Raad van State: Toetsing afvalligheid asielzoeker moet beter
De Raad van State (RvS) stelt strengere eisen aan besluiten over asielaanvragen van vreemdelingen die aanvoeren dat zij afvallig of atheïstisch zijn. De manier waarop de staatssecretaris het onderzoek en de beoordeling verricht, is „onvoldoende duidelijk.”
Dat staat in twee woensdag gepubliceerde uitspraken van de afdeling bestuursrechtspraak van de RvS. Het gaat concreet om asielverzoeken van een man en een vrouw die zeggen dat zij niet kunnen terugkeren naar Iran omdat zij zich hebben afgekeerd van de islam, waardoor zij nu afvallig zijn. De man stelt daarnaast dat hij atheïst is geworden, de vrouw stelt dat zij zich tot het christendom heeft bekeerd.
De afdeling bestuursrechtspraak is van oordeel dat de staatssecretaris „geen duidelijke vaste werkwijze heeft waarmee hij onderzoekt en beoordeelt of een vreemdeling afvallig is. Het is dus aan de staatssecretaris om zo’n werkwijze op te stellen.” Zo zou deze „kunnen aansluiten bij zijn werkwijze voor zaken van vreemdelingen die stellen dat zij zijn bekeerd tot het christendom.”
Op dit moment maakt de staatssecretaris „onvoldoende onderscheid” tussen asielaanvragen van afvalligen en die van atheïsten. „Dit onderscheid is nodig omdat het twee verschillende soorten overtuigingen zijn die daardoor niet op precies dezelfde manier kunnen worden onderzocht en beoordeeld.”
Als de staatssecretaris, wiens werk wordt uitgevoerd door de Immigratie- en Naturalisatiedienst, het geloofwaardig vindt dat een asielzoeker afvallig of atheïstisch is, moet hij vervolgens onderzoeken of de asielzoeker hierdoor een risico loopt bij terugkeer. Uit de uitspraken blijkt dat dit onderzoek „onvoldoende” is voor afvalligen en atheïsten die terugkeren naar Iran.
De uitspraken zijn, aldus de RvS, ook van belang voor vreemdelingen die uit andere landen afkomstig zijn. „De staatssecretaris moet zijn werkwijze voor de beoordeling van asielaanvragen van afvalligen en atheïsten in het algemeen verbeteren.”
Net als wanneer een vreemdeling stelt bekeerd te zijn, zal de staatssecretaris op zoek moeten gaan naar „het authentieke verhaal van een vreemdeling die stelt afvallig te zijn en de betekenis die de afvalligheid voor de vreemdeling heeft.”
In de zaak van de Iraanse vrouw heeft de staatssecretaris de gestelde afvalligheid, bekering en problemen als gevolg van de bekering als ongeloofwaardig bestempeld. Hij heeft het wel geloofwaardig geacht dat zij „wat afstand heeft genomen van de islam.”