments. The Life and Theology of August Hermann Francke” (uitg. Penn State University Press) is donderdagmiddag gepresenteerd tijdens een onlinebijeenkomst vanuit de Theologische Universiteit Apeldoorn (TUA). Yoder is docent theologie aan Montreat College in de Verenigde Staten. De bijeenkomst werd georganiseerd door het Research Center Puritanism and Piety (ReCePP), een samenwerkingsverband van het Hersteld Hervormd Seminarie en de TUA. Dr. Jan van de Kamp is directeur van het onderzoekscentrum.
De conferentie was de derde van het ReCePP, dat eerder bijeenkomsten wijdde aan Wilhelmus a Brakel en Willem Teellinck, de laatste in samenwerking met het Titus Brandsma Instituut in Nijmegen. „Corona maakt het nog steeds lastig om een internationaal congres te organiseren. Voordeel van een digitale conferentie, zoals die van donderdag, is dat ook Duitse, Engelse en Amerikaanse onderzoekers kunnen aanhaken”, aldus Van de Kamp.
Predikingsbeweging
Francke (1663-1727) behoorde tot de tweede generatie piëtisten die de verbreiding van persoonlijke vroomheid vooral gestalte wilde geven door middel van de prediking. Het piëtisme is –volgens Yoder– naast een Bijbelbeweging een „predikingsbeweging.” Het was Franckes ideaal dat het piëtisme, waarvan Philipp Jacob Spener de vader was, vernieuwing van kerk en samenleving zou brengen. Piëtisten kwamen bijeen in kleine groepen, waarin samen uit de Bijbel werd gelezen, gebeden en over de persoonlijke band met God werd gesproken. Centraal bij Francke stonden wedergeboorte en bekering, want alleen zo wordt de mens een kind van God én levend lid van de gemeente.
Voor Van de Kamp is het piëtisme vooral een hervormingsbeweging van de kerk, niet zozeer een opwekkingsbeweging, die hij meer relateert aan de Great Awakening in de achttiende eeuw. Daarin staat vooral het werk van de Heilige Geest centraal. Hij is benieuwd naar de discussie donderdag over de vraag naar de relatie van Franckes denken over de kerk met een stroming als het congregationalisme, waarin leden die toetraden, verslag moesten doen van hun bekering.
Sacramenten
Franckes piëtisme werkte ook door in de sacramenten, het eigenlijke onderwerp van het boek van Yoder. Francke hekelde het gebrek aan „ware” bekering bij de avondmaalsganger en het gemak waarmee lutherse geestelijken absolutie in de biecht gaven. „Francke legde de nadruk op bekering en wedergeboorte, de zekerheid van de verlossing en de waardigheid van de avondmaalsganger. Het ging hem om een persoonlijke bekeringservaring, waarin het individu tot erkenning komt van zijn geestelijke ellende en grote blijdschap en zekerheid ervaart van de liefde van Christus en de kracht van de Geest. Zonder deze innerlijke geestelijke realiteit missen doop en avondmaal hun doel en zijn het slechts uiterlijke tekenen.”
Francke haalde fel uit naar wat hij noemde de „corrupte kerk” (”verderbte Kirche”), die slechts een „uiterlijke” bediening van Woord en sacrament kende. Hij doelde daarbij ook op de Lutherse Kerk die hij als voorganger diende. Voor Francke waren de kleinere, hechte gemeenschappen, of kloosters, een manier om de traditionele kerk te hervormen, zo zegt Yoder desgevraagd. „Hij wilde daarmee de zichtbare kerk niet vervangen door een kerk van wedergeborenen, maar hoopte dat deze kleine groepen een correctie zouden vormen van wat hij zag als het „dode geloof” in de kerken.”
Volgens Van de Kamp schilderde Francke de toestand van de kerk in te zwarte kleuren. „Het komt overeen met de kritiek die piëtisten hadden op de in hun ogen verstarde lutherse orthodoxie. Francke werd aanvankelijk perfectionisme verweten, maar hij liet de zichtbare kerk nooit los. De eigenlijke kerk bestond voor hem wel uit de wedergeboren gelovigen. Hij nam echter een fundamentele beslissing door ten aanzien van de sacramenten alle nadruk op de wedergeboorte te leggen. Dat deed Spener nog niet. Francke ging verder dan Spener door doop en wedergeboorte uit elkaar te trekken, wat tot een relativering van de kinderdoop leidde.”
Yoder: „Het ging bij Francke om de doop van het hart, die weer het gevolg is van een specifieke bekeringservaring. De persoonlijke ontmoeting met God, niet het gebruik maken van de uiterlijke, zichtbare tekenen van de sacramenten, typeert de gelovige en is kenmerkend voor de kerk.”
Francke is kritisch op een kerk van alleen naar uitwendige belijdende leden. Hoe voorkom je een te subjectieve basis van de kerk?
Yoder: „Francke staat in een traditie van een lange rij kerkleiders die op het feit stuiten dat de innerlijke gezindheid van hun gemeenteleden ten opzichte van God niet spoort met hun plaats in de kerk en het dagelijks leven. Francke wijst ons op het gevaar van loskoppeling van rechtvaardiging en heiliging. Zijn neiging om de bekering en de ”nieuwe mens” te benadrukken, zorgde wel voor een geringere plaats van traditionele kerkelijke structuren en confessionele geschriften.
Het piëtisme is op zichzelf een specifieke uiting van het protestantisme, maar de neiging om de nadruk te leggen op een persoonlijke wandel met God kán leiden tot subjectivisme. Dit subjectivisme wordt echter van oudsher in het piëtisme en het latere evangelicalisme bestreden door het tegenwicht van de Schrift buiten ons, die Gods waarheid in ons hart draagt.”