Mens & samenlevingHet Gesprek

Boer-filosoof Jan Huijgen: Heel zachtjes fluister ik Luther na: Hier sta ik, ik kan niet anders

Boer en filosoof Jan Huijgen uit Bunschoten-Spakenburg heeft een roeping. Vol overtuiging sleept hij ieder die luisteren wil zijn idealen binnen. Zijn Eemlandhoeve –een voorbeeldboerderij voor de toekomst– lijkt verdacht veel op de hoeve van zijn grootvader; een ontmoetingsplek van mensen. Want „de grond, de natuur, de dieren, kortom de hele schepping, is voor boer én burger.”

Aad van Toor
15 January 2022 09:44
beeld Sjaak Verboom
beeld Sjaak Verboom

Huijgen verontschuldigt zich voor de chaos op zijn kantoor; doet dat waarschijnlijk al jarenlang. Maar feilloos vindt hij de weg tussen de honderden boeken, mappen, opgerolde bouwtekeningen en snuisterijen. Vanuit zijn stoel houdt hij zicht op de wereld. Het ene venster biedt een blik op industrieterrein De Kronkels. Andere ramen zien uit op de inpoldering van het Eemland met zicht op grutto’s, kieviten en andere weidevogels die jubelend de opgaande zon begroeten en deze ’s avonds even blijmoedig uitgeleide doen.

Met de bouw van Huijgens Eemlandhoeve in 1993 wordt de stek van zijn roeping geplant. „De boer moet weer boer worden, de boerderij een verzamelplaats waar boer en burger elkaar ontmoeten. Ze moeten elkaar leren weer respectvol om te gaan met grond, met de natuur, met de schepping. Leren zich te verwonderen.”

17871252.JPG
beeld Sjaak Verboom

De Eemlandhoeve is inmiddels een ”boerderij plus”. Naast het gemengd boerenbedrijf –met vleeskoeien, moestuin en boomgaard– is er een zorgboerderij voor mensen die extra aandacht kunnen gebruiken. In de boerderijwinkel gaan lokale biologische producten over de toonbank. Het erf bestaat uit een wandelgebied en een „proef-lokaal” waar voedsel uit de omgeving wordt geserveerd. Groepsexcursies, bezinningssessies, vergaderruimtes en een trouwlocatie brengen de burgers naar de boerderij. Met wat pipowagens in een hoek van het groene erf is ook de boerderijcamping een feit.

Huijgen hoopt dit jaar 65 te worden. „Natuurlijk zo de Heere wil en wij leven. Maar mijn overgrootvader werd 97. In dat geval zou ik nog een derde van mijn leven voor de boeg hebben. Dan is het toch te vroeg om stil te zitten.”

Waar zag u het levenslicht?

„Op een boerderij in Spakenburg. Vader boerde, opa boerde en daarvoor was het niet anders. Moeder kwam van een boerenbedoening in Eemdijk. Zo ging dat: grond trouwt met grond. Een vriend van me rekende eens uit dat ik een behoorlijk inteeltproduct moest zijn. Het is maar net goed gegaan… of niet. Daar zijn de meningen verdeeld over.”

Hebt u er zelf een mening over?

„In Wageningen studeerde ik onder meer fokkerij –vergeef me het woord– en ik merkte dat uit inteelt soms heel bijzondere producten komen.”

Waren er meer ‘producten’ in het gezin?

„Ik ben de oudste van vijf. Altijd heeft het boerenbloed in mij geborreld; leven met de natuur en de dieren. Mijn broer koos voor de techniek. Mijn andere broer is een doener en beide zussen gingen in de zorgsector aan de slag.”

U leerde gemakkelijk?

„Ik had al vroeg verwonderingsinteresse en stelde mezelf vragen: Wie ben ik eigenlijk, wie is de mens, wat gelooft hij, wat drijft hem ten diepste? Ik las veel en voor een boerenjongen die aardig kan leren lag dan de schildpadroute open: mavo, havo, vwo, en –in mijn geval– vervolgens Wageningen.”

17871255.JPG
beeld Sjaak Verboom

Uw boekenkast heeft een flinke spanwijdte. Werd uw leeshonger thuis aangewakkerd?

„Vader had ook een brede belangstelling, maar in zijn tijd was doorleren er niet bij voor een boerenzoon. Moeder leefde meer in beslotenheid; zij vond boeken en geleerdheid overbodig, de diepere levensvragen ronduit eng. Iets van die angst –een trauma uit haar verleden– bracht ze op mij over. Zo voelde ik het althans. Van de weeromstuit werd mijn leeshonger steeds groter, mijn hoofd zwaar van levensvragen. Want al die diepere vragen waren voor mij geen filosofische, maar existentiële –of zo je wilt: bevindelijke– vragen. Die onderlaag kreeg ik van huis uit mee, moeder kwam uit de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt, vader en opa uit synodaal-gereformeerde hoek. Ik was al vroeg met Luther en Augustinus bezig, ik zocht naar antwoorden voor mijn hart. Later heb ik het voor mijzelf vertaald in ”drie reizen” die een mens moet maken. De reis naar buiten: wat is mijn verantwoordelijkheid in deze wereld? De reis naar binnen: wie ben ik eigenlijk? En de reis naar boven: Wie is God, hoe roept Hij mij? Het zijn eigenlijk de drie basale vragen van de antropologie, van de kosmologie en de theologie.”

U kwam terecht op de Wageningen Universiteit?

„Daar studeerde ik veefokkerij, landschap en economie. Boeiend, maar mijn interesse ging breder. Al dat lezen bracht me ten slotte in de problemen, ik raakte verslaafd aan denken en dreef tobbend op de getijdenstromen van geloof en ongeloof. Kennis vergaren was een doel in zichzelf geworden. Maar wat je in je hoofd opslaat, moet een weg vinden naar binnen, naar je hart. Het moet verwerkt worden en je vormen. Het was me een blijvende worsteling. Om balans te vinden, zocht ik het boerenwerk op; tussen de koeien en in de natuur vond ik rust en stilte. In het laatste jaar van mijn studie in Wageningen stierf vader, 55 jaar oud. Samen met mijn broers hield ik het boerenbedrijf gaande. Zij wilden de boerderij niet runnen. Toen besloot ik het op me te nemen. Maar tegelijk moest ik ‘Wageningen’ afronden. Ik studeerde inmiddels filosofie en gaf bovendien les aan de Hogere Agrarische School in Dronten. Daarnaast had ik een ander praktisch probleem: de boerderij stond midden in het dorp Spakenburg. Uitbreiding was daar onmogelijk.”

Hoe loste u dat op?

„Ik droeg de koeien over aan een collega-boer, besteedde het land uit, pakte mijn koffers en vertrok met vrouw en twee kinderen naar het Canadese Toronto en zette daar de studie filosofie voort. Het was, wat ze nu noemen, een sabbatical. We verbleven in de stad in een basement met wat raampjes ter hoogte van het plafond. Omhoogkijkend zag ik benen en hondenpootjes voorbij dribbelen. Daar kantelde mijn leven. Ik sprak mezelf toe: „Hoe diep toch is Jan gedaald.” Uit dat dieptepunt groeide mijn missie, mijn roeping. Ik wilde de boer weer besef geven van zijn plaats in de natuur en in de samenleving. En bij de burger het respect terugbrengen voor de boer en de natuur. Ik gunde die stadse luitjes zo de belevenis van de boerderij. Midden in de natuur en het landschap. Waar je hutten mag bouwen, tussen de koeien leeft en op een trekker zit.

17871265.JPG
beeld Sjaak Verboom

We keerden terug naar Nederland en ik besloot in 1992 een nieuwe boerderij te bouwen. Nieuw, maar wel naar het model van grootvaders boerderij. Dat was een verzamelplaats van mensen. Waar kinderen rondscharrelden en zagen hoe kalfjes geboren worden. Waar mensen die maar niet aan werk konden komen, hielpen bij de stal of schoffelden in de moestuin.

We kunnen niet genoeg beseffen dat de natuur, de schepping, waardevol is. Wij zijn rentmeester, geen eigenaar. We mogen gebruiken, delen en doorgeven. Maar het blijft van de Schepper. Het is niet om het even hoe ik de grond die ik kreeg van voorgaande generaties op mijn beurt doorgeef. Als een intensief productiebedrijf, waar koe en grond slechts productiemiddelen zijn? Of als een groene oase waarop de boer de brede cultuur van het boer-zijn vormgeeft? In het Engels heet dat zo mooi ”agriculture”: zorg voor bodem, biodiversiteit, mooie producten en voor mensen en generaties rondom.”

Uw denken was toen geen gemeengoed. Kon u het anderen uitleggen?

„Het kraakte alle heersende codes. Maar ik ging op weg naar een meer sociaal en ambachtelijk model. Met vooral aandacht voor de directe omgeving; het regionale voedselmodel heruitvinden. Onze nieuwe boerderij kreeg een ouderwetse potstal met een aansprekend voorhuis waar ik mensen kon ontvangen. Hun uitleggen wat er op de boerderij gebeurt. Ik herinner mij hoe stadse kinderen zagen dat de koeien horens hadden en daarom zeker wisten dat het om stieren ging. Hoewel een moeizaam proces, ik bleef boer en burger verenigen, stad en platteland bijeenbrengen. En –ik ben immers een gelovige boer– schepping en Schepper.”

Maaike, uw vrouw, trok haar eigen plan?

„Maaike is een domineesdochter, die ik ontmoette in de kerk in Spakenburg. Daar verlegde mijn aandacht zich van ds. Mostert naar zijn dochter. Wauw, wat een leuk meisje is dat. Enfin, Maaike werd onderwijzeres in Rouveen en daarna mijn bondgenoot. Ze had een weergaloze belangstelling voor de natuur; bloemen, planten en zo. Ik was en bleef boer. Zag ik bij het voorerf mooi gras staan, dan dacht ik gelijk aan hooi. Tot ik ’s avonds een huilende vrouw in mijn bed had. Ik had gevoelloos de door haar gezaaide ratelaartjes afgemaaid. We sloten een compromis. Zij nam de zorg voor de 3 hectare erf voor haar rekening. Ze volgde de opleiding bos- en natuurbeheer, legde de moes- en kruidentuin aan en verzorgde de boomgaard met hoogstamfruit. Zij gaf vooral de natuur rond de boerderij weer ruimte. Inmiddels staan er 350 verschillende soorten planten en bloemen en horen er nu ontelbaar veel vogels en insecten tot ons boerenhuishouden – ons ecosysteem.”

17871263.JPG
beeld Sjaak Verboom

Wat bewoog u ten diepste? Wilde u de boeren redden, de burgers, uzelf?

„Zie het als een mix. Het gaat niet alleen om de vervreemding van boer en burger. Ik vreesde al vroeg de schaalvergroting, die natuur en bodem aantast. Waar blijven de weidevogels? Hoe gaan we om met de dieren? Wat willen we doen in die diep zuchtende schepping? De vragen die nu volop spelen. Maar ik heb ook hartstochtelijk begrip voor de boeren. Wat is nog het verdienmodel van een boer die vastgeketend zit aan alle voorwaarden die banken hanteren bij financiering? Of die moeten voldoen aan de ingewikkelde bureaucratische regeltjes van de overheid? En een retail, die de prijzen onredelijk drukt en de boer met lege handen laat staan? En hoe zit het met de burger, die geen benul meer heeft wat de waarde is en moet zijn van landbouwproducten en die niet bereid is een eerlijke prijs te betalen? Hoe doorbreek je die ketens? Hoe kom je –om het in geloofstaal te zeggen– tot een exodus, een uittocht van boer en burger, overheid en bedrijfsleven, uit de slavernij naar nieuw land? Daartoe is de ”boerderij plus” slechts een eenvoudige eerste stap, maar wel een beloftevolle.”

U kreeg in 2007 de Mansholtprijs. Een aanmoedigingsprijs, die om een vervolg vroeg…

„Die prijs is bedoeld voor mensen die op een nieuwe manier willen nadenken over voedsel, landschap en landbouw. Ik kreeg ’m omdat ik druk bezig was die boerenhoofden weer open te maken en ze te laten zien dat hun erf en land veel meer te bieden hebben; ze de agricultuur te laten herontdekken. De prijs was een aanjager om de ”Mansholtcampus” op te richten, een platform om verder te werken aan een regionaal voedselsysteem. Het is toch zot dat slechts 5 procent van wat in de buurt wordt verbouwd, ook hier wordt geconsumeerd. Laten we met elkaar proberen daar 20 à 30 procent van te maken. Bovendien is het huidige systeem heel kwetsbaar. Mijn oudste zoon, een hacker die alle digitale systemen kraakt, toont dat gemakkelijk aan.

Diep in mijn hart voel ik mij geïnspireerd door Jozef, ook zo’n dromer. Hij moet van farao een nieuw voedselsysteem opzetten. Een voorzorgprincipe voor de eigen bevolking, maar ook voor de verdere naaste. Misschien kan volgend jaar de eerste paal geslagen worden voor de Mansholtcampus. Dan bestaat de Eemlandhoeve ook dertig jaar.”

U droomt nog steeds?

„Zeker! Veel jonge boeren die ik ontmoet, hebben heel vernieuwende ideeën voor een ”boerderij plus”. Maar geen geld. Wat is het mooi als burgers die investeringen mogelijk maken. Stel dat honderd burgers elk 1000 euro inleggen. De rente wordt voldaan in natura met boerderijproducten. Dat is meer dan de bank oplevert. Ik probeerde het al uit in 2013 en had die 100.000 euro bij elkaar. Wauw, boer en burger samen verantwoordelijk maken voor de boerderij. Naast familiekapitaal en bankkapitaal weer burgerkapitaal om boeren te helpen die omslag te maken. Maar ook op de eigen boerderij valt nog wat te dromen: een natuurobservatorium, een kleine melkfabriek en groentesnijderij om Amersfoort en omgeving te bedienen met lokale producten.”

Ambities op grote en kleine schaal. Hoe verhoudt zich dat met ”de reis naar Boven”?

„Een teer punt. Een worsteling van een naakte ziel die zijn Heer aanroept, omdat hij het niet alleen kan. Omdat hij het eigenlijk helemaal niet kan. Je bent kwetsbaar, je voelt ook vaak onbegrip. Dat kan een diepe eenzaamheid geven. Ik begrijp de profeten, als ze zeggen: Neemt U liever een ander. Ik kan het niet. En herken me in Jona, die zegt: Ik stap op iedere boot, als die maar de andere kant op gaat dan de richting die God wil dat ik op ga. Je voelt ook de tegenkanting van de bureaucratische machten, de geldzucht van banken en afknijpende retail. Heel zachtjes fluister ik dan Luther na: Hier sta ik, ik kan niet anders.

17871251.JPG
beeld Sjaak Verboom

Tegelijk is het gaan van die weg ook aan zegeningen gekoppeld. In 1993 was hier nog niets, nu is het een gezegende plek. Alles gekregen. Steeds weer moet ik Calvijns ”Institutie” pakken om, vechter die ik ben, opnieuw te beseffen dat alles wat je krijgt of bereikt, een genadige gave is van Boven. Kijk eens door het raam. Die boerderij daar is van mijn buurman, de grootste boer van Eemland, misschien wel van heel Utrecht. En kijk eens hier, op de Eemlandhoeve. Hier woont de rijkst gezegende boer.”

Meer over
Het Gesprek

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer